Autodafe is afgeleid uit het Portugese auto da fe, dat weer afkomstig is van het Latijnse actus fidei: daad / handeling van geloof.
Het is een boeteritueel dat gedaan moest worden door veroordeelde ketters en afvalligen die door de inquisitie waren veroordeeld.
Tegenwoordig wordt de term geassocieerd met de brandstapel, waarop mensen werden gedood wegens ketterij.
Het autodafe bestond uit een katholieke mis, een gebed, de openbare processie van diegenen die schuldig waren bevonden en het voorlezen van hun straf.
Het ritueel vond altijd plaats in het openbaar en duurde enkele uren.
Kunstwerken over het autodafe keren regelmatig terug in voornamelijk Europese kunst en geven de indruk dat er marteling en verbranding aan te pas kwamen, maar in werkelijkheid gebeurde dit niet tijdens een autodafe.
Het autodafe was namelijk een religieus ritueel en executies stonden los van het autodafe.
Anachronisme
Het eerste gedocumenteerde autodafe vond plaats in Parijs in 1242, ruim twintig jaar na de dood van Dominicus.
De afbeelding van Pedro Berruguete waarop Dominicus als voorzitter fungeert bij een autodafe is daarom te beschouwen als een mooi voorbeeld van een anachronisme.
In de periode van de barok was het afbeelden van Dominicus als inquisiteur echter in trek.
Om de voorstelling nog aangrijpender te maken laat Berruguete het autodafe versmelten met ketters die aan een staak zullen worden verbrand.
Op een rostrum, een podium met spreekgestoelte, zit Dominicus samen met zes andere inquisiteurs het autodafe voor.
De inquisiteur aan zijn rechterhand draagt een banier met daarop het schild van de orde der dominicanen.
Vanuit de achtergrond is een rij ketters op weg om veroordeeld te worden.
Ketters op de voorgrond dragen de sanbenito, een ketterhemd, met daarop de Latijnse tekst dat de drager als ketter is veroordeeld en wachten op hun beurt verbrand te worden.
Twee ketters rechts zijn met hun nek vastgebonden aan een staak en tussen hun benen rusten ze op een staaf die horizontaal in de staak is bevestigd.
Op deze wijze kon hun pijnlijke lijden verlengd worden.
De horizontale staaf maakte de slachtoffers daarenboven op bizarre seksuele wijze belachelijk.
Het vuur voor hun voeten is al aangestoken en de achterste ketter van de twee lijkt nog wat te zeggen of te roepen.
Datzelfde geldt voor de twee ketters in het ketterhemd.
Houdt de begeleider die op de voorgrond op de trap zit zijn hand achter zijn oor om ze beter te kunnen horen of ondersteunt hij zijn kin omdat hij in slaap is gevallen?
Een autodafe kon lang duren: de figuur onder de zetel van Dominicus zit overduidelijk te slapen en ook de inquisiteur met het banier kan zijn ogen niet openhouden.
Zo'n enscenering is voor die tijd modern te noemen en maakt de gave van het 'schilderend vertellen' van Berruguete duidelijk.
Omdat de figuren bovendien gekleed zijn in vijftiende eeuwse stijl, komt dit alles zeer 'eigentijds' over.
Wanneer we bedenken dat de dominicaan Tomás de Torquemada in 1481 voor Spanje tot grootinquisiteur werd aangesteld, is het niet onwaarschijnlijk dat Berruguete zelf openbare ketterijverbrandingen heeft meegemaakt en dat hij op dit schilderij deze grootinquisiteur heeft vereenzelvigd met diens ordestichter plus twee attributen: de ster op zijn voorhoofd en de lelietak.
Torquemada zou dan een van de twee andere afgebeelde dominicanen kunnen zijn.
Pedro Berruguete (1450-1504)
AutodeFe presidido por Santo Domingo du Guzmán (circa 1493-99)
Olieverf op paneel, 154 x 92 cm
Madrid - Prado (v/h Ávila - sacristie Santo Tomás)