Paul Verheijen

SALOMO

Glorieus - Wijsheid, rijkdom en polygamie - Schrijver - Typologie

Glorieus

Salomo, zoon van David en Batseba, was de derde koning van Israël.
Zijn naam betekent ‘vrede’, een andere naam was Jedidja, ‘door Jahwe geliefd’.
Salomo's regering, beschreven in het eerste boek Koningen, was een glorieuze voortzetting van wat David begonnen was: consolidering van Israëls grenzen, uitbouw van internationale betrekkingen en handel met onder andere Egypte, Seba, Tharsis, maatregelen voor economische opbloei, nieuwe administratieve indeling en een enorme bouwactiviteit: fortificaties, het koninklijk paleis en de naastgelegen tempel.
Het werk werd gedaan door 3300 hoofdopzichters, 70.000 sjouwers en 80.000 steenhouwers en de kosten voor dit alles waren astronomisch hoog.
Voor het koninklijk paleis alleen al was aan eten per dag nodig 30 ezelslasten tarweboem en 60 ezelslasten meel, 10 gemeste runderen, nog 20 runderen, 100 schapen en geiten, en dan nog herten, gazellen, reebokken en gemeste hoenders (1 Koningen 5,2-3).
De hal van koninklijk paleis werd 'Het Woud van de Libanon' genoemd vanwege het vele cederhout dat er te zien was.

Het paleis wordt tot in de technische details beschreven in 1 Koningen 7,1-12.
De in zeven jaar tijds gebouwde tempel deed alle heiligdommen buiten Jeruzalem hun betekenis verliezen en werd het enige religieuze centrum van Israël.

Wijsheid, rijkdom en polygamie

Salomo's sprookjesachtige rijkdom en zijn wijsheid worden in de iconografie frequent geïllustreerd door twee verhalen: het salomonsoordeel en het bezoek van de koningin van Seba.


Salomonsoordeel
Kort daarna vroegen twee hoeren bij de koning gehoor. De eerste vrouw vertelde: ‘Staat u mij toe, heer, deze vrouw en ik wonen in hetzelfde huis. In dat huis heb ik in haar bijzijn een zoon ter wereld gebracht. Drie dagen later kreeg ook zij een zoon. Wij waren daar samen; er was niemand anders in huis, alleen wij tweeën. Maar haar kind is ’s nachts doodgegaan, want zij was erop gaan liggen. Toen is ze midden in de nacht opgestaan en heeft ze mijn kind bij me weggenomen, terwijl ik sliep. Ze nam mijn kind in haar armen en legde mij haar dode kind in de armen. Toen ik de volgende ochtend mijn kind wilde voeden, merkte ik dat het dood was. Maar toen ik het nog eens goed bekeek, zag ik dat het niet het kind was dat ik gebaard had.’ ‘Dat is niet waar!’ zei de andere vrouw. ‘Het levende kind is van mij en het dode van jou.’ ‘Niet waar!’ zei de eerste. ‘Het dode is van jou en het levende van mij.’ Zo bepleitten ze ieder hun zaak bij de koning. De koning nam het woord en zei: ‘De een zegt: “Mijn kind leeft en het jouwe is dood,” en de ander zegt: “Nee! Het dode kind is van jou en het levende van mij.”’ En hij beval: ‘Breng mij een zwaard.’ Er werd hem een zwaard gebracht, en toen zei hij: ‘Hak het levende kind in tweeën en geef hun ieder de helft.’ De echte moeder van het levende kind kon de gedachte dat haar kind iets zou overkomen niet verdragen en riep uit: ‘Nee, heer, ik smeek u, geef het kind aan haar, maar dood het alstublieft niet!’ De ander zei: ‘Als ik het niet krijg, krijg jij het ook niet. Hak het maar doormidden!’ Maar de koning deed de volgende uitspraak: ‘Het zal niet gedood worden. Geef het levende kind aan háár, want zij is de moeder.’
Toen de Israëlieten hoorden welk vonnis de koning had geveld, kregen ze groot ontzag voor hem, want ze begrepen dat hij het recht handhaafde met goddelijke wijsheid.
(1 Koningen 3,16-28)

