Paul Verheijen

VERMEER

Christus bij Marta en Maria

Gezusters

Toen ze verder trokken ging Hij een dorp in, waar Hij gastvrij werd ontvangen door een vrouw die Marta heette. Haar zus, Maria, ging aan de voeten van de Heer zitten en luisterde naar zijn woorden. Maar Marta werd helemaal in beslag genomen door de zorg voor haar gasten. Ze ging naar Jezus toe en zei: ‘Heer, kan het U niet schelen dat mijn zus mij al het werk alleen laat doen? Zeg tegen haar dat ze mij moet helpen.’ De Heer zei tegen haar: ‘Marta, Marta, je bent zo bezorgd en je maakt je druk over zoveel dingen. Er is maar één ding noodzakelijk. Maria heeft het juiste gekozen, en dat zal haar niet worden ontnomen.’
(Lucas 10,38-42)
De twee zussen komen verder nog voor in het evangelie volgens Johannes 11,1-44 waar Marta hard naar buiten rent om Jezus te ontmoeten, als hun broer Lazarus gestorven is.
Maria blijft dan thuis, en gaat pas later naar Jezus toe.
Maria is de vrouw die in Johannes 12,1-11 Jezus’ voeten zalft met dure nardusolie en ook hier is Marta degene die bedient bij de maaltijd die ter ere van Jezus wordt gehouden vanwege Lazarus' opwekking uit de dood.

Uitzonderlijk

Johannes Vermeer heeft maar een klein oeuvre nagelaten, niet meer dan 36 schilderijen.
Het hier afgebeelde schilderij is een van de weinige van hem met een religieus onderwerp.
Vermeers signatuur - Een V en M in monogram gevolgd door eer - is geschilderd boven op de zijkant van het krukje waarop Maria zit.
Het is een van zijn vroege werken, eveneens vrij uitzonderlijk in zijn nalatenschap.
Kunsthistorici wijzen in dit verband op het feit dat Vermeer wat het schilderen van bijvoorbeeld plooien betreft nog wel wat te leren had.

Duidelijk is dat Vermeer - mogelijk opgeleid door Leonaert Bramer (1596-1674) - aan het begin van zijn carrière de ambitie had historieschilder te worden.
Het schilderij wijkt sterk af van de latere werken, hoofdzakelijk interieurs.
Het historiestuk was in de 17e eeuw het hoogst haalbare, omdat hiervoor eerst een schriftelijke bron moest worden bestudeerd.
Daarna moest de kunstenaar zijn verbeeldingskracht gebruiken om het verhaal op doek tot leven te brengen.
De juiste schikking van de figuren en een overtuigende weergave van emoties waren daarbij belangrijk.

Opvallend zijn de uitzonderlijke maten en het schilderij is daarmee het grootste werk dat we kennen van zijn hand.
Naast de grootte van het schilderij is ook de grauwe achtergrond anders dan gebruikelijk was voor Vermeer.
Veel van zijn schilderijen toonden juist een helder verlichte ruimte.
Waarschijnlijk leende de schilder vrijelijk elementen uit werk van vooral Italiaanse meesters, waaronder het gezicht van Jezus en een retorische pose in het gebaar met de rechterhand.

Brood

We zien een aandachtig luisterende Maria en haar druk doende zus Marta tegen wie Jezus - met stralenkrans - zegt dat Marta er beter aan doet ook te komen luisteren.
Vermeer verbindt deze drie losse personen door hun blikken en gebaren.
Hij brengt het verhaal daarmee terug tot zijn essentie, want van de 'gasten' in het huis is niets te zien.
Elk va de drie personages is sterk op een ander betrokken.
  • Marta is alleen betrokken op Jezus: haar lippen staan iets uiteen, omdat zij Jezus een vraag stelt.
  • Jezus is betrokken op beide zussen: zijn ogen zijn gericht op Marta wier vraag hij beantwoordt door met zijn rechterarm en -hand veelbetekenend naar Maria te wijzen, die Marta ten voorbeeld gesteld wordt.
  • Maria is alleen betrokken op Jezus: zij zit vlak tegen Jezus' onderbenen aan en kijkt met haar hoofd steunend op haar rechterhand naar hem, misschien raakt ze hem zelfs aan.
Merk op dat er dus geen betrokkenheid is tussen Marta en Maria.
Daarvoor verschillen de zussen teveel, lijkt Vermeer te suggereren.

Het middelpunt van de compositie is het mandje met een brood dat Marta op tafel zet.
Vermeer sluit vermoedelijk aan bij de versie van het bijbelverhaal zoals Johannes het heeft opgeschreven.
Het brood des levens is in zijn evangelie een centraal thema.
‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Maar Ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u Me gezien. Iedereen die de Vader Mij geeft zal bij Mij komen, en wie bij Mij komt zal Ik niet wegsturen, want Ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat Ik zelf wil, maar om te doen wat Hij wil die Mij gezonden heeft. Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat Ik niemand van wie Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat Ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat Ik hen op de laatste dag laat opstaan.’ De Joden begonnen te protesteren omdat Hij zei dat Hij het brood was dat uit de hemel was neergedaald. ‘Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? We weten toch wie zijn vader en moeder zijn? Hoe kan Hij dan zeggen dat Hij uit de hemel is neergedaald?’ Jezus zei: ‘Houd op met protesteren. Niemand kan bij Mij komen tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem bij Me brengt, en Ik zal hem op de laatste dag laten opstaan. Het staat geschreven in de Profeten: “Zij zullen allemaal door God onderricht worden.” Iedereen die naar de Vader luistert en van Hem leert, komt bij Mij. Niet dat iemand ooit de Vader gezien heeft – alleen Hij die van God komt, heeft Hem gezien. Werkelijk, Ik verzeker u, wie gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het brood dat leven geeft. Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.’
(Johannes 6,35-51)
Wil Vermeer ons laten zien dat Jezus de woorden die hij in het citaat uitspreekt in een openbare toespraak, nu tot Marta richt?
Niet het dagelijks brood is het belangrijkste, maar het 'brood des levens'.

Jezuiëten

Marta en Maria vertegenwoordigden twee tegengestelde persoonlijkheden: de actieve en de contemplatieve.
Jezus' verdediging van het contemplatieve leven paste bij de idealen van de jezuïeten en was eigenlijk vervat in de Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola.
Vermeers behandeling van dit onderwerp, dat zich richt op de boodschap die Jezus overbrengt, weerspiegelt mogelijk zijn sympathieke reactie op de katholieke kerk en de jezuïeten in het midden van de jaren 1650.
De motivatie voor het schilderen van dit werk is echter moeilijk vast te stellen en het is riskant om aan te nemen dat hij dit werk vanuit zijn eigen inspiratie heeft geschilderd.
Een schilderij van deze omvang is wellicht in opdracht gemaakt.
Johannes Vermeer (1632-1675)
02 - Christus in het huis van Marta en Maria (±1655)
Olieverf op doek, 160 x 142 cm
Edinburgh - National Gallery of Scotland
2016 Paul Verheijen / Nijmegen