Paul Verheijen

LAMBERT JACOBSZ.

Elisa en Naäman

Het bijbelse verhaal


Naäman, de bevelhebber van het Aramese leger, stond bij zijn koning in hoog aanzien en werd zeer door hem gewaardeerd, want de HEER had hem voor Aram een grote overwinning laten behalen. Maar deze grote krijgsman leed aan een huidziekte die onrein maakt. Nu hadden de Arameeërs op een van hun strooptochten uit Israël een jong meisje meegevoerd, dat als slavin diende bij de vrouw van Naäman. Zij zei tegen haar meesteres: ‘Ach, kon mijn meester maar eens naar de profeet in Samaria gaan, die zou hem wel genezen.’ Naäman ging naar zijn heer en vertelde hem wat het meisje uit Israël had gezegd. Daarop zei de koning van Aram: ‘Ga erheen. Ik zal u een brief meegeven voor de koning van Israël.’
Naäman ging op weg, met tien talent zilver bij zich, zesduizend sjekel goud en tien stel kleren. In de brief die hij aan de koning van Israël overhandigde, stond het volgende: ‘Met deze brief stuur ik mijn dienaar Naäman naar u toe, om door u van zijn huidziekte te worden genezen.’ Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ben ik soms God, dat ik kan beschikken over leven of dood? Hij stuurt mij deze man om hem van zijn ziekte te genezen. Let op mijn woorden: hij is uit op een conflict met mij!’ Toen de godsman Elisa hoorde dat de koning van Israël zijn kleren had gescheurd, liet hij hem vragen: ‘Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Laat die man bij mij komen, dan zal hij merken dat er in Israël een profeet woont.’
Naäman reed met zijn wagen naar het huis van Elisa. Elisa stuurde iemand naar buiten om hem te zeggen: ‘Baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult u weer rein zijn.’ Kwaad ging Naäman weg. ‘Ik had gedacht dat hij zelf naar buiten zou komen,’ zei hij. ‘En dat hij de naam van de HEER, zijn God, zou aanroepen en met zijn hand over de aangetaste plek zou strijken, en zo de ziekte zou wegnemen. Zijn de rivieren van Damascus, de Abana en de Parpar, soms niet beter dan alle wateren in Israël? Had ik me daarin niet kunnen baden om rein te worden?’ Verontwaardigd draaide hij zich om en ging weg. Maar zijn bedienden kwamen hem achterna en zeiden: ‘Maar meester, als de profeet u een ingewikkelde opdracht had gegeven, had u die toch ook uitgevoerd? Dus nu hij tegen u zegt: “Baad u, en u zult weer rein worden,” moet u dat zeker doen.’ Hierop daalde Naäman af naar de Jordaan en dompelde zich daar zevenmaal onder, zoals de godsman had gezegd. Zijn huid werd weer gezond, zo gaaf als de huid van een kind, en hij was weer rein. Toen keerde hij met zijn hele gevolg naar Elisa terug, maakte bij de godsman zijn opwachting en zei: ‘Er is in de hele wereld geen god, behalve in Israël! Alstublieft, neemt u een geschenk van uw dienaar aan.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER, in wiens dienst ik sta, leeft, ik zal niets aannemen.’ En hoe Naäman ook aandrong, Elisa bleef weigeren. Toen zei Naäman: ‘Als u werkelijk niets van uw dienaar wilt aannemen, wees dan zo goed mij twee muildierlasten aarde mee te geven. Ik verzeker u dat ik nooit meer offers zal brengen aan andere goden dan de HEER. Maar ik hoop dat de HEER mij het volgende zal willen vergeven: ik begeleid mijn vorst altijd als hij naar de tempel gaat om zich voor Rimmon neer te buigen, en ik buig me dan ook neer in de tempel van Rimmon. Ik hoop dus dat de HEER het mij zal willen vergeven wanneer ik me neerbuig in de tempel van Rimmon.’ Elisa antwoordde: ‘Ga in vrede.’
Naäman was nog niet zo lang vertrokken, toen Elisa’s knecht Gechazi bedacht: Mijn meester heeft de Arameeër Naäman voor het hoofd gestoten door het geschenk dat hij voor hem had meegebracht te weigeren. Zo waar de HEER leeft, ik ga hem zo snel mogelijk achterna om iets van hem aan te nemen. Gechazi ging Naäman achterna, en toen Naäman hem zag komen aanrennen, sprong hij van zijn wagen en snelde hem tegemoet. ‘Is alles in orde?’ vroeg hij. ‘Ja,’ antwoordde Gechazi. ‘Alleen, mijn meester laat zeggen dat er zojuist twee jongemannen uit het bergland van Efraïm zijn aangekomen, leerlingen van de profetengemeenschap, en hij verzoekt u hun een talent zilver en twee stel kleren te geven.’ ‘Met alle genoegen,’ antwoordde Naäman. ‘Neemt u toch twee talent.’ Hij stond erop dat Gechazi het geschenk zou aannemen en hij maakte twee pakketten, met in elk een talent zilver en een stel kleren, en gaf die aan twee van zijn knechten om ze voor Gechazi te dragen. Toen ze bij de stadswal aankwamen, nam Gechazi de pakketten van hen over en stuurde hij hen weg. De geschenken verborg hij in huis. Toen hij zich weer bij zijn meester meldde, vroeg Elisa: ‘Waar ben je geweest, Gechazi?’ ‘Ik? Nergens,’ antwoordde hij. Toen zei Elisa: ‘Dacht je dat het me ontgaan was dat een zeker iemand van zijn wagen is gesprongen en jou tegemoet is gesneld? Is dit de juiste tijd voor het aannemen van zilver en kleren, van olijfgaarden en wijngaarden, van schapen en koeien en van slaven en slavinnen? Moge de huidziekte van Naäman voor eeuwig op jou en je nakomelingen overgaan!’ Gechazi verliet zijn meester, zijn huid schilferig en wit als sneeuw.
(2 Koningen 5)

