Paul Verheijen

FELIX

Welke?

Ruim veertig

De rooms-katholieke kerk kent ruim 40 zaligen en heiligen met de naam Felix.
Buiten Nederland kennen we Felix als Feliu, Felice, Felío.
De naam betekent 'vruchtbaar, gelukkig' en nogal wat personen herdoopten hun niet-christelijke naam tot Felix nadat zij zich tot het christendom bekeerd hadden, of kozen hem als pausnaam.

Vier pausen

  • Felix I - 269-274 - feestdag 30 mei
  • Felix II - 355-365 - feestdag 29 juli
    De Legenda Aurea wijdt het korte hoofdstuk 99 aan hem. Daarin is te lezen dat Felix als bisschop werd afgezet en op zijn landgoed weggehaald om te worden onthoofd.
  • Felix II - 365 Tegenpaus
  • Felix II (III) - 483-492 - feestdag 1 maart
  • Felix III (IV) - 526-530 - feestdag 30 januari
  • Felix V - 1439-1449 Tegenpaus

Nola / in Pincis

Van enkele Felix-heiligen overlappen de verschillende legendes elkaar verwarrend, omdat het gaat om drie mannen die verbonden zijn met de plaats Nola ten oosten van Napels.
  • Felix van Nola (1) - circa 260 - feestdag 14 januari
  • Felix van Nola (2) - gestorven 287 - feestdag 15 november
  • Felix in Pincis - tijd onbekend - feestdag ook op 14 januari
Hieronder volgt de hagiografie van een Felix zoals Jacobus de Voragine deze vertelt in hoofdstuk 19 van zijn Legenda Aurea.
Hij kent de hierboven genoemde verwarring mogelijk ook, maar lost die op door te vertellen over twee broers die allebei Felix heten.
Bij de eerste broer vermeldt hij dan een legendevariant.
Die broer verbindt hij met 'In Pincis', zowel vanwege een begraafplaats van die naam bij Nola als vanwege het woord subula, 'els', de rechte of gebogen priem met name bij schoenmakers in gebruik, waarmee broer 1 gemarteld werd.
Beide broers kwamen volgens De Voragine overigens uiteindelijk vredig aan hun einde.
Felix heeft de bijnaam in Pincis, ofwel naar de plaats waar hij begraven ligt ofwel naar de priemen waarmee hij, naar men beweert, gemarteld is, want pinca betekent priem. Het verhaal gaat dat hij leraar was en erg streng voor zijn leerlingen. Hii werd door de heidenen gegrepen en toen hij vrijmoedig Christus beleed, werd hij uitgeleverd aan de knapen die hij zelf had onderwezen. Dezen brachten hem met schrijfstiften en priemen om het leven. Toch beschouwt de kerk hem niet als een martelaar, maar als een belijder. Telkens als hij bij een afgodsbeeld werd gebracht om het een offer te brengen, blies hij ertegen en onmiddellijk viel het in in stukken.

In een andere legende leest men echter dat Felix door een engel naar Maximus, bisschop van Nola, werd gestuurd, toen deze op de vlucht voor de vervolging, uitgeput door honger en kou, in elkaar was gezakt. Voedsel had Felix niet bij zich, maar hij zag vlakbij aan een doornstruik een druiventros hangen. Hij perste het sap ervan in de mond van de bisschop, nam hem op zijn schouders en droeg hem naar huis. Na diens dood werd Felix tot bisschop gekozen. Toen hij eens aan het preken was en de vervolger hem zocht, glipte hij door een nauwe toegang van een bouwvallig huis en verborg zich daar. Door Gods beschikking weefden spinnen in een ommezien een web voor die toegang. Toen de vervolgers dat weefsel zagen, dachten ze dat daar wel niemand zou zijn en gingen weer weg. Daarna ging Felix naar een andere verblijfplaats en werd drie maanden lang onderhouden door een weduwe, zonder ooit haar gezicht te zien. Toen het eindelijk weer vrede was, ging hij terug naar zijn bisdom. Daar ontsliep hij in vrede. Hij werd dicht bij de stad begraven, op een plaats die Pincis genoemd wordt.

