Oud verhaal
Kort daarna vroegen twee hoeren bij de koning gehoor. De eerste vrouw vertelde: 'Staat u mij toe, heer, deze vrouw en ik wonen in hetzelfde huis. In dat huis heb ik in haar bijzijn een kind ter wereld gebracht. Drie dagen later kreeg ook zij een kind. Wij waren daar samen; er was niemand anders in huis, alleen wij tweeën. Maar haar kind is 's nachts doodgegaan, want zij was erop gaan liggen. Toen is ze midden in de nacht opgestaan en heeft ze mijn kind bij me weggenomen, terwijl ik sliep. Ze nam mijn kind in haar armen en legde mij haar dode kind in de armen. Toen ik de volgende ochtend mijn kind wilde voeden, merkte ik dat het dood was. Maar toen ik het nog eens goed bekeek, zag ik dat het niet het kind was dat ik gebaard had.''Dat is niet waar!' zei de andere vrouw. 'Het levende kind is van mij en het dode van jou.' 'Niet waar!' zei de eerste. 'Het dode is van jou en het levende van mij.' Zo bepleitten ze ieder hun zaak bij de koning. De koning nam het woord en zei: 'De een zegt: "Mijn kind leeft en het jouwe is dood," en de ander zegt: "Nee! Het dode kind is van jou en het levende van mij."' En hij beval: 'Breng mij een zwaard.' Er werd hem een zwaard gebracht, en toen zei hij: 'Hak het levende kind in tweeën en geef hun ieder de helft.' De echte moeder van het levende kind kon de gedachte dat haar kind iets zou overkomen niet verdragen en riep uit: 'Nee, heer, ik smeek u, geef het kind aan haar, maar dood het alstublieft niet!' De ander zei: 'Als ik het niet krijg, krijg jij het ook niet. Hak het maar doormidden!' Maar de koning deed de volgende uitspraak: 'Het zal niet gedood worden. Geef het levende kind aan háár, want zij is de moeder.'
(1 Koningen 3,16-27)
Dit verhaal dat het spreekwoordelijke salomonsoordeel vertelt, is een mooi voorbeeld van bijbelse vertelkunst, maar om een aantal redenen merkwaardig te noemen.
Vooreerst dat er twee hoeren op audiëntie bij koning Salomo komen om een geschil bij te leggen dat wij aan een rechter over zouden voorleggen.
Blijkbaar sprak de koning ook recht en bekommerde hij zich niet alleen om de toplaag in de maatschappij, maar ook om de sociaal zwakkeren.
De verteller laat vervolgens in het midden of de hoer die de klacht indient ook werkelijk de moeder van het levende kind is.
De reactie van de andere hoer is tamelijk onbegrijpelijk.
Het ligt meer in de lijn der verwachting dat ze het aanbod van de eerste hoer met graagte zou aanvaarden, want daarom had ze toch ook beide kinderen verwisseld.
Door haar kille reactie velt ze haar eigen oordeel.
Pas dan maakt de verteller duidelijk wie de moeder van het levende kind is.
Het spreekt voor zich dat dit geen verhaal meer is van onze tijd: een simpele DNA-test zou nu direct uitkomst hebben geboden.
Als illustratie van een wijs oordeel en van een moeder die waakt over het leven van haar kind, blijft het echter van alle tijden.
|