Bekering

Naaman, de alom bewonderde bevelhebber van het Syrische leger, is door de profeet Elisa van melaatsheid genezen en wil hem nu uit dankbaarheid een geschenk aanbieden. Lambert Jacobsz schildert Naäman met een rijkelijk versierde tulband en een licht turquoise kaftan. Jacobsz interpreteert het geschenk - waarschijnlijk in lijn met de tien stel kleren die Naäman in eerste instantie aanbood aan de koning van Israël - als een mantel. Het is de paarse mantel waarop Naäman zijn rechterhand laat rusten. De bejaarde profeet weigert echter dit geschenk van Naäman en legt op zijn beurt zijn linkerhand op een geopende bijbel en legt de commandant uit dat niet hij, maar God Naäman heeft genezen.

In deze rustige en ingetogen scène plaatste Lambert Jacobsz. Naäman in het middelpunt van de compositie en gaf hem extra aandacht door zijn iets grotere schaal en de schitterende kleuren van zijn tulband en kaftan. De kalende en bejaarde profeet daarentegen is sober gekleed in een bruin habijt. Jacobsz. modelleerde zorgvuldig de gezichten van deze twee hoofdrolspelers en besteedde veel aandacht aan hun gezichtsuitdrukkingen. Hij concentreerde zich vooral op de blik van Naäman terwijl hij stilletjes nadacht over de redenen van de profeet om zijn geschenk van waardering te weigeren — het moment van openbaring waarop Naäman komt tot het inzicht Er is in de hele wereld geen god, behalve in Israël!.

Onder de toeschouwers van deze ontmoeting bevinden zich Naämans dienaren en soldaten, evenals vermoedelijk Elisa's dienaar Gechazi, de jongeman uiterst rechts, die verderop in het verhaal een cruciale rol gaat spelen.

Hoewel het verhaal van Naaman en Elisa niet vaak werd afgebeeld door andere kunstenaars, schilderde Jacobsz eind jaren 1620 en 1630 minstens zes keer scènes uit dit verhaal. Toen het hier afgebeelde werk in 2005 voor het eerst op de markt verscheen, werd het overigens toegeschreven aan Pieter de Grebber. Aangezien documenten over een opdracht niet bewaard zijn gebleven, is niet bekend voor wie het werd geschilderd of waar het oorspronkelijk voor bedoeld was. De vraag of Jacobsz het heeft uitgevoerd voor een leprozenhuis moet waarschijnlijk negatief beantwoord worden, want het lijkt onwaarschijnlijk dat Jacobsz' vertolking van dit bijbelse verhaal geschikt zou zijn geweest voor een plek in een leprozenhuis. Zijn schilderij concentreert zich niet op Naämans herstel van zijn melaatsheid, maar eerder op Elisa's weigering om beloond te worden en op Naämans bekering tot het geloof in God.

Lambert Jacobsz' was een prominente mennonitische predikant in Leeuwarden en zijn interpretatie van het verhaal komt overeen met doopsgezinde overtuigingen. Iemand wordt niet als doopsgezind geboren, maar wordt er pas een als hij volwassen genoeg is om op basis van zijn persoonlijke overtuiging te besluiten het christelijk geloof te volgen, net zoals Naäman, die tot die openbaring kwam door de daden en woorden van Elisa. In dit schilderij was de vrome doopsgezinde leraar en bijbelexpert Jacobsz meer geïnteresseerd in het laten zien van een bekering van een groot leider tot het geloof in God dan in het uitbeelden van fysiek drama. Hij laat zich hier dus zien als schilder én doopsgezind leraar.

Uitvoerige informatie over dit werk is te vinden op The Leiden Collection.
Lambert Jacobsz. (±1598-1636)
Elisa weigert het geschenk van Naäman (1628-33)
Olieverf op doek, 112 x 163 cm
The Leiden Collection
2016 Paul Verheijen / Nijmegen