Noodlottige kritiek op een huwelijkDe hier afgebeelde gravure van Fredericus (Frederik) is nummer 4 uit een serie van twaalf geestelijken uit Utrecht die gemaakt zijn door de familie Bloemaert in opdracht van de aartsbisschop van Utrecht. Fredericus is hier afgebeeld als een bisschop met tuniek, stola, geborduurde kap, mijter en kromstaf. Een zwaard steekt in zijn borst.Het Roomse Martelaarsboek herdenkt hem op 18 juli ook als martelaar, maar de historische gegevens over hem zijn zeer gering. In de loop der tijd zijn rond hem allerlei verhalen ontstaan die de kern vormen van een Vita die op zijn vroegst twee eeuwen na zijn dood is geschreven. Daarin is hij een kleinzoon van Radboud de koning der Friezen en werd hij in 826 bisschop van Utrecht. De Utrechtse bisschoppen en de keizers van het Heilige Roomse Rijk onderhielden vooral uit eigen lijfsbehoud een goede band met elkaar. Lodewijk I de Vrome (778-840) was bijzonder ingenomen met de bisschopsbenoeming en liet een groot feestmaal aanrichten. Fredericus wees de keizer op de herleving van heidense toestanden op Walcheren en hoe daar incestueuze huwelijken werden gesloten. Daar voelde Lodewijk zich ongemakkelijk bij, want hij was voor de tweede keer getrouwd en wel met zijn nicht Judith. Fredericus voelde hem aan de tand met de vergelijkingen dat het gebruikelijk is bij het eten van een vis met de kop te beginnen en bij het bouwen van een huis eerst de fundamenten te leggen. De keizer beaamde dit waarop Fredericus zei dat het niet op zijn weg lag eerst naar Walcheren te gaan als er aan het hof ook een incestueus huwelijk bestond. Lodewijk betreurde zijn misstap en beloofde deze te herstellen. Fredericus trok op naar Walcheren om aan de praktijken aldaar een einde te maken en een andere zorg recht te zetten in Friesland waar men volgens de Vita een onjuiste voorstelling van de Drie-eenheid had. De belofte van Lodewijk werd niet nagekomen vanwege hevig verzet van zijn vrouw/nicht Judith. Die huurde twee moordenaars in. Nadat deze hun dolk in Fredericus hadden gestoken toen hij op het punt stond in een kapel (onduidelijk is of dit in Utrecht of Maastricht gebeurde) de mis op te dragen, gaf Fredericus zijn twee moordenaars voldoende gelegenheid te ontsnappen. Hij kneep zijn wonden dicht en liep naar het graf dat hij voor zichzelf had uitgekozen en ging daarin liggen met de woorden 'Ik zal de Heer behagen in het rijk der levenden, dit is mijn rustplaats in eeuwigheid, hier zal ik wonen, want dit heb ik mij tot een woonplaats gekozen.' Meteen hierna vulde de kapel zich met een aangename reuk. Zijn relieken bevinden zich in de door Willibrord gestichte Sint-Salvatorkerk in Utrecht. |
Abraham (1564/6-1651) (ontwerp) & Cornelis (±1603-1692) & Frederick Bloemaert (±1614-1690)
Heilige Fredericus van Utrecht (1635-50) Gravure, 47 x 30 cm Amsterdam - Rijksmuseum |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |