Paul Verheijen

PANTALEON

Gebrandschilderd

Roomse Martelaarsboek

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt Pantaleon op 27 juli als volgt:
Te Nicomedië het lijden van de heilige Pantaleon, een geneesheer. Hij werd op bevel van keizer Maximianus om het christengeloof aangehouden, op de pijnbank ontwricht en met brandende fakkels gefolterd, maar daarbij door een verschijning des Heren verkwikt. Ten laatste heeft hij onder het zwaard zijn martelingen beëindigd

Legendarische geneesheer

Het leven van Pantaleon berust op legendes (zie onder).
In de middeleeuwen zouden zijn relieken zijn overgebracht naar klooster St-Denis bij Parijs.
Vervolgens kwam in 807 zijn hoofd naar Lyon.
In 972 bracht bisschop Gero (feestdag 28 juni) hem naar Keulen en plaatste hem in de kerk die al sinds de 7e eeuw was toegewijd aan 'De Drie Heilige Dokters' en van 950-964 onder leiding van bisschop Bruno werd herbouwd.

Pantaleon geniet vooral in de kerk van het oosten grote verering en worden zijn vele martelingen in de legendes achterwege gelaten.
Het enige wat verteld wordt is dat de keizer hem ter dood veroordeelde.
Hij wordt daar Panteleimon genoemd ('Die barmhartigheid afsmeekt') - een naam die Christus zelf hem gegeven zou hebben - en beschouwd als 'grootmartelaar' en wonderdoener.
Tezamen met zijn leermeester Hermolaus behoort hij tot de zogeheten anargyroi, letterlijk '(zij die) zonder zilver (zijn)' en adelphopoiesis-heiligen.
In de oosterse kerk worden meer paren van heilige artsen vereerd die onbezoldigd zieken genazen.
Naast Pantaleon en Hermolaus zijn dat Cosmas & Damianus, Cyrus & Johannes en Samson & Diomedes.

In de westerse kerk groeide Pantaleon (zonder Hermolaus) uit tot één van de veertien noodhelpers.
In veel bedevaartoorden van Pantaleon vereert men glazen ampullen, waarin zich bloed van de martelaar bevindt dat elk jaar vloeibaar wordt op zijn feestdag (net als dat het geval is met het bloed van de heilige Januarius te Napels).

De legendes


In de tijd dat Diocletianus en Maximianus aan het hoofd van het Romeinse Rijk stonden, leefde er in de stad Istodonia een senator die een gezegend kind bezat. Het heette Pantaleon. Zijn moeder zou in het geheim Christus gediend hebben.
Zijn vader zag erop toe, dat zijn zoon zijn tijd niet nutteloos verdeed en hield hem af van alle ontucht. Daar gaf het kind graag gehoor aan. Nu had de keizer een kamerdienaar die een wijze dokter was. Hem vertrouwde men het kind toe met de bedoeling dat het van hem de dokterskunst leerde. Het leerde ijverig en graag. De dokter nam het kind vaak mee naar het paleis. En telkens als de keizer het mooie jongetje zag, zei hij: 'Het zou goed voor je zijn, wanneer je in rijksdienst zou treden.'
Nu moest het kind herhaaldelijk naar een huis waar een heilig man woonde die Hermolaus heette.
Deze begon van de jongen te houden; hij had bovendien van God de boodschap gekregen, dat er uit hem een goed mens zou groeien. Vol liefde sprak hij dan ook: 'Je zou je moeten laten dopen.'
En hij leerde hem vele goede zaken. Het kind nam het allemaal in zich op, maar dopen: daar was nog geen sprake van.
Op een keer ging Pantaleon uit wandelen. Opeens zag hij zomaar langs de weg een kind liggen, dat door een adder gedood was. Pantaleon schrok. Maar dacht tegelijk aan de woorden van Hermolaus: 'Wie God wil dienen kan vragen wat hij wil en het zal hem gegeven worden.'
Hij mompelde bij zichzelf: 'Als God mij als dienaar wil, dan moet Hij dit kind maar tot leven brengen.'
Meteen daarop kwam het kind weer tot leven en zei: 'Je bent mij zeer genadig geweest.'
Op dat moment barstte de adder open. En Pantaleon zei: 'We moesten maar naar Hermolaus gaan om ons te laten dopen.'
En ze gingen naar de heilige man en ontvingen allebei het doopsel.

Pantaleon was een sieraad voor het geloof en een goede dokter. Hij wou ook zijn vader zo ver zien te krijgen dat hij in Christus geloofde. Maar die bleef liever bij zijn waanideeën. Op een keer ging hij met zijn vader samen eropuit. Toen zagen ze een blinde. Pantaleon zei tot hem: 'Als je wilt geloven in onze Heer Jezus Christus, zal ik je ogen als nieuw maken.'
De blinde zei: 'Mocht ik het daglicht weer kunnen zien, dan zal ik in Jezus Christus geloven.'
Toen legde Pantaleon zijn handen op de ogen van de blinde en zei: 'Lieve Heer, geef deze man zijn ogen weer terug omdat ik het wil; zo vraag ik u.'
Toen werd de man ziende, en liet zich inderdaad dopen met heel zijn huishouding erbij. Tegelijk waren door dit wonder de blinde ogen van zijn vader opengegaan: hij geloofde.

Toen kwam de dag dat aan de keizer werd bericht dat Pantaleon christen was en vele wonderen deed. De keizer ontstak in woede en liet hem voor zich geleiden. Hij sprak: 'Hoe heb je het zover kunnen laten komen, dat je onze goden de rug hebt toegekeerd? Je bent zo edel en rijk. Des te meer reden om onze goden te aanbidden. Als je daartoe bereid bent, sta je voortaan bij mij in de gunst.'
Op het moment dat de keizer dit zei, lag er ergens in de stad een man doodziek. Pantaleon kende hem en zei: 'Keizer, al uw goden kunnen die man niet beter maken. U laadt schuld op u door het geloof van de christenen zo te versmaden.'
Onmiddellijk daarop genas hij de man in naam van God. Op het zien daarvan werd de keizer woedend. Want - zo vreesde hij - op deze manier zou hij nog vele mensen tot bekering brengen!
Nu dienden de andere doktoren van de stad uit afgunst een aanklacht bij de keizer in tegen Pantaleon. Ze zeiden: 'Als u hem niet onschadelijk maakt, grote keizer, zal onze God Aeskulapios belachelijk gemaakt worden.'
Toen gaf de keizer bevel Pantaleon met sterke banden vast te binden en hem vervolgens een flink pak slaag te geven. Daarop liet hij gloeiend lood brengen: dat werd net zo lang tegen zijn lichaam aan gehouden, tot hij onder de brandwonden zat. Maar in zijn lijden bad hij tot God. Daarop liet de keizer hem in de gevangenis werpen en verbood hem ook maar iets te eten of te drinken te brengen. Maar God zelf kwam hem in de gestalte van Hermolaus troosten in zijn lijden. Hij genas hem zo volkomen dat het leek alsof hij nooit ook maar iets te lijden had gehad. Toen verdween hij. Pantaleon was er zeer blij mee en dankte God voor zo'n grote genade. Toen men de keizer berichtte dat Pantaleon in beste gezondheid verkeerde, werd de keizer woedend. Nu liet hij hem verdrinken. Maar de golven brachten hem weer aan land. Toen liet hij hem naar zijn dierentuin brengen. Daar had hij veel wilde beesten, vooral leeuwen en beren. Maar de dieren ontvingen hem vriendelijk, en gaven te kennen dat zij hem wilden dienen. Na een lang verblijf temidden van hen, werd hij er weer ongedeerd uitgehaald. Toen de mensen dat zagen waren er velen die zich lieten dopen. Op het bericht daarvan gaf de keizer bevel de heilige te doden. De dienaren bonden hem aan een droge olijfboom en bewerkten hem net zo lang met doorns tot het bloed overal van afdroop en zowel boom als bodem doordrenkt waren. Maar God huldigde zijn heilige met een prachtig teken. Waar het bloed stroomde, werd alles groen en mooi; en de dorre boom kwam tot bloei en droeg zoete vrucht. En waar zijn bloed maar heenging, bloeiden rozen, lelies en viooltjes. Op het zien daarvan liet zich weer veel volk dopen. En de heilige Pantaleon dankte God voor zoveel genade.

Nu was daar een edelman die zich zo aan dat teken van de bloemen ergerde, dat hij Pantaleons handen boven op zijn hoofd samenbond; vervolgens sloeg hij hem een grote spijker door zijn handen heen in zijn hoofd. Hij zag op naar de hemel en zei: 'Heer Jezus Christus, wees mij genadig, en maak een eind aan mijn martelgang. In uw handen beveel ik mijn geest.'

Volgens andere legendes werd Pantaleon ook nog eerst geradbraakt. Daarna knielde de heilige neer in gebed en boog het hoofd. De beul dacht daar mooi gebruik van te maken en gaf hem een geweldige houw in de nek, maar het zwaard boog om als warme was. Pas nadat de heilige zijn gebed had beëindigd en de beul vergiffenis had toegezegd, mocht de beul zijn werk afmaken. De onthoofding zou hebben plaatsgevonden onder een olijfboom; er vloeide geen bloed, maar melk. Na deze woorden vloog zijn ziel naar buiten de eeuwige vreugde tegemoet. De heidenen namen zijn lijk en verbrandden het. Daarop kwamen de christenen om de as te verzamelen en te begraven in Nicomedië.

Panty

In steden waar een of ander relikwie van Pantaleone werd bewaard, werden de voornamen Pantalone en Pantaleone zeer geliefd.
In de Italiaanse commedia dell'arte werd Pantalone de benaming van het type van de rijke koopman uit Venetië.
Deze grapjas droeg op het toneel gewoonlijk een lange, wijde broek, die op den duur de naam kreeg van de drager.
Wij danken er nog de woorden pantalon aan, een broek van meestal een net pak, en panty, het Engelse verkleinwoord voor broekje.

De gebrandschilderde vensters

Hieronder zes afbeeldingen van een cyclus rond Pantaleon en Hermolaus in twee vensters van de kathedraal Notre Dame in Noyon.

1/6

Pantaleon wordt aan de keizer voorgeleid en geradbraakt.

2/6

Pantaleon wordt door heidense collega's bij de keizer aangeklaagd, vastgebonden en geslagen.

3/6

Pantaleon doorstaat gloeiend lood dat tegen zijn lijf wordt gedrukt en verblijf bij wilde beesten.

4/6

Pantaleon ondergaat het rad in het bijzijn van zijn aanklagers.

5/6

De keizer besluit tot de marteldood van Hermolaus en Pantaleon geneest een bezeten meisje.

6/6

Pantaleon nodigt armen aan aan tafel en wordt door Hermolaus bekeerd.

2016 Paul Verheijen / Nijmegen