Paul Verheijen

MATTHIAS GRÜNEWALD

Isenheim altaar - Aanzicht 1

Zijpanelen

Het eerste en meest bekende aanzicht werd waarschijnlijk getoond in de Adventtijd en Vastentijd.
Iconografisch gezien bevat het altaarstuk verschillende ongebruikelijke elementen.
Op de beide zijpanelen zijn Sebastianus en Antonius afgebeeld.
Het staat niet met volledige zekerheid vast welk panelen oorspronkelijk rechts en links hebben gezeten.
Zoals het werk sinds 1965 wordt tentoongesteld is op het linkerpaneel de heilige Sebastiaan, de martelaar met de pijlen en beschermer tegen de pest, afgebeeld.
Opvallend is dat hij niet, zoals gewoonlijk is vastgebonden aan een boom, maar nu staat voor een zuil.
Op de achtergrond houden engelen zijn martelaarskroon, boog en pijlen vast.

Op het rechterpaneel staat de heilige Antonius Abt, hier met gespleten baard, de tau-bisschopsstaf en rechtsboven een vrouwelijke duivel die een glas-in-loodraam inslaat.
Net als Sebastianus op het linkerpaneel staat ook Antonius voor een zuil.

Mogelijk verwijzen beide zuilen naar de twee bronzen zuilen bij de voorhal van de tempel van Salomo die luisterden naar de namen Boaz (=in Hem is sterkte) en Jakin (=JHWH geeft vastheid) (1 Koningen 7,15-22).

Middenpaneel

Uiterst links, in het wit, Maria, gesteund door Johannes de Evangelist met een ongewoon lange rechterarm.
De bijna flauwvallende Maria is gekleed in maagdelijk wit, hetgeen ook een prelude kan zijn op Jezus' lijkwade.
Knielend zie je Maria Magdalena met de zalfpot met daarop het jaartal 1515.
In een smeekbede strekt ze haar gevouwen handen uit naar Christus.
Rechts staat Johannes de Doper.
Zeer bijzonder omdat hij ten tijde van Jezus’ kruisiging allang was onthoofd.
Aan zijn voeten zie je zijn bekendste attribuut, het lam (vanwege zijn uitspraak over Jezus zie het Lam Gods).
Het bloed van het lam wordt in een kelk opgevangen.
De achter hem geprojecteerde tekst lijkt uit zijn mond te komen: Illum oportet crescere, me autem minui.
Hij moet groter worden, ik kleiner (Johannes 3,30), een tekst waarmee de immer bescheiden Doper al geruime tijd voor Jezus' dood aangaf hoe de verhoudingen lagen.
Er is een preek van Augustinus bewaard gebleven waarin hij het ‘groter’ en ‘kleiner’ in deze tekst koppelde aan de zonnewendes.
25 december (feestdag geboorte Christus) gaat de zon langer schijnen, 24 juni (feestdag geboorte Johannes de Doper) juist weer korter.
Opvallend aan de kruisigingscène is het in verhouding zeer grote en verminkte lichaam van Jezus, dat veel gruwelijker is uitgebeeld dan destijds gebruikelijk.
Let op details als de spijkers door de voeten, de verkrampte vingers, de enorme doornenkroon, stekels van de geseling in zijn lichaam, blauwe lippen, zichtbare tong en tanden en de gescheurde rafelige lendendoek.
Doordat de verhoudingen niet kloppen, treedt een soort hiërarchie naar voren: Christus het grootst, dan De Doper, Maria en Johannes de Evangelist en tot slot Maria Magdalena het kleinst.

De lotsverbondenheid van deze gruwelijk lijdende Christus met de Antoniusvuurzieken is duidelijk.
Mogelijk dat hier De Imitatione Christi, Over de Navolging van Christus, van Thomas a Kempis een rol heeft gespeeld.
Deze titel is de verzamelnaam voor vier traktaten van Thomas a Kempis (ca. 1380 – 1472), waarvan het oudste dateert uit 1424.
Het werk werd in 1471-1472 te Augsburg gedrukt en honderden keren herdrukt.
Het was na de Bijbel het meest verspreide boek van de late middeleeuwen.
Het volgende citaat hieruit zou de intenties van Grünewald met de kruisigingscène goed kunnen weergeven:
Indien het hemelse te verheven is voor uw gedachten, berust dan in het lijden van Christus, en woont gaarne in zijn heilige wonden.
Want zo gij met liefde uw toevlucht neemt tot de wonden en dierbare wondtekenen van Jezus, zo zult gij een grote versterking in het lijden gevoelen; gij zult u weinig bekommeren om de verachting der mensen en al hun lasterwoorden licht verdragen.
(Traktaat 2, Hoofdstuk 1, paragraaf 4)

Ook zijn er parallellen aan te wijzen met de visioenen die Birgitta van Zweden heeft gehad.
Deze visioenen leggen eveneens een grote nadruk op het lijden van Christus en de "deelname" daaraan door de biddende gelovigen.

Het opschrift INRI beantwoordt aan de gangbare iconografie.
Grünewald heeft het opschrift geschilderd als een soort oorkonde met twee zegellakstempels aan weerszijden en bevestigd op een houten bordje. Wanneer de luiken worden geopend wordt het linkerzegel verbroken. De vraag is dan of hier enige symboliek aan ten grondslag ligt.

Predella

Op de predella is rechts onduidelijk wie hier wordt afgebeeld in het rode gewaad.
Hij lijkt op de apostel Johannes die bij het kruis staat, hoewel hij in de evangeliën niet wordt genoemd bij Jezus’ graflegging.
Mogelijk is het daarom Josef van Arimatea.
Samen met Jezus’ moeder Maria en daarachter Maria Magdalena betreurt hij het dode lichaam van Christus voordat het in het graf wordt gelegd.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen