Radegundis werd als dochter van de Thüringse koning Berthachar geboren in 518. Toen zij 13 jaar was, werd het rijk van haar vader onder de voet gelopen door de Franken. Met haar broer, Chlothachar, werd zij naar Frankrijk meegenomen als gijzelaar. De rauwe koning Chlotar I dwong haar met hem te trouwen. Ze was op dat moment 24 jaar. Maar haar leven en dat van haar broer liep aan het Frankische hof voortdurend gevaar. Niet alleen van buiten af, maar ook door allerlei familieruzies en paleistwisten moest ze voortdurend op haar hoede zijn, ook voor haar man. Met regelmaat trok zij zich in de eenzaamheid terug om zich geheel aan God en de naaste toe te wijden.
Zo liet ze in het plaatsje Saix voor zichzelf een kapelletje bouwen, waar een priester relieken voor had weten te bemachtigen. Daar voorzag zij in haar eigen levensonderhoud, maalde haar graan, bereidde haar eten en ging er elke dag op uit om armen en zieken te verzorgen. Maar haar man wou haar terug. Venantius Fortunatus en Gregorius van Tours beschreven haar leven vol goede daden en wonderen.
Graanwonder
Koning Chlotar ging haar eigenhandig ophalen. Toen Radegundis dat ter ore kwam, sloeg haar de schrik om het hart. Zij verdubbelde haar gebeden en verstervingen enn stuurde één van haar dienaressen, Fredovigia, naar een priester te Chinon, Johannes geheten, met de vraag dat hij met haar meebad om uitkomst. Intussen nam Radegundis het zekere voor het onzekere en begaf zich naar Poitiers om daar een goed heenkomen te zoeken. Maar Chlotar zat haar dicht op de hielen. In het nauw gebracht wendde zij zich tot een boer die aan het zaaien was: 'Als iemand u mocht vragen, of u de koningin hier voorbij hebt zien gaan, dan moet u zeggen dat u niemand gezien hebt sinds u hier gezaaid hebt.' Daarop betrad zij het zojuist ingezaaide land. Nu begon het gewas zichtbaar en hoorbaar te groeien, zo snel zelfs dat de koningin al na enkele uren door de hoge halmen geheel aan het gezicht was onttrokken. Niet lang daarna kwam daar inderdaad de koning voorbij. Hij ondervroeg de boer en deze gaf hem het antwoord dat zij hem had ingegeven. De koning zag dat het graan op dit stuk land wel heel vroeg was opgeschoten dit jaar en besefte dat hij hier te maken had met de wonderkracht van zijn heilige vrouw. Hij zag nu verder van zijn plannen af en liet haar met rust. Lange tijd heeft daar langs de weg - op zo'n veertien mijl van Poitiers - een kapelletje gestaan dat herinnerde aan dit wonder. In klooster Ste-Radegonde zelf werd het wonder elk jaar herdacht op 28 februari.
Klooster met kruisreliek
Toen Radegundis' broer in 555 werd vermoord, was voor haar de maat vol. Ze vluchtte naar bisschop Medardus van Noyon (feestdag 8 juni). Deze stond haar toe een verborgen leven te leiden in een klooster. Hij legde haar persoonlijk de nonnensluier op. Dat was destijds een ritueel, dat alleen aan de bisschop was voorbehouden en waarmee een vrouw de status van kloosterlinge aannam. Radegundis stichtte vervolgens te Poitiers een vrouwenklooster. Nadat keizer Justinus II haar een stuk van het echte kruis had geschonken, waaraan Jezus gestorven zou zijn, noemde zij het Sainte-Croix. Het is de plaats waar zij na haar dood in 587 werd begraven. Sindsdien heet het Sainte-Radegonde. Tot op de dag van vandaag zijn er enkele restanten van bewaard. Haar dochter Agnes volgde haar op als abdis.
Zij is patrones van de stad Poitiers en van de Engelse stad Cambridge. Bovendien is zij schutspatroon van gevangenen, wevers en pottenbakkers. Haar voorspraak wordt aangeroepen tegen huiduitslag, zweren, schurft en eczeem. Zij wordt vanaf de 12e eeuw voorgesteld als vorstin, meestal echter als moniale, niettemin met de regalia getekend of met de regalia juist aan haar voeten. Haar kerkelijke feestdag valt op 13 augustus.