Paul Verheijen

GEORGES DE LA TOUR

Alexius van Edessa

Heilig onder de trap

Heiligen die bij de kalenderhervorming in 1969 door het Vaticaan van de heiligencanon zijn verwijderd, zijn iconografisch gezien vaak het meest interessant omdat hun legende beeldrijk materiaal bevat. Dat is ook het geval met Alexius van Edessa die volgens een 5e-eeuwse Syrische legende, waarin zijn naam overigens nog niet genoemd wordt, de zoon was van een rijke Romeinse patricier.

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt hem op 17 juli nogal uitgebreid:
Te Rome de heilige belijder Alexius, een zoon van de senator Euphemianus, die in de eerste nacht na zijn huwelijk zijn maagdelijke bruid en het huis van zijn vader verliet. Na een lange pelgrimstocht kwam hij in Rome terug, waar hij als een behoeftige in het huis van zijn vader gastvrij werd opgenomen en er zeventien jaren lang de wereld door zijn nog ongehoorde list misleidde en onbekend bleef. Maar na zijn dood, onder Innocentius I, werd hij erkend door een stem, die men in de kerken van Rome hoorde en door een geschrift, dat hij bij zich had, en bracht men hem onder de grootste eerbewijzen over naar de kerk van de heilige Bonifatius, waar hij schitterde door vele wonderen.
De Legenda Aurea vulde de oude Syrische versie uitgebreid aan en weet bijvoorbeeld te vertellen dat Alexius 17 jaar leefde in de voorhof van een kerk in Edessa in Syrië, waar volgens de Abgar-legende een doek met een niet door mensenhanden gemaakte beeltenis van Jezus werd bewaard. Vervolgens verbleef hij nog eens 17 jaar in het huis van zijn vader Euphemianus.
Zeventien jaar verbleef hij zo, zonder herkend te worden, in het huis van zijn vader. Toen hij door de Geest zag dat het einde van zijn leven naderde, vroeg hij om papier en inkt en stelde zijn hele leven op schrift. Op een zondag, na de plechtigheden van de mis, klonk er in het heiligdom een stem uit de hemel die sprak: 'Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u verkwikken'. Bij het horen daarvan viel iedereen van schrik op de grond. En zie, de stem klonk voor de tweede keer: 'Zoek de man Gods, opdat hij voor Rome bidt.' Ze gingen zoeken, maar vonden geen spoor. Daarop klonk het weer: 'Zoek in het huis van Euphemianus. Ze vroegen er Euphemianus naar, maar deze zei dat hij van niets wist. Toen gingen de keizers Arcadius en Honorius samen met paus Innocentius naar zijn huis. En zie, daar kwam de bediende van Alexius naar zijn heer toe en zei: 'Heer, kom eens kijken of het niet onze yreemdeling is. Dat is een man van een buitengewone levensopvatting, die lijden weet te dragen.' Euphemianus snelde erheen en vond hem al gestorven. Hij zag dat zijn gezicht schitterde als dat van een engel. Hij wilde het papier pakken dat hij in zijn handen had, maar de dode liet het niet los. Daarop ging hij naar buiten en vertelde het aan de keizers en de paus. Zij gingen het huis binnen naar de dode en zeiden: 'Al zijn wij zondaars, wij hebben het roer van het rijk in handen en deze man hier heeft de herderlijke zorg over de hele wereld. Geef ons dus dat papier, dat wij weten wat erop geschreven staat.' De paus trad naar voren en pakte het papier uit de hand van de dode en deze liet het meteen voor hem los. Hij liet het voorlezen in aanwezigheid van een grote menigte en van zijn eigen vader.
(Legenda Aurea 90,38-56)
Het lichaam van Alexius werd vervolgens midden in de stad opgebaard en als zieken dat aanraakten werden ze meteen genezen, aan welke kwaal zij ook leden. In de kerk van Bonifatius werd voor Alexius een grafmonument gebouwd van goud, parels en edelstenen, waarin het lichaam werd bijgezet.
En van dit graf verspreidde zich zo'n heerlijke zoete geur, dat iedereen dacht dat het was gevuld met welriekende kruiden.
(Legenda Aurea 90,85)
Zo sluit De Voragine zijn hagiografie over Alexius af.

Sereen

Georges de la Tour beeldt het moment uit dat de bediende van Alexius' vader het dode lichaam vindt met het beschreven papier vastgeklemd in zijn handen.
La Tour heeft zijn hele leven in Lotharingen gewerkt. Hij behoort tot de 17e-eeuwse Franse kunstenaars die door Caravaggio zijn beïnvloed, de zogeheten carravaggisten. Ook bij hem merk je een sterke nadruk op het chiaroscuro dat La Tour op zijn eigen manier interpreteert. Hij laat bijvoorbeeld de lichtbron zien, meestal - zoals hier - een kaars of fakkel. Wat hem ook typeert is dat zijn lichteffecten er niet zijn om de dramatiek van de scène te verhogen. Ze roepen een bepaalde sereniteit op.
Georges de la Tour (1593-1652)
Ontdekking van het lijk van de heilige Alexius (1647)
Olieverf op doek, 144 x 117 cm
Dublin - National Gallery of Ireland
2016 Paul Verheijen / Nijmegen