Paul Verheijen

MICHELANGELO

MOZES

Paus Julius II

Julius II (paus van 1503-13) gaf Michelangelo de opdracht om een praalgraf voor hem te ontwerpen en te bouwen in de Sint-Pieter.
Giuliano della Rovere kreeg als paus de bijnaam il terribile, 'de verschrikkelijke' en werd een van de bekendste renaissancepausen.
Hij had zijn kerkelijke carrière te danken aan zijn oom, Sixtus IV (paus van 1471-84) die Giuliano benoemde tot bisschop en korte tijd later al tot kardinaal van de basiliek San Pietro in Vincoli.
Giuliano wilde tot elke prijs het voorbeeld van zijn oom volgen en ook paus worden.
Om dat doel te bereiken probeerde hij de andere kardinalen te overtuigen hem te kiezen.
Zijn grootste tegenstander was de Spaanse kardinaal Rodrigo de Borja y Borja, beter bekend als Rodrigo Borgia, die in 1492 tot paus Alexander VI gekozen werd.
Door simonie werd Giuliano uiteindelijk eind oktober 1503 tot paus gekozen, als opvolger van Pius III, de opvolger van Alexander, die na slechts vier weken in het ambt was gestorven.
Hij stelde zich ten doel het onder Alexander VI grotendeels verloren gebied van de Kerkelijke Staat terug te winnen.
Ook de heropbouw van de stad Rome kreeg zijn volle aandacht.
Koos hij zijn pausnaam als eerbetoon aan Julius Caesar of gewoon omdat dit ook leek op zijn wereldlijke roepnaam in het Latijn was?
Al voor zijn pontificaat had Giuliano diverse bouwkundige projecten op zich genomen, zoals de verbetering van de vestingwerken in Ostia en Rome.
Hij wordt beschouwd als de oprichter van het Vaticaans museum.
Voor de restauratie en decoratie van de verschillende kerken en paleizen werden opdrachten verleend aan tal van kunstenaars, zoals Pollaiolo, Perugino, Pinturicchio, Il Sodoma en Bramante, waarvan er twee grote naam zouden maken: Michelangelo en Rafaël.
Voor al deze projecten steunde hij op Agostino Chigi, een bevriende bankier uit Siena, die door de paus aangesteld werd als zijn financiële adviseur.
Om de macht van de Florentijnse bankiers te breken richtte Chigi diverse financiële instellingen op.
De familienaam Rovere betekent 'eik' en het symbool in het wapen van deze paus is dan ook een (winter)eik.
Afbeelding: Rafaël - Paus Julius II (1511), olieverf op populierhout, 109 x 81 cm (Londen - National Gallery)

Grafmonument

Michelangelo maakte minstens zes verschillende ontwerpen voor het grafmonument (zie afbeeldingen links en midden), allemaal met een kolossale constructie, maar dit project werd nooit volledig voltooid.

Beschrijvingen van dit ontwerp (zie bijvoorbeeld van Vasari hieronder) wijken echter af van de twee hier afgebeelde ontwerpen van Michelangelo.
Uiteindelijk werd gekozen voor het zesde ontwerp, in vergelijking met eerdere ontwerpen een relatief eenvoudig praalgraf tegen een muur, maar niet in de Sint-Pieter.
Het werd geplaatst in de San Pietro in Vincoli met minder dan één derde van de oorspronkelijk geplande beelden (afbeelding rechts).

Het beeld van Mozes middenin is door Michelangelo zelf gemaakt.
De beelden van Rachel en Lea aan Mozes' zijde staan respectievelijk voor het contemplatieve en het actieve leven.
Ze zijn ook door Michelangelo gemaakt, maar met hulp van Rafaël van Montelupo.
De overige sculpturen zijn door leerlingen gebeeldhouwd.

De slaven


Michelangelo vervaardigde voor het graf nog acht bewaard gebleven, deels niet voltooide, beelden die een redelijk beeld geven van de oorspronkelijke plannen van Michelangelo voor het grafmonument.
  • 1- Opstandige Slaaf, 1513-16, 215 cm hoog (Parijs - Louvre)
  • 2- Stervende Slaaf, 1513-16, 229 cm hoog (Parijs - Louvre)
  • 3- Jonge Slaaf, 1530-33, 256 cm hoog (Florence - Galleria dell'Accademia)
  • 4- Atlas, 1520-23, 277 cm hoog (Florence - Galleria dell'Accademia)
  • 5- Gebaarde Slaaf, 1530-33, 263 cm hoog (Florence - Galleria dell'Accademia)
  • 6- Ontwakende Slaaf, 1530-33, 267 cm hoog (Florence - Galleria dell'Accademia)
  • 7- Hurkende jongen, 1530-34, 54 cm hoog (Sint Petersburg - Hermitage)
  • 8- Victorie, 1530-33, 261 cm hoog (Florence - Palazzo Vecchio)

Giorgio Vasari in zijn Vite over dit project



[Michelangelo werd] door Julius naar Rome ontboden om er diens grafmonument te maken, en als reisgeld ontving hij van de pauselijke gezanten honderd scudi. Maar toen hij eenmaal in Rome was, gingen er maanden overheen eer men hem ergens aan liet beginnen. Uiteindelijk echter koos de paus voor een ontwerp van hem: een optimale getuigenis van Michelangelo's talent, want in schoonheid, trots, grootse ornamenten en rijkdom aan beelden overtrof het alle antieke en keizerlijke graftomben. Dit deed de paus verlangen naar meer, en zo werd besloten dat men zou beginnen met de verbouwing van de Sint-Pieter te Rome, opdat de tombe daarin een plaats zou kunnen krijgen [...]. Dus ging Michelangelo vol goede moed aan het werk, en om te beginnen ging hij naar Carrara teneinde daar, samen met twee helpers, al het benodigde marmer te halen, waartoe hij van Alamanno Salviati te Florence duizend scudi ontving; zonder ander geld of inkomen bracht hij acht maanden in de bergen door, waar de enorme rotysen hem inspireerden tot tal van ideeën voor grote, in de groeven uit te hakken beelden, teneinde een aandenken aan zichzelf achter te laten, zoals ook de ouden dat hadden gedaan. Toen hij al het marmer bij elkaar had, liet hij het naar de haven en vandaar per schip naar Rome brengen, waar het halve Sint- Pietersplein ermee gevuld werd, rondom de Santa Caterina en tussen de kerk en de corridor die nar het Castello voert, alwaar Michelangelo het vertrek had ingericht om er de figuren en de rest van het grafmonument te vervaardigen; en opdat hij hem gemakkelijk kon komen opzoeken om hem te zien werken, had de paus een ophaalbrug laten aanbrengen van de corridor naar het vertrek, wat tot een grote familiariteit tussen hen leidde, hoewel deze gunsten Michelangelo mettertijd aanzienlijke last en ellende bezorgden, en veel nijd teweegbrachten bij zijn kunstenaars.

Van dit werk vervaardigde Michelangelo - tijdens het leven van Julius en na diens dood - vier beelden voltooid en acht in ruwe vorm [...]. Om de grandeur van het geheel zo groot mogelijk te doen zijn, wilde hij dat het vrij zou staan, zodat men het van alle kanten zou kunnen zien, en bij een breedte van twaalf bracchio's (Een Florentijnse 'braccio', 'arm' is ±58 cm) bedroeg de lengte achttien bracchio's, zodat de basis de verhoudingen bezat van anderhalf vierkant. Geheel rondom, aan de buitenzijde, bevond zich een reeks van nissen, van elkaar gescheiden door grensbeelden (in de vorm van geklede borstbeelden) die met het hoofd de eerste lijst ondersteunden, en elk grensbeeld hield, in een vreemde, zonderlinge houding, een naakte gevangene geboeid voor zich, die met zijn voeten rustte op een uitbouw van een basement. Met deze gevangenen werden alle door de Pontifex onderworpen en aan de apostolische Kerk onderhorig gemaakte provincies bedoeld; en dan waren er verschillende andere figuren, namelijk alle vrije kunsten en wetenschappen, die eveneens geboeid waren en aldus lieten zien aan de dood te moeten gehoorzamen, niet minder dan de Pontifex zelf, die een zo eerzaam gebruik van hen maakte. Op de hoeken van de eerste lijst zouden vier grote figuren komen: het Actieve en het Contemplatieve Leven, en Paulus en Mozes. Boven de lijst rees de tombe in steeds kleiner wordende treden op, voorzien van een fries met bronzen tafereln en van andere figuren, putti en ornamenten alom; en bovenaan stonden ten slotte twee figuren, van wie een de Hemel voorstelde, die lachend een lijkbaar op haar schouders droeg, terwijl het de ander, Cibele, godin van de aarde, leek te spijten dat zij op de wereld achterbleef, verstoken van elke deugd door de dood van deze man; de Hemel daarentegen lachend dat zijn ziel tot de hemelse glorie was overgegaan. Het geheel was zo ontworpen dat men er aan de kopse kanten in en uit kon gaan, tussen de nissen door, en daarbinnen kon je wandelen als in een tempel in ovaalvorm, met in het midden de doodkist waarin het lichaam van de Paus zou worden gelegd; ten slotte zouden op dit werk al met al veertig marmeren beelden komen, los van andere scènes, putti en ornamenten, terwijl alle lijsten en andere archtectonische elementen van snijwerk voorzien zouden zijn. Ter meerder gemak regelde Michelangelo het zo dat een aantal van de marmerblokken voor hem naar Florence werden gebracht, waar hij van plan was zo nu en dan de zomer door te brengen, om de slechte lucht in Rome te ontvluchten; daar voerde hij, in verscheidenen delen, één zijde van het grafmonument geheel en al uit, en eigenhandig voltooide hij te Rome twee gevangenen, goddelijk werk, en nog andere beelden, die sindsdien nimmer zijn overtroffen; overigens zijn ze nooit voor de tombe gebruikt [...]. Verder maakte hij in Rome acht beelden in ruwe vorm, en zo ook in Florence, alwaar hij bovendien een overwinnaar voltooide, boven op een gevangene [...].

Ten slotte werd men het over de bestemming van dit werk eens: van de vier zijden werd een van de beide korte opgebouwd in de San Pietro in Vincoli. Men zegt dat Michelangelo aan de Mozes bezig was, de resterende marmerblokken voor deze tombe, die te Carrara waren achtergebleven, aankwamen te Ripa, vanwaar men ze bij het overige marmer op het Sint-'pietersplein liet brengen, en omdat degenen die ze gebracht hadden betaald moesten worden, ging Michelangelo, zoals hij gewoon was, naar de paus; maar omdat Zijne Heiligheid die dag iets belangrijks te dien had inzake de Bolognese kwestie, ging Michelangelo terug naar huis en betaalde hij de marmerblokken zelf, menende dat Zijne Heiligheid dit snel met hem zou regelen.Een paar dagen later ging hij terug om met de paus te spreken, maar hij bleek niet naar binnen te kunnen, want een palfrenier zei hem geduld te oefenen, daar hij opdracht had hem niet binne te laten. Hierop zei een daar aanwezige bisschop tegen de palfrenier: 'Jij kent deze man misschien niet.' 'Dat weet ik maar al te goed,' zei de palfrenier,' maar ik ben hier om te doen wat mijn superieuren en de Paus me hebben opgedragen.' Deze behandeling - naar hem leek tegengesteld aan wat hij tot dan toe gewoon was - stond Michelangelo niet aan, en verbolgen gaf hij de palfrenier van de paus opdracht om Zijne Heiligheid, mocht deze hem nog eens willen zien, maar te zeggen dat hij vertrokken was; hij ging terug naa zijn werkplaats en die nacht om twee uur steeg hij te paard, het aan twee dienaars overlatende om al het huisraad aan de joden te verkopen, waarna ze hem moesten volgen naar Florence, waarheen hij zich op weg begaf. Eenmaal in Poggibonsi, op Florentijns grondgebied, kon hij veilig halt houden; het duurde echter niet lang of er verschenen vijf koeriers met de brief van de paus om hem mee terug te brengen, maar ondanks hun smeekbeden, en ondanks de brief waarin hem bevolen werd om, indien hij niet in ongenade wilde vallen, naar Rome terug te keren, wilde hij er niet van horen; uiteindelijk echter haalden de koeriers hem ertoe over een paar woorden aan Zijne Heiligheid te schrijven dat deze hem zou willen vergeven dat hij niet meer bij hem terugkwam, omdat hij hem als triest man had weggejaagd, en dat hij dit als trouwe dienaar niet had verdiend, en dat hij maar op zoek moest gaan naar een ander om hem te dienen.

'Amico di Dio'

Michelangelo toont Mozes in zittende houding, met de Tien Geboden onder zijn arm terwijl hij met zijn handen in zijn baard grijpt.
Hij rust uit nadat hij deze heeft ontvangen en van de Sinaï af is gedaald.
Beneden ziet hij de mensen rond het gouden kalf dansen en is hij woedend.
Michelangelo heeft Mozes' hoofd gedraaid, wat bijdraagt aan het schrikwekkend gezicht dat het beeld heeft.
Is hier tevens de krachtige persoonlijkheid van paus Julius II verbeeld?
Deze paus had als bijnaam Il Terribile, 'de Verschrikkelijke'.
Zelf vond hij dat het kunstwerk van Mozes zijn meest levensechte realisatie was.

Het verhaal gaat dat toen Michelangelo met de rechterknie van Mozes klaar was, hij zei Perché non parli?, 'Waarom praat je niet!'.
Dit sprak hij terwijl hij met zijn hamer op de knie van Mozes sloeg.
In het beeld is op de rechter onbedekte knie van Mozes een barst te zien.
Dit 'litteken' heeft waarschijnlijk het verhaal teweeggebracht.

Een ander 'feit' is dat Michelangelo volgens sommigen ook een heel klein zelfportret verwerkt zou hebben in een van de plukken van zijn omvangrijke baard.
Om dit te zien moet je veel fantasie hebben.

Een derde anekdote weet te melden dat Mozes je voortdurend met zijn boze blik blijft volgen, als je de kerk verlaat.
Als dit alles niet waar is, is het toch mooi gevonden.

Vasari heeft enorme bewondering voor deze Mozes.
Binnen zijn beschrijving van het grafmonument-project (zie boven) zegt hij:
Michelangelo voltooide de Mozes, een vijf bracchio's hoog marmeren beeld waarvan de schoonheid nimmer door enig modern werk geëvenaard zal worden, zoals trouwens ook geen enkel antiek werk het evenaart; Mozes namelijk, in een bijzonder ernstige houding gezeten, legt een arm op de tafelen die hij met één hand vasthoudt, terwijl hij met de andere hand zijn lange, goed verzorgde baard grijpt, die zodanig in het marmer is uitgevoerd dat de haren (zo moeilijk als ze in beeldhouwkunst zijn weer te geven) uiterst fijnzinnig zijn gedaan, zacht, donzig, in strengen, en zo ongelooflijk stijlvol dat de beitel tot penseel lijkt te zijn geworden; en het gelaat - dat beslist het air heeft van zowel een waarachtige Heilige als van een schrikwekkende vorst - is zo schoon dat een ieder die het beschouwt de behoefte voelt hem te verzoeken de doek voor zijn gelaat te doen, zo stralend en blinkend verschijnt het. En niet alleen is de goddelijkheid die God op Mozes' heilig gelaat had gelegd bijzonder goed door Michelangelo in het marmer weergegeven, ook zijn gewaad met prachtig neervallende zomen uitgehouwen en afgewerkt, en de armen met hun spieren en de handen met hun botten en pezen zijn fraai en volmaakt uitgevoerd, evenals de benen, de knieën en de voeten in hun zo zorgvuldig vervaardigde schoeisel, en elk onderdeel van het werk is zo vakkundig gedaan dat Mozes nu meer dan ooit vriend van God (Amico di Dio) genoemd kan worden, want door de handen van Michelangelo heeft God het lichaam van Mozes, veel eerder dan dat van wie ook, willen herstellen en in gereedheid brengen voor de opstanding. En laten de joden het beeld blijven bezoeken, zoals ze nu elke sabbat doen, mannen zowel als vrouwen, als spreeuwen - en het aanbidden: want niet iets menselijks, maar goddelijks aanbidden zij.
Michelangelo Buonarroti (1475-1564)
Mozes (1513-16)
Carraramarmer, 235 cm
Rome - San Pietro in Vincoli
2016 Paul Verheijen / Nijmegen