(Legenda Aurea 19,1-11)

Felix had een broer, die eveneens Felix heette. Toen men ook hem wilde dwingen de afgoden te aanbidden, zei hij: 'Jullie zijn de vijanden van jullie eigen goden. Want als jullie mij naar ze toe brengen, zal ik precies zoals mijn broer tegen ze blazen en zullen ze in stukken vallen.' De heilige had een tuin. Er waren lieden die groente van hem wilden stelen. Maar terwijl ze dachten dat ze hun plan uitvoerden, waren ze in werkelijkheid de hele nacht ijverig bezig de tuin te verzorgen. Toen de heilige hen de volgende ochtend begroette, bekenden ze hun zonde en gingen weer naar huis. Er kwamen heidenen om hem op te pakken, maar ze kregen vreselijke pijn in hun handen en ze schreeuwden het uit. Hij zei tegen hen: 'Zeg: "Christus is God" en je zult van je pijn verlost zijn.' Ze zeiden het en waren genezen. Een afgodenpriester kwam bij hem en zei: 'Heer, zie, mijn god sloeg onmiddellijk op de vlucht toen hij u zag aankomen. En toen ik hem vroeg: "Waarom vlucht u?", zei hij: "Ik kan de kracht van deze Felix niet verdragen." Als mijn god al zo bang voor u is, hoeveel te meer moet ik het dan zijn!' En nadat Felix hem in het geloof had onderwezen, liet hij zich dopen. Tot aanbidders van Apollo zei Felix: 'Als Apollo werkelijk een god is, laat hij me dan zeggen wat ik hier in mijn hand verborgen houd.' Hij had namelijk in zijn hand een papiertje waarop het gebed des Heren was geschreven. Toen Apollo geen antwoord gaf, bekeerden de heidenen zich. Ten slotte, nadat hij de mis had opgedragen en het volk de vredewens gegeven, strekte hij zich in gebed uit op de vloer en ging heen naar de Heer.
(Legenda Aurea 19,12-31)

Met Adauctus

De Voragine wijdt verder nog een kort hoofdstuk aan Felix en Adauctus (feestdag 30 augustus).
Hier zijn niet te missen overlappingen te lezen.
Felix, een priester, en zijn broer, eveneens Felix genaamd en ook priester, moesten voor Diocletianus en Maximianus verschijnen. De oudste van de twee werd naar de tempel van Serapis gebracht om daar te offeren, maar hij blies het beeld in het gezicht en het viel ogenblikkelijk in stukken. Zo werd hij ook naar het beeld van Mercurius gevoerd; hij blies ertegen en ogenblikkelijk viel het in stukken. De derde keer werd hij naar het beeld van Diana gebracht en deed het nog een keer. Hij werd op het folterpaard gepijnigd en daarna, de vierde keer, voerde men hem naar een aan de afgoden gewijde boom, om daar te offeren; hij knielde neer en bad, blies tegen de boom en wierp hem om met wortel en al, en door het neerstorten van de boom verpletterde hij het beeld met het altaar en de tempel. Toen de prefect dit hoorde, gaf hij bevel hem ter plaatse te onthoofden en zijn lichaam aan wolven en honden prijs te geven. Toen sprong er ineens iemand naar voren die vrijmoedig verkondigde dat hij christen was. De twee kusten elkaar hartelijk en werden samen onthoofd. De christenen kenden de naam van die tweede niet en noemden hem 'De Toegevoegde' *, omdat hij zich bij sint Felix had gevoegd om de martelaarskroon te ontvangen. De christenen begroeven hen in de kuil die de boom had achtergelaten. Toen heidenen hen wilden opgraven, werden ze onmiddellijk door de duivel gegrepen.
Zij stierven de marteldood omstreeks het jaar des Heren 287.

(Legenda Aurea 122,1-12)
* Adauctus in het Latijn
2016 Paul Verheijen / Nijmegen