Paul Verheijen

ARTEMISIA GENTILESCHI

Jaël en Sisera

Tentpinmoord

In het Bijbelboek Rechters valt te lezen dat God de Israëlieten uit onvrede over hun zondige gedrag uitlevert aan de met harde hand regerende koning Jabin van Kanaän.
Na twintig jaar onderdrukking roept Debora, een rechter en profetes, Barak op om ten strijde te trekken tegen de Kanaänieten, maar waarschuwt hem dat hij niet de hoogste eer zal halen, omdat een vrouw hun aanvoerder, Sisera, zal doden.
Tijdens de voor zijn leger dramatisch verlopen veldslag vlucht Sisera naar de tent van Jaël.
Sisera vertrouwt erop veilig te zijn, want Jaël is getrouwd met Cheber, een bondgenoot van de Kanaänieten.
Jaël laat Sisera binnen, verbergt hem onder een deken en geeft hem te drinken.
Maar wanneer Sisera uitgeput in slaap valt, pakt Jaël een tentharing en slaat die dwars door zijn hoofd de grond in.
(Rechters 4:1-22)

Gruwelijk ingetogen

Dit verhaal wordt zelden afgebeeld in de zeventiende-eeuwse kunst.
Dit schilderij van Artemisia Gentileschi is veel terughoudender dan haar bloedige Judith onthoofdt Holofernes.
Dat de tentpin straks de grond in wordt geslagen is hier nauwelijks voor te stellen.
Jaël gaat gekleed in een stijlvolle jurk van gele zijde, de haren in een elegant kapsel.
Niets op haar mooie gezicht lijkt te wijzen op de gruwelijke daad die zij gaat verrichten.
Toch is haar ontblote rechterarm hoog geheven en staat op het punt de hamer hard op de haring te laten neerkomen.
Sisera, die van Gentileschi een bepaald onaantrekkelijk uiterlijk heeft gekregen, ligt weerloos aan haar voeten te slapen.
Zijn zwaard ligt naast hem, met op het gevest een slapende leeuw, een duidelijke verwijzing naar zijn eigen toestand.
De invloed van Caravaggio's chiaroscuro is onmiskenbaar.
We zien een forse vrouw in weelderig vlees in een mooie zijden jurk, die ernstig kijkt naar de slapende, hulpeloze man die daar ligt met blote benen en een kwetsbare buik. De scène speelt zich af in licht en donker, het chiaroscuro dat zo typerend is voor de barokke schilderkunst. Vastbesloten heft Jaël haar hamer hoog op om die het volgende moment met kracht op de tentharing in Sisera's hoofd te slaan.
(Citaat uit Anneke Smelik - Een vrouwelijke blik. Artemisia's kracht en passie, In: Artemisia - Vrouw & macht, Zwolle 2021, p.85)

Lomi

Artemisia zal tevreden zijn geweest over dit werk, want ze heeft het van haar signatuur voorzien.
De drieregelige handtekening die op de pilaar is gekerfd luidt:

ARTEMITRA LOMI
FACIBAT
MDCXX


Artemisia verbeeldt hier niet alleen vanuit een vrouwelijk perspectief een moorddadige vrouw, een bijbelse heldin die haar volk redt, maar stelt zich ook zelfbewust en trots op als schilderes.
Deze handtekening roept wel enkele vragen op.
In 1620 verbleef Artemisia in Rome, maar tijdens het leven en werken in Florence nam zij de achternaam Lomi aan, die behoorde aan een van haar ooms.
Wilde zij met die achternaam haar banden versterken met de stad Florence en potentiële volgende opdrachtgevers?
Vond ze de achternaam Gentileschi (='de heidense') ongepast?
De Latijnse verleden tijd van het werkwoord 'maken' moet eigenlijk zijn faciebat.
Mogelijk moet de punt op de letter 'i' de 'e' voorstellen?
De signatuur doet denken aan die van Michelangelo op zijn Pietà Vaticana.
Artemisia Gentileschi (1593-1652)
Giaele e Sisara (1620)
Olieverf op doek, 86 x 125 cm
Boedapest - Museum voor Schone Kunsten (Szépmüvészti Muzeum)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen