Paul Verheijen

MATTIAS OF JOSEF BARSABBAS

Een noodzakelijke aanvulling

Weinig handelingen

In die dagen stond Petrus op te midden van de leerlingen – er was een groep van ongeveer honderdtwintig mensen bijeen – en zei: ‘Vrienden, het schriftwoord waarin de heilige Geest bij monde van David heeft gesproken over Judas, de gids van hen die Jezus gevangen hebben genomen, moest in vervulling gaan. Judas was een van ons en had deel aan onze dienende taak. Van de beloning voor zijn schanddaad kocht hij een stuk grond, maar bij een val werd zijn buik opengereten, zodat zijn ingewanden naar buiten kwamen. Alle inwoners van Jeruzalem hebben van deze gebeurtenis gehoord, en daarom noemen ze dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama, wat “bloedgrond” betekent. In het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: “Laat zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar meer verblijven.” En ook: “Laat een ander zijn taak overnemen.” Daarom moet een van de mannen die steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons verkeerde, vanaf de doop door Johannes tot de dag waarop Hij in de hemel werd opgenomen, samen met ons getuigen van zijn opstanding.’ Ze stelden twee mannen voor: Josef Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias. Daarna baden ze als volgt: ‘U, Heer, doorgrondt ieders hart. Wijs van deze beide mannen degene aan die U gekozen hebt 25 om als apostel zijn dienende taak te verrichten en de plaats in te nemen van Judas, die naar de voor hem bestemde plaats is gegaan.’ Ze lieten hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd aan de elf apostelen toegevoegd.
(Handelingen van de apostelen 1,15-26)
Jezus had volgens de evangelisten tijdens zijn leven veel leerlingen, waaruit hij er twaalf een speciale zendingsopdracht gaf.
Om die reden worden zij apostelen, zendeling, genoemd en als groep vaak aangeduid als De Twaalf.
In het eerste hoofdstuk van de Handelingen van de apostelen somt schrijver Lucas nog eens de namen van de apostelen op die na de dood en hemelvaart van Jezus waren achtergebleven.
De lijst bestaat dan nog slechts uit elf apostelen, omdat Judas Iskariot, nadat hij Jezus had overgeleverd aan het joodse gezag, bij een val was verongelukt (in de versie van de evangelist Matteüs hing hij zichzelf op).

Het lot

Dat de apostelen de keuze via het lot hebben bepaald is later herhaaldelijk onderwerp van discussie geweest, afgezien van het feit dat we niet weten op welke wijze er precies werd geloot.
Wierp men kiezel of stukjes hout of steen in de plooien van een opgetrokken kleed, de schoot, of in een vaas en schudde men dan waarbij de keuze viel op degene wiens lot eruit viel of eruit werd getrokken?
Bij het laten beslissen door het lot was in elk geval, evenals bij het afleggen van een eed, een gebed betrokken, waarvan men een ingrijpen van de zijde van God verwachtte.
Het Hebreeuwse goral en het Griekse klèros, 'lot', worden in de betekenis gebruikt van 'deel' of ’wat toebedeeld is’, namelijk 'door God'.

Kerkvaders weten te vertellen dat de keuze op Mattias viel, omdat God uitdrukkelijk een zonnestraal op hem liet wijzen.
Ook meenden zij dat het destijds nog toegestaan was om zulke hulpmiddelen te gebruiken, omdat de volledige waarheid pas - zij het vlak daarna - doordrong met Pinksteren (Handelingen 2).
Daarna hoefde men niet meer te loten en de zeven diakens werden door de apostelen dan ook via hun gebed en handoplegging aangewezen (Handelingen 6,5-6).

Mattias

Het Rooms Martelaarsboek herdacht Mattias op 24 februari (25 februari in een schrikkeljaar):
In Judea de geboortedag van de heilige apostel Mattias. Hij werd na de hemelvaart des Heren door de apostelen met het lot verkozen in de plaats van de verrader Judas en onderging om de prediking van het evangelie de marteldood.
Na de canonhervorming is zijn feest verplaatst naar 14 mei.

De Legenda Aurea vertelt over Mattias in hoofdstuk 45 en meldt dat het getal van twaalf weer vol gemaakt diende te worden omdat de apostelen de leer van de Drie-eenheid moesten verkondigen naar de vier windstreken. Jacobus de Voragine meldt verschillende uiteenlopende legendes over Mattias' dood, variërend van een ontslaping in vrede, een kruisdood tot een onthoofding met een bijl. De laatste legende die hij noteerde, gaat als volgt:
In een andere legende leest men dat ze Mattias, toen hij in Macedonië was aangekomen en er het geloof in Christus verkondigde, een vergiftigd drankje gaven dat iedereen die het dronk van het gezicht beroofde. Hij dronk het in Christus' naam en het deed hem geen schade. En hoewel zij met dat drankje meer dan 250 mensen blind hadden gemaakt, gaf Mattias allen het licht terug door hun een voor een de hand op te leggen. Maar de duivel verscheen in de gedaante van een kindje met grijs haar en haalde hen over Mattias te doden omdat hij hun godsdienst ondermijnde. En terwijl hij in hun midden was, zochten zij hem drie dagen zonder hem te vinden. De derde dag maakte hij zich voor hen zichtbaar en zei: 'Ik ben het.' Zij bonden zijn handen op zijn rug, legden een touw om zijn hals, rosten hem onbarmhartig af en sloten hem op in een kerker. Daar verschenen de demonen. Ze knarsetandden tegen hem, maar konden niet dicht bij hem komen. De Heer echter kwam in een groot licht naar hem toe en tilde hem op van de grond. Hij maakte zijn boeien los, bemoedigde hem vriendelijk en opende de deur. Mattias ging naar buiten en verkondigde het woord van de Heer. Toen sommigen zich hardnekkig bleven verzetten, sprak hij tot hen: 'Ik kondig u aan dat u levend ter helle zult varen!'Meteen opende zich de aarde en verslond ze allemaal. De overigen bekeerden zich tot God.
(Legenda Aurea 45,102-115)
De verschillende martelverhalen zorgden bijgevolg ook voor veel uiteenlopende patronaten die Mattias nu vervult: van bouwvakkers, gereedschapmakers, houthakkers, kleermakers, slagers, smeden, banketbakkers, timmerlieden en kleine schoolkinderen. Hij helpt tegen kinkhoest, pokken en onvruchtbaarheid en geeft op zijn feestdag uitkomst via orakels bij levens- en liefdesproblemen.
Zijn gebeente zou door Helena naar Rome en vervolgens een groot gedeelte ervan naar Trier zijn overgebracht.
Aldaar werden ze in 1127 'gevonden', hetgeen een grote verering in Duitsland tot gevolg had, inclusief de roepnaam voor jongens.
Voor zover ik heb kunnen nagaan worden er relikwieën van hem vereerd op twee locaties in Trier, in de Santa Maria Maggiore in Rome en in de Santa Giustina in Padua.

Omdat er feitelijk niets over Mattias met zekerheid vaststaat zijn ook de iconografische uitbeeldingen van Mattias zeer uiteenlopend.
Hij wordt getoond met verschillende leeftijden, met verschillende attributen: in Duitsland meestal met bijl, maar in Italië gewoonlijk met lans of hellebaard.
Vaak heeft hij een lange (split)baard en kan zijn haardos variëren van flink naar kaal.
Als scène komen voor zijn uitverkiezing tot apostel, zijn prediking, zijn marteldood en de translatie van zijn relieken.

Op de afbeelding op deze pagina beeldt Jan de Beer de onthoofding uit op een klein paneeltje.
Beer kiest ook voor het algemene apostelattribuut: een boek.
Ik vermoed dat de met zijn gevolg toekijkende 'oosters' geklede figuur een Ethiopische vorst voorstelt.

Josef 'Justus' Barsabbas

Over Josef Barsabbas schrijft het Roomse Martelaarsboek op 20 juli:
In Judea de geboorte van de zalige Josef, bijgenaamd de Rechtvaardige, die de apostelen met de zalige Mattias voorstelden om onder hen als apostel de plaats van de verrader Judas aan te vullen. Maar toen het lot op Mattias was gevallen, bleef hij niettemin zich toeleggen op het predikambt en op werken van heiligheid. Hij had om het christengeloof veel vervolging van de kant van de joden te verduren en stierf in Judea een roemvolle dood. Men verhaalt nog van hem, dat hij eens vergif had gedronken, maar om het geloof, dat hij in de Heer stelde, er niets onaangenaams van ondervond.
De Legenda Aurea weet in hoofdstuk 127 - handelend over Maria Geboorte - nog te melden dat hij de zoon was van Maria Alfeüs, de dochter van Anna uit haar tweede huwelijk met Cleofas. Hij wordt daar ook Josef de Rechtvaardige genoemd. In tegenstelling tot Mattias treffen we Barsabbas in de kunst niet tot nauwelijks aan.
Jan de Beer (±1475-1528)
De marteldood van de apostel Mattias (1520-30)
Olieverf op paneel, 26 x 42 cm
Wenen - Kunsthistorisches Museum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen