Gemeenschappelijke bezit en Wonderbaarlijke genezingen
Allen die tot geloof gekomen waren, leefden eendrachtig samen. Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus, en God begunstigde allen rijkelijk. Niemand onder hen leed gebrek: wie een stuk grond of een huis bezat, verkocht het, bracht de opbrengst naar de apostelen en legde die aan hun voeten neer, waarna het geld naar behoefte onder de gelovigen werd verdeeld.
Een van hen was Josef, een Leviet uit Cyprus, die van de apostelen de bijnaam Barnabas had gekregen, wat in onze taal ‘zoon van de vertroosting’ betekent. Hij bezat een akker, die hij verkocht, waarna hij het geld naar de apostelen bracht.
Een zekere Ananias verkocht samen met zijn vrouw Saffira eveneens een stuk grond, maar hield een deel van de opbrengst achter – ook zijn vrouw wist daarvan – en bracht de rest van het geld naar de apostelen. Maar Petrus zei: ‘Ananias, waarom heb je je door Satan laten misleiden en heb je de heilige Geest bedrogen door een deel van de opbrengst van het stuk grond achter te houden? Je had het immers niet hoeven te verkopen, en nu je het wel verkocht hebt, had je met de opbrengst toch kunnen doen wat je wilde? Wat heeft je bezield om je zo te gedragen? Niet de mensen heb je bedrogen, maar God zelf.’ Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf, en iedereen wie dit ter ore kwam schrok hevig. Enkele jongemannen wikkelden hem in een lijkwade, droegen hem naar buiten en begroeven hem.
Ongeveer drie uur later kwam zijn vrouw binnen, die niet wist wat er gebeurd was. Petrus vroeg haar: ‘Zeg me, hebben jullie het stuk grond voor dit bedrag verkocht?’ Ze antwoordde: ‘Ja, voor dit bedrag.’ Daarop zei Petrus: ‘Hoe hebben jullie durven besluiten om de Geest van de Heer te trotseren? Kijk, degenen die je man begraven hebben staan voor de deur, en ze zullen ook jou naar je graf dragen.’ Onmiddellijk viel ze voor zijn voeten neer en stierf. Toen de jongemannen binnenkwamen, troffen ze haar dood aan. Ze droegen haar naar buiten en begroeven haar bij haar man. De hele gemeente en allen die hiervan hoorden, werden door grote schrik bevangen.
De apostelen verrichtten vele tekenen en wonderen onder het volk. De gelovigen kwamen eensgezind bijeen in de zuilengang van Salomo, en ofschoon niemand zich daar bij hen durfde te voegen, sprak het volk vol lof over hen. Er kwamen steeds meer mensen bij die in de Heer geloofden, een groot aantal mannen zowel als vrouwen, en ze legden zelfs zieken op draagbedden of matten buiten op straat, in de hoop dat toch ten minste de schaduw van Petrus, wanneer hij voorbijkwam, op een van hen zou vallen. Ook vanuit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe; ze brachten zieken mee en mensen die door onreine geesten gekweld werden, en allen werden genezen.
(Handelingen van de apostelen 4,32 - 5,16)
|