Paul Verheijen

RAFAËL

Heliodorus

Tweede boek Makkabeeën

Het verhaal van de verdrijving van Heliodorus uit de tempel is te lezen in het derde hoofdstuk van het tweede boek Makkabeeën.
Dit boek hoort tot de zogenaamde deuterokanonieke geschriften en is niet in alle bijbeluitgaven terug te vinden.

Heliodorus (letterlijk: geschenk van de zon) wordt samen met de Syrische koning Seleukus IV opgevoed en mag de koning zijn beste vriend noemen.
Seleukus laat voor hem een standbeeld oprichten te Delos en benoemt hem tot kanselier van het rijk van de Seleukiden.
In opdracht van de koning probeert hij de rijkdommen van de schatkamer van de tempel in Jeruzalem in beslag te nemen.
De hogepriester Onias en alle bewoners van Jeruzalem worden door angst overmand en bidden uit alle macht tot God om hulp.
Onias knielt voor de Ark van het Verbond.
God verhoort hun gebed wanneer Heliodorus arriveert:
Maar toen hij met zijn lijfwachten voor de ingang van de schatkamer stond, verscheen de Machtige, de Heer van alle geesten en machten, op zo’n ontzagwekkende wijze, dat iedereen die het gewaagd had de tempel binnen te dringen, getroffen werd door de macht van God en alle kracht en moed verloor. Er verscheen hun een prachtig opgetuigd paard, dat op Heliodorus afstormde en hem onder zijn voorhoeven dreigde te vertrappen. Het werd bereden door een angstaanjagende ruiter in een wapenrusting die blonk van het goud. Bovendien verschenen hem nog twee jongemannen, die er geweldig sterk en bijzonder knap uitzagen en gehuld waren in schitterende kledij. Zij gingen aan weerskanten van hem staan en lieten een regen van slagen op hem neerdalen. Ineens viel hij op de grond neer en zonk weg in een diepe duisternis. Zijn mannen namen hem op en legden hem op een draagbaar. Zo werd hij, die zojuist nog met een groot gevolg en een sterke lijfwacht de schatkamer was binnengedrongen, weggedragen; zijn wapens konden hem niet meer baten. Zo duidelijk had hij de kracht van God leren kennen.
(2 Makkabeeën 3,24-28)
Hierna stort Heliodorus, door een dichte duisternis overweldigd, plotseling op de grond.
Heliodorus wordt opgepakt en, meer dood dan levend, in een draagstoel afgevoerd.
Bang dat de koning er achter zou komen dat Heliodorus door zijn toedoen zou zijn gestorven, brengt de hogepriester Onias een offer aan God opdat Heliodorus in leven mag blijven, hetgeen uiteraard lukt.
Heliodorus draagt vervolgens een dankoffer op aan God en doet Hem de heiligste beloftes.
Hij keert tot slot met zijn leger naar de koning terug, die hem vraagt wie hij dan wel naar Jeruzalem moet sturen om de tempelschat in handen te krijgen.

'Als u een vijand hebt of een oproerkraaier, stuur hem daar dan heen,' antwoordt Heliodorus, 'u krijgt hem namelijk afgeranseld terug, als hij het er tenminste levend van afbrengt, want over de tempel waakt werkelijk een goddelijke macht.'

Niet lang daarna vergiftigt hij de koning uit wraak.

Thema

Stanza III van de stanze van Rafaël is genoemd naar dit fresco met de verdrijving van Heliodorus uit de tempel.
Het verwijst naar de onaantastbaarbeid van de aardse macht van de kerk en past uitstekend bij het thema van deze stanza - de goddelijke zorg voor de Kerk in de loop van de geschiedenis.
Heliodorus kreeg hulp van een ruiter binnen de tempel en de tegenstanders van paus Julius II hadden op hun beurt aanhangers binnen de curie.

De scène ontrolt zich voor een achtergrond, die gedomineerd wordt door het ritme van arcades, wat door het glanzende licht nog wordt versterkt.
Rechts in het beeld drijven hemelse afgezanten en andere bodes van God, Heliodorus in de hoek terwijl op de achtergrond de hogepriester Onias aan het altaar bidt en aan de linkerkant Julius II, gezeten op een draagstoel, de gebeurtenis bijwoont.
Twee dragers van die pauselijke draagstoel worden gewoonlijk geïdentificeerd als de graveur Marcantonio Raimondi (1480-1534) (op de voorgrond) en Rafaëls leerling Giulio Romano (±1499-1546) (geheel links).

Giorgio Vasari

De Stanze di Raffaello worden door Vasari in zijn Vite uitgebreid beschreven.
Over dit fresco schrijft hij:
Op een van de nog kale wanden schilderde hij de joodse eredienst, met de ark en de kandelaar, en daarbij paus Julius die de hebzucht uit de tempel verdrijft: een tafereel dat even mooi en even goed is als het bovengenoemde van de nacht; in dit tafereel treft men de portretten aan van enige destijds levende palfreniers, die de stoel met daarin de werkelijk uiterst levendig weergegeven paus Julius dragen; en terwijl enige mensen uit het volk, vrouwen, ruim baan voor hem maken, ziet men hoe tegenover de paus een geharnaste ruiter, vergezeld van twee lieden te voet, in een zeer woeste houding als een razende komt aanrijden en inhakt op de hovaardige Heliodorus, die op bevel van Antiochus de tempel wil beroven van alle daar ter bewaring gegeven bezittingen van weduwen en wezen; en ginds worden de goederen en schatten reeds aangevat om te worden weggevoerd, maar ook ziet men hoe door de paniek om het onverwachte ongeval van Heliodorus, ruw onder de voet gelopen en geslagen door de drie voornoemden - die een visioen vormen en daarom alleen voor Heliodorus zichtbaar zijn - alle schatten uit de vaten vallen en over de grond rollen, want al zijn manschappen die deze schatten droegen waren ter aarde gevallen doordat een plotselinge ontzetting hen had bevangen. Apart van deze groep ziet men hoe de allerheiligste hogepriester Onias, in hogepriesterlijk gewaad, de handen en ogen ten hemel, vurig bidt, bedroefd in zijn medelijden met de stakkers die hun bezittingen verliezen, maar ook verheugd omdat hij merkt dat er plotsklaps hulp uit de hemel is gekomen. Voorts ziet men (een goede vondst van Rafaël) hoe velen op de basementen van de zuilen zijn geklommen, die ze omarmen en vanwaar ze in zeer ongemakkelijke houdingen staan te kijken naar wat er gebeurt; en een stomverbaasde mensenmenigte waarin een ieder op zijn eigen wijze afwacht hoe dit alles afloopt. En dit werk was in ieder opzicht zo schitterend dat zelfs de kartons zeer hoog worden gewaardeerd.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen