Paul Verheijen

SIXTIJNSE KAPEL - LAATSTE OORDEEL

Charon en Minos

Dante en de hel

Dat twee figuren uit de Griekse mythologie op het fresco van het Laatste Oordeel zijn geschilderd door Michelangelo hangen samen met La Divina Commedia van Dante.
Volgens de mythe leefden overledenen als schimmen in het onderaardse dodenrijk van Hades voort.
Hermes begeleidde de doden tot de mythische rivier de Styx, waar ze door Charon met een veerboot naar het aan de overkant liggende dodenrijk werden gebracht.
Deze veerman werd voorgesteld als een oude man, lijdend onder de taak die hij tot in de eeuwigheid vervult.
In de visie van Dante in canto 3 van Inferno, en hier dus ook van Michelangelo, drijft Charon de verdoemden de hel in. Vasari in zijn Vite:
Furieus bewerkt de veerman met zijn vaarboom de door de duivels in zijn boot neergetrokken zielen, dit in navolging van de Charon in de verwoording van Dante, met wiens geschriften Michelangelo door en door vertrouwd was:

En Charon, in wiens oog wij vonken zagen
Dreef ieder voort tot hij de boot betrad;
Zijn riem trof wie de pas wilde vertragen.


De koppen van de duivels, ware hellemonsters, zijn van een onvoorstelbare verscheidenheid. Bij de zondaars wordt men de zonde gewaar en tegelijk de vrees voor eeuwigdurend lijden.
Als aanvulling op Vasari lezen we verder over Charon nog bij Dante:
Maar elk der naakte, moede zielen was
Door Charons harde taal van kleur verschoten
Nu klappertandden ze bij elke pas.

Dante Alighieri - La Divina Commedia, Inferno, canto 3,109-11 en 3,100-102 (rijmende en metrische vertaling: Ike Cialona en Peter Verstegen, Amsterdam 2000)

In de Griekse mythologie was Minos de koning van Kreta die na zijn dood werd benoemd als een van de Drie Rechters van de onderwereld bij Hades, die de binnenkomende zielen beoordeelde en ze hun juiste plek in de onderwereld wees.
In deze rol treedt hij ook op bij Dante:
En daar staat Minos - voor wie ieder beeft -
Grommend van elke ziel de schuld te wegen
Waarbij hij met zijn staart de straf aangeeft.
En:
Toen heeft hij mij naar Minos' kring gebracht
Die sloeg zijn staart acht malen om zijn lijf en
Beet er toen in, vol drift, uit alle macht.

Dante Alighieri - La Divina Commedia, Inferno, canto 5,4-6 en canto 27,124-126 (rijmende en metrische vertaling: Ike Cialona en Peter Verstegen, Amsterdam 2000)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen