Paul Verheijen

REMBRANDT

Bileam en de ezelin

Een tweede bijbels sprekend dier

In de bijbel komt naast een sprekende slang bij de zondeval van Adam en Eva nog een tweede sprekend dier voor: een ezelin. Het verhaal maakt dankbaar gebruik van het feit dat ezels bekend staan - al dan niet terecht - als voorzichtige, maar ook koppige en luie dieren.

Tijdens de tocht van de Israëlieten naar het beloofde land Kanaän sloegen zij hun kamp op in de vlakte van Moab, aan de overkant van de Jordaan, ter hoogte van Jericho. Balak, de koning van Moab, en de Moabieten waren buitengewoon bang voor het volk van Israël, omdat het zo talrijk was. Ze raakten in paniek en Balak stuurde gezanten naar Bileam, een in zijn ogen befaamde profeet, om te vragen de indringende Israëlieten te vervloeken. De gezanten hadden een beloning voor de waarzegger bij zich. Bij Bileam gekomen brachten ze hem Balaks woorden over. Bileam zou de volgende dag antwoord geven. God verscheen aan Bileam en vroeg hem naar die mannen. Bileam lichtte God in over de opdracht van de gezanten, waarop God hem verbood met de gezanten mee te gaan. Daarna herhaalde zich dit. Balak stuurde opnieuw gezanten naar Bileam, meer dan de eerste keer en met groter aanzien. ’s Nachts verscheen God wederom aan Bileam en gaf nu toestemming om met de gezanten mee te gaan onder de voorwaarde dat hij alleen mocht doen wat God hem zou opdragen.
De volgende morgen maakte Bileam zich gereed, zadelde zijn ezelin en ging met de Moabitische leiders mee. Maar nauwelijks was hij op weg, rijdend op zijn ezelin en vergezeld door twee van zijn dienaren, of God ontstak in woede. De engel van de HEER ging op de weg staan om Bileam tegen te houden. De ezelin zag de engel van de HEER op de weg staan, met een getrokken zwaard in de hand, en ze ging opzij, van de weg af het veld in. Bileam sloeg de ezelin om haar weer naar de weg te drijven. Hierop ging de engel van de HEER op een smalle weg tussen de wijngaarden staan. Aan weerszijden was een muur. Toen de ezelin de engel van de HEER zag, drukte ze zich tegen de muur, zodat Bileams voet bekneld raakte. Weer sloeg hij haar. De engel van de HEER ging opnieuw een stuk verderop staan, in een nauwe doorgang, waar geen ruimte was om naar links of rechts uit te wijken. Toen de ezelin de engel van de HEER zag ging ze liggen, met Bileam nog op haar rug. Bileam werd woedend en sloeg de ezelin met een stok. Toen opende de HEER de mond van de ezelin. Ze vroeg Bileam: ‘Wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer geslagen hebt?’ ‘Je solt met me,’ zei Bileam. ‘Als ik een zwaard bij me had, dan had ik je allang gedood!’ De ezelin vroeg Bileam: ‘Ben ik niet de ezelin waarop u al uw hele leven rijdt? Heb ik me soms eerder zo gedragen?’ ‘Nee, nooit,’ antwoordde hij. Toen opende de HEER Bileam de ogen, zodat hij de engel van de HEER op de weg zag staan, met het getrokken zwaard in de hand. Hij knielde en boog diep voorover. De engel van de HEER vroeg hem: ‘Waarom heb je je ezelin nu al drie keer geslagen? Ik ben gekomen om je tegen te houden; doordat Ik hier sta is de weg afgesloten. Driemaal zag je ezelin Mij, en driemaal is ze voor Me opzij gegaan. Had ze dat niet gedaan, dan had Ik jou gedood maar haar in leven gelaten.’ Bileam zei tegen de engel van de HEER: ‘Ik heb gezondigd, want ik wist niet dat U tegenover mij stond. Maar als wat ik doe slecht is in uw ogen, ga ik terug naar huis.’ De engel van de HEER zei tegen Bileam: ‘Ga maar met die mannen mee. Maar je mag alleen zeggen wat Ik je opdraag.’ Dus ging Bileam met Balaks gezanten mee.
(Numeri 22:21-35)
Nadat Bileam in Moab was gearriveerd, hoopte koning Balak dat hij hulp zou krijgen van Bileam, maar die zegende de Israëlieten in plaats van ze te vervloeken, tot grote woede van Balak die Bileam terugstuurt. Voordat Bileam echter vertrok, vervloekte hij Balak met profetische woorden over wat de Israëlieten de Moabieten zullen gaan aandoen.
Daarop hief hij deze orakelspreuk aan: ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël. Hij verbrijzelt Moab de slapen, de kinderen van Set slaat hij neer. Het land van zijn vijand verovert hij, het land van Edom en Seïr. Israël wordt machtig en sterk, uit Jakob staat een heerser op. Wie ontkomt uit de stad brengt hij om.’
(Numeri 24:15-19)
Hierna zette Bileam de Israëlieten ertoe aan om omgang te hebben met de Moabieten en Midjanieten en om de Baäl van de Peor te aanbidden (Numeri 31:16). God strafte het volk met een plaag en Mozes liet allen executeren die hadden gezondigd. In totaal stierven er 24.000 Israëlitische mannen (Numeri 25:1-9). Toen de Israëlieten wraak namen op de Midjanieten, werd Bileam gedood (Numeri 31:8).

