Paul Verheijen

JEAN-BAPTISTE VIANNEY

Pastoor van Ars

Dorpspastoor

De 'Pastoor van Ars' werd in 1786 als vierde kind in een in zekere welstand levend boerengezin in het dorpje Dardilly geboren. Als kleine jongen bracht hij tijdens het werk op het land lange uren door in gebed. Leeftijdsgenootjes leerde hij hoe ze God moesten liefhebben en de rozenkrans bidden. De naar het leek weinig begaafde jongen kon pas tegen zijn 20e levensjaar een studie in filosofie en theologie beginnen. De colleges werden in het Latijn gegeven, maar Latijn leren was hem bijna onmogelijk. Opgeroepen om in het leger van Napoleon te dienen, dook hij drie jaar lang onder door in de buurt van ondoordringbare bossen vaak met levensgevaar rond te zwerven. Na de afkondiging van algehele amnestie studeerde hij met veel moeite aan het seminarie. Na één jaar meldde het rapport van zijn eerste examen: debilissimus, zeer zwak. In 1815 werd hij te Grenoble priester gewijd en als hulpje naar de pastoor van Ecully gestuurd, echter zonder verlof om biecht te horen.
In 1818 kreeg hij een aanstelling tot pastoor in het zestig huizen en 500 zielen tellend dorpje Ars ten noorden van Lyon. Het dorpskerkje telde vijf zijkapellen die gewijd waren aan Johannes de Doper waar de pastoor de biecht hoorde van vrouwen, aan de maagd Maria, aan het Heilig Hart, aan de gemeenschap van heilige engelen waar de pastoor de biecht hoorde van zieken en aan Philomena van Mugnano waar de doopvont stond. Zij was de geliefde heilige van de pastoor en stond hem met raad, daad en wonderen bij.

De toestand in Ars was verre van rooskeurig: onzedelijkheid, dronkenschap en andere ondeugden tierden er welig. Maar in korte tijd bracht de nieuwe pastoor daar verandering in: bijeenkomsten voor mannen en vrouwen, een school voor meisjes en een weeshuis. Zijn ijver, eenvoud, geduld en spontane wijsheid maakten hem tot over de grenzen van Ars bekend. Tienduizenden reizigers per jaar trok hij aan. Urenlang (sommige bronnen spreken over 20 uur per dag) bracht hij door in de biechtstoel, waar velen onder zijn leiding tot bekering kwamen. Werd soms overvallen door de menigte die knopen of haren van hem wilden hebben. Hij bezat de discretio spirituum, een gave van de geestelijk leidsman, die al vanaf de vroegchristelijke asceten hooglijk gewaardeerd werd: het vermogen om iemands persoonlijkheid en geaardheid feilloos scherp en onmiddellijk te doorzien. Er zijn verder veel berichten over voorspellingen die hij deed en over zijn gebed, dat verrassend effectief was. Tegen naijver en achterdocht van jaloerse collega's die hem van incompetentie beschildigeden, werd hij door zijn bisschop in bescherming genomen.
Al te veel werk, vasten en zelfkastijding brachten hem dicht bij een psychische inzinking en leidden tot scrupules over zijn roeping en werkwijze. Bovendien beleefde hij deze ervaringen als demonische aanvallen die hem grote angsten deden doorstaan. Pogingen om in een contemplatief leven daaraan te ontsnappen werden verhinderd door zijn parochianen, die hem niet wilden laten gaan. Waardering van de zijde van het bisdom ontving de pastoor door de benoeming tot erekanunnik in 1850 en van de kant van de staat door die tot lid van het Legion d'Honneur in 1855, het jaar waarin hij — zegt men — door zo'n twintigduizend mensen bezocht werd. In 1859 is hij in zijn geboortedorp gestorven. Zijn vriend Alfred Monnin bezorgde in 1861 de eerste biografie, gevolgd onder meer door een van de hand van zijn neef J. Vianney in 1905.
In 1905 werd Vianney door Pius X zalig en in 1925 door Pius XI heilig verklaard. In 1929 stelde Rome hem aan tot patroon van allen die met pastorale zorg belast zijn. De uiterst simpele pastorale methode van de pastoor heeft dan ook in de eerste helft van de 20e eeuw dankzij de stimulans van menig bisschop, die vaak liever vrome, eenvoudige en vooral volgzame priesters in zijn dienst zag dan kritisch onderlegde, grote invloed uitgeoefend op de clerus. Zijn preekjes, die velen aanspraken, heeft men vergeleken met de uitspraken van de oude oosterse woestijnvaders. Ook het kerkvolk bleef hem waarderen. In het dorpje Ars werd een grote basiliek gebouwd, waarbij het oude dorpskerkje werd gedegradeerd tot portiek. Ton van Reen schreef hierover:
De basiliek is protserig en veel te groot voor het dorp. Ze ontsiert het oorspronkelijke kerkje, de eigenlijke kerk van pastoor Vianney, dat er nu als een steenpuist tegenaan staat geplakt. Het is een aardig dorpskerkje, dat in zijn eenvoud de heiligheid van de pastoor meer recht zou hebben gedaan. Waarom heeft men niet gewoon alles gelaten zoals het was? Die basiliek hoort hier niet. Vianney zelf zou hem zeker niet hebben gewild. Een basiliek voor een dorpspastoor moet in zijn ogen een zonde van hovaardij zijn geweest.
(Van Reen, 32-33)
In de basiliek rust in een zijkapel naar men zegt het gaaf gebleven maar uitgemergelde lichaam van de pastoor in een reliekschrijn van glas en goud en in omringd door plastic rozen boven het altaar 'als een mannelijke Sneeuwwitje' (Van Reen). Na zijn heiligverklaring zijn delen ervan als relikwie geschonken aan kerken die de pastoor tot patroon hadden benoemd. Wat er nu dus precies in de kist ligt, is onduidelijk.
Maar Ars werd een bedevaartplaats, die honderdduizenden aantrok, met als hoogtepunt de biechtstoel van de pastoor. Zijn feest valt op 9 augustus, in het bisdom Belley op 4 augustus.

Athentiek portret

Het authentieke portret, later talloze malen vooral op devotionele reproducties, prentjes en beeldjes nagevolgd, toont een wat oudere man met een onooglijk uiterlijk: een hoog voorhoofd, grote terzijde kijkende ogen, lange smalle neus en geprononceerde lippen. Zijn lange, zilverwitte haar valt op vanwege langs oren en wangen breed neerhangende krullen. Hij draagt een wit koorhemd en aan de hals een afhangende wit-omrande, zwarte Franse priesterbef.
Omdat de pastoor een beroemdheid was geworden, was er grote vraag naar portretten van hem. Hij was echter niet bereid om te poseren voor een schilder of fotograaf. Hij noemde de portretten die hij wel maakte zijn Carnaval.

In 1858 vroeg een van Vianneys medebroeders de beeldhouwer Émilien Cabuchet om naar Ars te komen en een buste te ontwerpen. Cabuchet was zo diep religieus dat hij in Rome zijn instrumenten liet zegenen door de paus. Cabuchet kwam met een aanbevelingsbrief van een bisschop. Desondanks wees Vianney hem af. Cabuchet maakte vervolgens acht dagen lang in het geheim een wassen model in de kerk, dat hij uiteindelijk aan de pastoor liet zien. Die accepteerde het en zei: 'Ja, dat is geen Carnaval.' Na Vianneys dood gebruikte Cabuchet het wassen model om het beeld te maken dat nu in de basiliek in Ars staat. Het beeldt de heilige af in priesterlijk koorgewaad, knielend in gebed voor het tabernakel. Zijn ascetisch uitgemergelde gezicht toont een unieke mix van onbaatzuchtige devotie en sereniteit.

Ontmoeting

Het Monument van de Ontmoeting is geplaatst op de vermoedelijke locatie van de ontmoeting in februari 1818 tussen de pastoor en een herdersjongen.
Aan het einde van een dag vol mist zoals vaak in februari, is de jonge Antoine Givre buiten (hij is 12 jaar oud). Biografen melden dat hij zorgde voor zijn koeien of zijn schapen. De tijd en vooral het seizoen maken dat twijfelachtig, maar goed, Antoine was daar met vrienden, op weg van Lyon via Toussieux. Het ligt aan de rand van de gemeente, of preciezer gezegd aan die van de parochie. Een team arriveert met een jonge priester die aan hun zijde loopt. De jonge Vianney (32 jaar oud) is benoemd tot pastoor van de parochie van Ars, onder de verantwoordelijkheid van de naburige priester van Mizérieux. Hij komt zijn post innemen. Te voet arriveert hij, vergezeld door weduwe Bibost, huishoudster van de overleden abt Balley. Na een dag wandelen moet het kleine groepje erg moe zijn. Vianney was vroeg in de ochtend vertrokken uit Écully, waar hij bijna elf jaar op de school van abt Balley had doorgebracht. Hij weet ook dat hij naar een arm dorp wordt gestuurd, ver van de belangrijkste communicatielijnen, getekend door de revolutie en de daaropvolgende ontkerstening. De eerste parochiaan die hij ontmoet is Antoine Givre, die later verslag deed van de ontmoeting. De jonge Antoine beseft uiteraard niet dat het lot van zijn kleine dorp zojuist is veranderd met de komst van deze nieuwe pastoor. Bij het zien van de de groep jongens vraagt Vianney de weg. Ze verstaan echter alleen plat dialect. Antoine begrijpt de vraag wel en wijst hem de weg. De pastoor van Ars antwoordt: Tu m'as montre le chemin d'Ars, je te montrerai le chemin du ciel, Jij hebt mij de weg naar Ars gewezen, ik zal jou de weg naar de hemel wijzen.
Vervolgens buigt de pastoor zich voorover en kust de grond als teken van liefde voor de mensen die deze plek bewonen en naar wie hij wordt gestuurd. Terwijl hij naar de weinige huizen kijkt die in de holte van de vallei verborgen liggen zegt hij: Wat is het toch klein! Ooit zal deze plek niet groot genoeg zijn om de menigten te huisvesten die erheen zullen komen. Heeft hij kunnen bevroeden dat deze woorden waarheid zijn geworden op de manier waarop dat in onze tijd gebeurt?

Het standbeeld werd in 1938 vervaardigd door de in religieuze kunst gespecialiseerde beeldhouwer Louis Castex ter gelegenheid van de 120e verjaardag van deze ontmoeting.
Van de kleine Antoine kan nog vermeld worden dat hij trouwde, een gezin kreeg en stierf op 9 augustus 1859, vijf dagen dus na de Heilige Pastoor.
Émilien Cabuchet (1819-1902)
Le Curé d'Ars (1875)
Marmeren beeld (linkerafbeelding)
Ars-sur-Formans - Basilique du Curé d'Ars

Louis Castex (1868-1954)
Rencontre de M r Vianney et du petit berger le 9 fevrier 1818 (1938)
Bronzen beeld (rechterafbeelding)
Ars-sur-Formans - Chemin de la Rencontre
2016 Paul Verheijen / Nijmegen