Paul Verheijen

JUSTA & RUFINA

Pottenbaksters

Twee vrouwelijke heiligen worden samen op 19 juli in het Martyrologium Romanum genoemd.
Te Sevilla in Spanje het lijden van de heilige maagden Justa en Rufina. Zij werden door de landvoogd Diogenianus in hechtenis genomen en eerst op de pijnbank uiteengereten. Daarna werden zij met de kerkerstraf, uithongering en allerlei kwellingen gefolterd. Uiteindelijk heeft Justa in de kerker de geest gegeven; Rufina echter heeft men om haar belijdenis van de Heer de hals gebroken
Zoals meestal is dit martelaarsboek karig met historische feiten en gedetailleerd in de folterbeschrijvingen.
Een legende uit de zesde eeuw meldt dat Justa en Rufina dochters waren van een pottenbakker in Sevilla.
Op een dag omstreeks het jaar 304 passeerde een processie ter ere van een heidense vruchtbaarheidsgod hun huis.
Processiegangers braken enkele potten.
Justa en Rufina vernielden hierop het beeld van de afgod.

Een andere variant weet te melden dat de beide zussen veel geld aan de armen gaven en hun vader hielpen bij de verkoop van het door hun vader gemaakte vaatwerk.
Toen enkele vrouwen in hun winkel kwamen om vaatwerk te kopen voor een offer aan de godin Venus, weigerden Justa en Rufina dit.
De koopsters vernielden daarop al het aardewerk.
Justa en Rufina bleven niet achter en vernietigden op hun beurt het Venusbeeld.
Ze werden aangeklaagd bij de landvoogd wegens heiligschennis met het bekende gevolg (zie Roomse Martelaarsboek).

Sinds de 'katholieke' koning Ferdinand III de Heilige rond 1240 een kerk en een klooster liet bouwen op de plek waar volgens de legende Justa en Rufina waren gemarteld, worden de gezusters vooreerst in Sevilla, later in Andalusië en uiteindelijk in heel Spanje tot Zuid-Frankrijk vereerd tot op de dag van vandaag.
Justa en Rufina zouden de bijna honderd meter hoge klokketoren in Sevilla, de Giralda (de weerhaan), een voormalige minaret, voor blikseminslagen en aardbevingen behoeden.
Terzijde: in 1355 werd de spits door een aardbeving wél verwoest, waarna de huidige opbouw werd gerealiseerd.

De verering van Justa en Rufina is opmerkelijk te noemen wanneer je bedenkt dat het op verschillende vroegchristelijke kerkvergaderingen verboden werd om door middel van provocatie het martelaarschap uit te lokken.

Laat-antieke berichten spreken over vruchtbaarheidsprocessies die in Spanje gehouden werden ter ere van Adonis.
Hierbij droeg men aardewerken potten mee, waarin zaden gepoot waren die tijdens de processie ontkiemden.
We zouden hier kunnen denken aan pompoenzaden die razendsnel kunnen uitlopen.
Het godenbeeld werd in een put geworpen en er vervolgens weer uitgehaald ten teken van wederopleving.
Het is duidelijk dat de legende van Justa en Rufina hiermee raakvlakken vertoont.

Andere zusters?

Verwarring en/of vermenging kan zijn ontstaan met Justa, Justina en Henedina die op 14 mei in het Roomse Martelaarsboek worden herdacht zonder verdere details.
Volgens sommige overleveringen betreft het hier drie zusters, maar het is onduidelijk of daarmee een familieband wordt aangeduid, of dat er bedoeld wordt, dat zij in gelovige zin zusters waren: zusters in Christus.
Dat laatste is het meest waarschijnlijk, want er zijn ook berichten die erop duiden, dat Justina en Henedina leerlingen waren van Justa.
Zij waren woonachtig op het eiland Sardinië en stierven de marteldood te Cagliari of Sassari ten tijde van keizer Hadrianus (117-138).
2016 Paul Verheijen / Nijmegen