Iconografie

Het hierboven afgebeelde schilderij is een van de vroegste werken van de nog jonge Rembrandt, die in 1626 net voor zichzelf was begonnen. Waarschijnlijk is het afgeleid van een vier jaar eerder vervaardigd schilderij van zijn leermeester Pieter Lastman vooral wat betreft de houding van de ezelin.

De iconografie van het bijbelverhaal van Bileam en de ezelin dateert uit de vroegchristelijke tijd. Het toont de confrontatie van Bileam met de engel, die hij pas de weg zag blokkeren toen zijn ezelin zijn ogen opende door tegen hem te praten. Bij het eenvoudige tafereel, bestaande uit een ruiter die met opgeheven knuppel op zijn ezelin slaat tegenover een engel met opgeheven zwaard, zat nooit eerder een buidel met daarin papieren en een soort stok die verwijzen naar de orakelspreuk die Bileam later uitspreekt en door christenen altijd is opgevat als een Messiaanse profetie.
Tijdens de middeleeuwen was alleen al het beeld van Bileam en de ezelin voldoende om de Messiaanse profetie op te roepen. In sommige versies van het vijftiende-eeuwse Speculum Humanae Salvationis en Biblia Pauperum is echter een ster aan de scène toegevoegd om de ware betekenis van het beeld aan te geven. Afbeeldingen van Bileam en de ezelin waren altijd statisch en emotieloos geweest, maar in de zestiende eeuw werd het dramatische potentieel van het verhaal erkend en volledig benut. Door een buidel met papieren en een soort stokje aan de scène toe te voegen, gaf Rembrandt aan hoe zijn Bileambeeld begrepen moest worden.
De papieren met onleesbare letters in quasi-Hebreeuwse letters vertegenwoordigen dan de profetieën van Bileam en de stok geeft metaforisch aan dat het om de Messiaanse profetie gaat. In de late middeleeuwen werd de ster af en toe ook al als referentieteken gebruikt, maar voor Rembrandt was dit geen optie, omdat Bileam overdag reisde. Het alternatief was de scepter.
Het feit dat Rembrandt in plaats van een scepter een stok afbeeldde, maakt mogelijk duidelijk dat hij geen reformatorische bijbelvertaling gebruikte die het Hebreeuwse woord shebet vertaalde met scepter, maar een katholieke gebaseerd op de Latijnse Vulgaatvertaling die dit woord vertaalt met virga, 'stok'.

Misschien heeft Rembrandt de Messiaanse betekenis van het Bileamverhaal nieuw leven ingeblazen, omdat zijn opdrachtgever dat van hem verlangde. Alfonso López, bekend als de eerste eigenaar van het schilderij, was een morisco, een tot het christendom bekeerde Spaanse moslim. Een bekeerling zal niet zozeer geïnteresseerd zijn in het spreken van een ezelin, maar meer in de voorspelde komst van Christus.
Afbeelding: Pieter Lastman (1583-1633) - Bileam en de ezelin (1622) (Jeruzalem - Israël Museum; olieverf op doek, 40 x 60 cm)
Rembrandt Harmanszoon van Rijn (1606-1669)
Bileam en de ezelin (1626)
Olieverf op paneel, 63 x 47 cm
Parijs - Musée Cognacq-Jay
2016 Paul Verheijen / Nijmegen