Dit altaarstuk van Lodewijk van Toulouse die Robert van Anjou kroont, is een van de vroegste werken in de Italiaanse kunst met een realistische afbeelding van een nog levend persoon, namelijk Robert van Anjou.
Robert van Anjou was de derde zoon van Karel II van Napels en Maria van Hongarije.
Hij kon in 1308 zijn vader opvolgen als koning van Napels, want zijn oudste broer, Karel Martel van Anjou, was al in 1295 gestorven en zijn tweede broer Lodewijk van Toulouse deed afstand van de troon.
Na de dood van Lodewijk wendde Roger van Anjou zijn invloed aan om zijn broer heilig te laten verklaren.
Hierin slaagde hij 1317 en had het Napolitaanse huis Anjou nu zijn eigen heilige, die Robert graag inzette om zijn politieke aspiraties te onderstrepen.
Een uitwerking hiervan is het hier afgebeelde altaarstuk van Simone Martini.
Hoewel het koord om de bruine franciscaanse pij van Lodewijk de drie knopen bevat van de geloftes van armoede, kuisheid en geghoorzaamheid, gaat het habijt bijna geheel schuil onder de paarse koormantel, wat gezien mag worden als een duidelijke afwijzing door Robert van de ascetische levensstijl van Lodewijk.
Lodewijk is ook eerder afgebeeld als een koning, dan als de franciscaner monnik die hij graag wilde zijn.
In de randversiering van zijn koormantel herinnert het symbool van de landstreek Aragon aan de gijzeling waarbij Lodewijk diende als onderpand voor zijn vader en hij besloot franciscaan te worden.
In zijn rechterhand houdt hij een bisschopsstaf vast en met de andere plaatst hij een kroon op het hoofd van zijn broer, die geknield voor hem zit.
Deze handeling maakt duidelijk dat Lodewijk afstand doet van de troon.
Tegelijkertijd houden twee zwevende engelen echter een grotere heiligenkroon boven de mijter op zijn eigen hoofd.
De oorspronkelijke locatie van het retabel is niet bekend.
Mogelijk was dat naast de kathedraal van Napels in een kapel die gewijd was aan Lodewijk.
Het werk is pas gedocumenteerd tussen het einde van de zestiende eeuw en het begin van de zeventiende eeuw.
Toen bevond het zich in de kapel van de heilige Antonius in de franciscaanse kerk van de San Lorenzo Maggiore in Milaan, waar het tot 1927 heeft gehangen.
Oorspronkelijk waren er echte edelstenen aangebracht.
In de gesp die de mantel bijeen houdt, is hiervan nog iets terug te zien.
De fleur-de-lys, de symbolen van het Franse koningshuis, zien we overal terug: op de kleding, de kronen, in de gouden achtergrond en in diep reliëf op de blauwe lijst.
Op de mantel van Lodewijk komen ook het rood en wit van het Wapen van Hongarije veelvuldig terug.
Op de gesp en op de kleding van Robert is een deel van het wapen van het koninkrijk Jeruzalem te zien, waarop Robert van Anjou aanspraak maakte.
Het schilderij toont zo de volle wijdte van zijn territoriale ambities.
Predella
Op de predella heeft Martini bovenin zijn signatuur geschilderd in 10 letterparen: SY MO NO ES EN IS ME PI NX IT, Symono e Senis me pinxit = Simon uit Siena heeft mij geschilderd.
Hij beeldde daaronder vijf scènes uit het leven van Lodewijk af.
Dit was geen eenvoudige opgave, omdat er nog geen iconografie bestond voor de heilige, die deze status pas had bereikt.
Van links naar rechts zien we Lodewijk die
Door Bonifatius VIII (paus van 1294-1303) tot bisschop van Toulouse gewijd
Legt publiekelijk de franciscaner geloften af (links) en kroont zijn broer (rechts)
Wast de handen van de armen en bedient hen aan tafel
Sterft
Wekt vanuit de hemel een jongen tot leven
Naast en tussen de bogen van deze vijf scènes vinden we zes wapenschilden van de Árpád-dynastie waartoe Maria van Hongarije (1257-1323) behoorde, de moeder van Lodewijk en Robert en nog 12 andere kinderen.
Mogelijk was zij de opdrachtgeefster voor dit werk.
Simone Martini (1280/85-1344)
San Ludovico di Tolosa che incorona Roberto d'Angiò (1317)
Tempera op hout, 250 x 188 cm
Napels - Museo di Capodimonte