Paul Verheijen

JAN STEEN

Mozes en de kroon van de farao

Huilende peuter

Een buiten-bijbels verhaal 'verklaart' waarom Mozes bij de brandende braambos tegen God zegt dat hij geen goed spreker is.
Jan Steen schildert hier deze anekdote. Hij heeft Mozes en de kroon van de farao met de eropvolgende proef met de gloeiende kolen in beeld gebracht met aandacht voor houdingen en gezichtsuitdrukkingen.
Hij geeft het een originele invulling door Mozes als huilende peuter neer te zetten.
De hoofdpersonen springen in het oog door het glanzende satijn van hun kleding, terwijl de bijfiguren geschilderd zijn een een wat donkerder palet op de achtergrond.
De kleine Mozes zoekt zijn toevlucht in de armen van zijn moeder, wijzend op zijn verbrande mond.
Deze weergave van een huilend geschrokken kind is uit het leven gegrepen.
Achter de rug van het kind getuigen de kapotte kroon, de buidel met goudstukken en de komfoor met gloeiende kolen van wat zich even daarvóór heeft afgespeeld.
Een knielende bediende, die is gekleed in een kostuum dat oogt als een page-livrei, houdt de komfoor vast, terwijl hij zijn gezicht afwendt van de hitte.

De hellebaarden van de omstanders duiden op het gevaar voor Mozes.
Met een diepe frons op zijn voorhoofd en onderuitgezakt luistert de farao naar het gefluister in zijn oor.
Zijn hoofd steunt op zijn rechterarm en met zijn andere hand knijpt hij stevig in zijn scepter alsof hij Mozes ermee wil slaan of vermoorden.
De fluisterende raadgever met grimas op zijn gezicht, draagt een bladerkrans op zijn kale hoofd en aan zijn riem een dolk, geldbuidel en sleutelbos.
De ook knielende dochter van de farao drukt onder de troon Mozes tegen zich aan.
Met haar rechterhand maakt ze een smekend gebaar.
Haar profiel steekt af tegen de donkerblauwe mantel van haar vader.
Het leeuwenhondje rechts, met een belletjeshalsband om zijn nek, kijkt ons vanuit zijn ooghoeken aan.

Aäron

De man die vol ontzetting zijn linkerhand heft is vermoedelijk Mozes' oudere broer, de priester Aäron.
In het bijbelboek Exodus staat in hoofdstuk 28 uitgebreid beschreven hoe Aäron en zijn vier zonen als priester gekleed dienen te zijn, waaronder een tulband.
Op de zoom van het bovenkleed moeten bijvoorbeeld granaatappeltjes met gouden belletjes ertussen worden aangebracht.
Christelijke kunstenaars stelden echter joodse priesters vaak voor met een mijter die lijkt op een maansikkel.
De religie van Mozes was immers de nacht die aan de christelijke dag vooraf is gegaan en joodse priesters dienden de god van de aardse nachtelijke vruchtbaarheid.
Steen schildert zo'n maansikkelmijter die verder nog met edelstenen en parels is versierd.
Aäron draagt er nog een hoofddoek onder van een donkere kleur en op de zoom van zijn zien we iets dat op de granaatappeltjes en belletjes zouden kunnen verbeelden.

Studietekening


Dit is het enige schilderij van Steen waarvan een studietekening bewaard is gebleven.
Het bovenlichaam van de farao is getekend op een uitgeknipt stuk papier, waarschijnlijk ter correctie van de versie daaronder.
Een belangrijk detail op de tekening dat op het schilderij ontbreekt, is het afgodsbeeldje dat links van de kroon op de grond ligt.
Jan Steen volgt hier een versie van de midrasj-anekdote waarin Mozes niet de kroon op zijn hoofd zet, maar die vertrapt, omdat zich op de kroon een afgodsbeeldje bevindt.
Jan Steen (1626-1679)
Mozes en de kroon van de farao (±1670)
Olieverf op doek, 78 x 79 cm
Den Haag - Mauritshuis

Pen en penseel met papiercorrectie, 22 x 27 cm
Oxford - Ashmolean Museum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen