Paul Verheijen

JEAN-AUGUSTE-DOMINIQUE INGRES

Symphorianus

Het leven wordt veranderd

Symphorianus wordt in het Roomse Martelaarsboek herdacht op 22 augustus.
Te Autun de heilige martelaar Symphorianus. Daar hij de afgoden geen offer wilde brengen, werd hij ten tijde van keizer Aurelianus eerst gegeseld en vervolgens in de gevangenis gezet. Ten laatste voltooide hij door onthoofding zijn martelingen.
De Legenda Aurea wijdt een kort hoofdstuk aan hem.
Symphorianus, geboren in de stad Autun, gaf terwijl hij nog een jongeman was blijk van een zo grote levensernst, dat het leek of hij een voorschot nam op het leven als oude man.
Toen de heidenen het feest van Venus vierden en haar beeld neerzetten voor de prefect Heraclius, was Symphorianus daarbij aanwezig. Maar hij weigerde het te aanbidden, en daarom werd hij langdurig geslagen en vervolgens gevangengezet. Nadat hij uit de kerker was gehaald, wilde men hem dwingen te offeren en men beloofde hem vele geschenken. Maar hij zei: 'Zoals onze God verdiensten weet te belonen, zo weet Hij ook zonden te straffen. Laten we het leven dat we aan Christus moeten teruggeven, omdat we dat nu eenmaal verschuldigd zijn, aan Hem teruggeven omdat we het zelf zo willen. Berouw komt te laat wanneer men pas vreest onder de ogen van de rechter. Uw geblankette gaven, bestreken met de zoetheid van honing, dreigen gif voort te brengen voor geesten die er tot hun ongeluk in geloven; uw hebzucht heeft alles en bezit niets, want door duivelse listen gebonden zit ze vast in de voetboeien van een armzalige winst; en uw vreugden versplinteren als glas zodra ze beginnen te schitteren.' Daarop ontstak de rechter in woede. Hij velde het vonnis en gaf bevel Symphorianus ter dood te brengen. Toen hij naar de plaats van de terechtstelling werd gevoerd, riep zijn moeder vanaf de muur: 'Mijn kind, mijn kind, denk aan het eeuwige leven! Kijk omhoog en aanschouw Hem die in de hemel regeert! Jou wordt het leven niet ontnomen, het wordt ten goede veranderd.'* Onverwijld werd hij onthoofd. Zijn lichaam werd door christenen meegenomen en waardig begraven. Bij zijn graf gebeurden zoveel wonderen, dat hij ook door de heidenen in hoge eer werd gehouden.
Gregorius van Tours vermeldt dat een christen drie met bloed besprenkelde steentjes meenam van de plaats waar het bloed van de martelaar was vergoten. Hij deed ze in een zilveren doos met een houten bekleding. Die doos borg hij op in een kasteel. Toen een brand het hele kasteel in de as legde, werd die doos gaaf en ongeschonden uit het vuur gehaald.
Hij stierf de marteldood omstreeks het jaar des Heren 270.

(Legenda Aurea 118,5-23)
Op de plaats waar Symphorianus in de Bourgogne in Autun bij een bron werd begraven, bouwde men in de vijfde eeuw een basiliek met klooster boven zijn graf. Hij gold in Frankrijk eeuwenlang als een nationale heilige.
* Citaat uit de prefatie van de dodenmis: Vita non tollitur, sed mutatur

Historieschilder

Het martelaarschap van Symphorianus werd in december 1824 in opdracht van de bisschop van Autun, Monseigneur de Vichy, geschilderd door Jean-August-Dominique Ingres. Het was bedoeld als vervanging voor een altaarstuk van Fra Bartolomeo (Het huwelijk van Sint Catharina uit 1511) dat tijdens de Revolutie in beslag was genomen. Ingres kreeg een gedetailleerd programma om te volgen bij het samenstellen van zijn schilderij, dat Ingres nauwgezet volgde. Het schilderij toont de Romeinse proconsul Heraclius en zijn bewakers die Symphorianus grijpen en hem bevelen zich neer te werpen in de tempel van de heidense godin Cybele, of gedood te worden. De moeder van de heilige, die het tafereel vanaf de stadsmuur erboven overziet, spoort hem aan om geloof te hebben en de dood met blijdschap onder ogen te zien. Hij kijkt haar bemoedigend aan.

Ingres begon aan het project met de hoop het schilderij op tijd af te krijgen om het in 1827 op de Salon te kunnen tentoonstellen, maar het werk vorderde langzaam. Hij bereidde de compositie tot in alle details voor met zijn gebruikelijke zorg, en produceerde uiteindelijk meer dan 200 voorbereidende tekeningen en minstens elf studies in olieverf. Naast talrijke tekeningen naar levende modellen, omvatte Ingres' onderzoek voor het schilderij veel studie van meesters uit de renaissance en de barok. Ingres sprak over het 'verslinden van Michelangelo'. In 1826 reisde hij naar Autun om de overblijfselen van de stadsmuur te onderzoeken. Hij liet houten modellen maken van de accessoires die de figuren vasthielden of droegen, en schilderde naar aanleiding daarvan. Het schilderij was op tijd voltooid voor de openingsdatum van de Salon, maar wel die van 1 maart 1834.
Ingres beschouwde dit schilderij als een van zijn grootste prestaties, maar het werd aldaar hard bekritiseerd. Het werd beschouwd als een symbool van Ingres' misplaatste ambitie om uit te blinken als historieschilder. Toen de lengte van de armen van de moeder van Symphorianus werd bekritiseerd, antwoordde Ingres verontwaardigd dat 'de armen van een moeder die haar zoon zegent die naar de dood marcheert, nooit te lang zijn.'
In tegenstelling tot het kritische oordeel over het schilderij werden de vele voorbereidende tekeningen en olieverfstudies die bij het schilderij horen, wel hoog aangeschreven. Ingres schilderde in 1865 een sterk verkleinde replica van het schilderij (in bezit van het Philadelphia Museum of Art).
Jean-Auguste-Dominique Ingres (1780-1867)
Le Martyre de Saint-Symphorion (1834)
Olieverf op doek, 407 x 339 cm
Autun - Saint-Lazare kathedraal
2016 Paul Verheijen / Nijmegen