Paul Verheijen

GERARD DAVID

Kruisafneming

Paneel en doek

Het gebruik van doek als drager voor een schildering gaat terug tot de Oudheid.
In Egypte werd reeds sedert 3600 VGJ geschilderd op linnen en hennep.
Het vond navolging in Italië onder de Romeinen en vervolgens in West-Europa tijdens de Middeleeuwen.
In het centrum van de linnenproductie nam Vlaanderen logischerwijze dit historisch gebruik over.
Slechts een zeer klein aantal schilderijen getuigt echter van de doekschilderkunst in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de 15de eeuw.
De broosheid van het doek, evenals het vochtige klimaat ten noorden van de Alpen hebben de conservering ervan erg bemoeilijkt.
Beschilderde doeken waren zo goed als verdwenen.
Afgezien van een dertigtal werken wereldwijd zijn er nog schriftelijke getuigenissen die ons inlichten over het type, de functie en de techniek ervan.

Het is bekend dat gedurende de gehele 15de eeuw de strenge reglementen van de schildersgilden de arbeidsvoorwaarden van de kunstenaars bepalen.
De broederschap van de schilders te Brugge maakt het onderscheid tussen twee categorieën: de schilders en de cleederscrivers.
Bij de eerste categorie gaat het om de paneelschilders, bij de tweede om schilders die werken op doek, te weten de kunstenaars die de decoratie verzorgen van bijvoorbeeld vaandels en banieren.
Beide groepen waren gedurende deze periode drie maal ernstig met elkaar in conflict gekomen, omdat enkele schilders zich begaven op het - blijkbaar niet goed afgebakende - terrein van de andere groep.

De grote meerderheid van de nog bewaarde 15de-eeuwse beschilderde doeken uit de Zuidelijke Nederlanden, zijn uitgevoerd met tempera.
Voor deze techniek worden de pigmenten vermengd met een bindmiddel op basis van ei en een dierlijke lijm.
Enkele zeldzame uitzonderingen tonen aan dat doeken soms ook werden beschilderd met olieverf.
Archieven die teruggaan tot de 14de eeuw maken melding van de vervaardiging van vlaggen beschilderd met olieverf vanaf 1344-1347.
Dit geldt ook voor het meer dan een eeuw later uitgevoerde en hier afgebeelde werk van Gerard David.
Karel van Mander weet in zijn Schilderboek over Gerard van Brugge - zoals hij hem noemt - niets anders dan dat men hem door Pieter Pourbus als een uitmuntend schilder erg heeft horen prijzen.

Conventionele nuances

De sombere waardigheid van de rouwfiguren en de sobere eenvoud van deze compositie maakten grote indruk op Davids tijdgenoten, die een aantal kopieën en varianten van deze Kruisafneming maakten.
In dit schilderij brengt het oliemedium de subtiele schakeringen van de koude maar levendige tinten en de nuances van de fijn weergegeven details naar voren.
Dit is bijvoorbeeld te zien in de schedel en botten die angstaanjagend prominent op de voorgrond liggen.

Gerard David houdt zich verder aan de iconografische conventies die bij een kruisafneming gebruikelijk zijn.
Johannes ondersteunt Jezus' moeder Maria die de dode hand van haar zoon kust.
Josef van Arimatea en Nikodemus halen het lichaam van het kruis.
Wie van de twee in het groen geklede vrouwen Maria Magdalena is, valt niet met zekerheid te zeggen, omdat een zalfpot ontbreekt.
Vanwege de intimiteit houd ik het op de vrouw die met haar hand Jezus' dijbeen vastpakt.
Gerard David (±1460-1523)
Kruisafneming (1495-1500)
Olieverf op doek, 143 x 112 cm
New York - The Frick Collection
2016 Paul Verheijen / Nijmegen