Oswald van Northumbrië
Centraal op het retabel verschijnt Oswald in koninklijke kledij, met een kroon op zijn hoofd, een scepter en in zijn hand een rijksappel waarop een raaf zit met een ring in zijn snavel. In een Rijnlands 'Spielmannsepos' Sant Oswalt uz Engelland uit circa 1170 uit de omgeving van Aken, zendt Oswald zijn met menselijke stem prekende raaf met een verlovingsring in de snavel naar prinses Pamige, de dochter van de heidense koning Aron, om haar als bruid te werven. Met twaalf als goudsmeden verklede gezellen gaat Oswald haar halen. De koning bekeert zich. Tijdens een feest verschijnt een bedelaar (speelman), die alle bezittingen van de koning opeist. Als dat gebeurd is blijkt de bedelaar Jezus te zijn, aan wie Oswald zijn bruid toevertrouwt. Jezus schenkt hem echter zijn bruid terug onder de voorwaarde van seksuele onthouding. Toen de koning wegens de pest stervende was, daalden drie engelen neer die voorspelden dat hij hieraan niet zou sterven, maar door een martelaarschap waarin zij hem zouden bijstaan.
Oswald van Northumbrië moest in 616, nauwelijks 12 jaar oud, de vlucht nemen toen opstandige Britten onder aanvoering van Edwin in opstand waren gekomen tegen zijn vader, de Angelsaksische koning Ethelfrith, deze gedood hadden en de macht aan zich trokken. In het klooster van Columba op het eiland Hy (of Iona, ten zuidwesten van Schotland) werd hij door de monniken opgevangen en gedoopt. Na de dood van Edwin in 633 verdreef Oswald de Britse koning Ceadwalla, heroverde het land en begon met de kerstening ervan, in samenwerking met de te hulp geroepen monnik-bisschop Aidan (feestdag 31 augustus). Met hem stichtte hij als bisschopszetel en steunpunt voor de missionering in de 7e en 8e eeuw een abdij op het eiland Lindesfarne. Oswald zou vooral te prijzen zijn geweest om zijn vrijgevigheid ten opzichte van de armen. In 642 werd hij door het leger van de heidense koning Penta uit het naburige Mercia in de slag op het Maserfield (bij Oswestry) overwonnen en gedood. Zijn hoofd en armen werden afgehakt en op palen tentoongesteld. Oswalds broer Oswi liet ze na een jaar weghalen, nam de armen mee naar zijn eigen paleis en zond het hoofd naar Lindesfarne. In 875 is zijn hoofd bijgezet in 'Saint Cuthbert's coffin', de doodskist van abt Cuthbert van Lindesfarne. Daarin bereikte het na de invallen van de Denen in 999 een definitieve rustplaats te Durham, waar het in 1827 werd teruggevonden. Spoedig na zijn dood begon men Oswald als martelaar te vereren. Legendes berichten over wonderen bij zijn graf to Bardney.
Niet alleen door Iro-Schotse missionarissen werden de roem en verering van Oswald naar het vasteland overgebracht, maar ook door familieleden. Vanaf de 14e eeuw was Oswald in het Duitse taalgebied onder meer door de verspreiding van het 'Spielmannsepos' zeer populair. Men vereerde hem als patroon van de oogstende maaiers, als beschermer van het vee en riep hem aan voor het verkrijgen van gunstig weer. Zijn feestdag wordt op 5 augustus of 9 augustus.
|