Bezoek koningin van Seba
De roem van Salomo, die de naam van de HEER tot eer strekte, was tot de koningin van Seba doorgedrongen. Ze ging naar hem toe om hem met raadsels* op de proef te stellen. Ze kwam naar Jeruzalem met een grote karavaan dromedarissen beladen met reukwerk, een grote hoeveelheid goud, en edelstenen. Ze bracht Salomo een bezoek en legde hem alle vragen** voor die ze had bedacht. En Salomo wist op al haar vragen een antwoord, er was er niet één waarop hij het antwoord schuldig moest blijven. Toen de koningin van Seba merkte hoe wijs Salomo was en ze het paleis zag dat hij gebouwd had, de gerechten die bij hem op tafel kwamen, de wijze waarop zijn hovelingen aanzaten, de kleding en de goede manieren van zijn bedienden, de dranken die werden geschonken en de offers die hij opdroeg in de tempel van de HEER, was ze buiten zichzelf van bewondering. Ze zei tegen de koning: ‘Het is dus echt waar wat ik in mijn land over u en uw wijsheid heb horen vertellen. Ik geloofde het niet, maar nu ik hierheen ben gekomen en het met eigen ogen gezien heb, moet ik toegeven dat ik nog niet de helft te horen heb gekregen. Uw wijsheid en welvaart zijn nog veel groter dan wordt gezegd. Wat zijn uw hovelingen, die voortdurend in uw gezelschap verkeren en al uw wijze woorden horen, bevoorrecht! Geprezen zij de HEER, uw God, die zo veel behagen in u schept dat Hij u op de troon van Israël heeft gezet. Zijn liefde voor Israël is zo grenzeloos dat Hij u als koning heeft aangesteld om recht en gerechtigheid te handhaven.’
De koningin van Seba schonk Salomo honderdtwintig talent goud en een grote hoeveelheid reukwerk en edelstenen. Zo veel reukwerk als de koningin van Seba aan koning Salomo gaf, is later nooit meer aangevoerd. De vloot van Chiram die het goud uit Ofir had meegebracht, voerde van daar ook een grote hoeveelheid sandelhout en edelstenen mee. Uit het sandelhout liet Salomo balustrades maken voor de tempel van de HEER en het koninklijk paleis, en ook lieren en harpen voor de zangers. Het is tot op de dag van vandaag niet meer voorgekomen dat er zulk sandelhout werd aangevoerd. Koning Salomo gaf de koningin van Seba de gebruikelijke koninklijke geschenken en daarbij nog alles wat ze verder maar vroeg. Daarna keerde ze met haar gevolg naar haar eigen land terug.
(1 Koningen 10,1-13)
* Oude joodse sprookjes en verhalen weten te vertellen dat het zes raadsels waren: welk bronwater komt niet uit de hemel of van bergen en rotsen? (tranen); welke geschenken worden in de zee en in het binnenste der aarde geboren? (parels en goud); wie wordt voor zijn dood reeds begraven om leven te geven? (zaadkorrel); wat komt zuiver uit de hemel, vuil op de wegen, en terug op zijn geboorteplaats weer rein? (sneeuw); wat onstaat in stof, brandt in vuur, straalt als de zon en is vloeibaar als water (aardolie);'Negen gingen op weg, acht zijn gekomen, twee vergieten hun sap, een laaft zich eraan' (9 maanden zwangerschap, besnijdenis na 8 dagen, 2 borsten, 1 zuigeling)
** Welke kant van de mens is beter: de rechter of de linker? (linker, want daar zit het hart)

In de middeleeuwen werd dikwijls recht gesproken in een kerk onder een beeld van Salomo.
Ook de joodse historicus Flavius Josephus beschrijft het salomonsoordeel en leidt dat als volgt in:
In die dagen werd er een lastige zaak aan hem voorgelegd. Het kostte grote moeite er een oplossing voor te vinden. Het leek mij nodig de zaak waarover het voor de rechtbank ging nader uit te leggen, opdat het mijn lezers goed duidelijk wordt hoe lastig het was tot een uitspraak te komen en opdat mensen die met soortgelijke zaken geconfronterrd worden in staat gesteld worden aan de hand van dit staaltje van scherpzinnigheid van de koning moeiteloos een oordeel te vormen over wat telkenmale aan de orde is.
(Flavius Josephus - Joodse Geschiedenis, Boek VIII,26)
Het tweede verhaal - waarvan een variant ook in de Koran is te lezen (Soera 27,17-44) - gaat om een anonieme koningin. Welk land of gebied met 'Seba' en welke daarover heersende koningin bedoeld is, kan geen definitief uitsluitsel worden gegeven.
  • Koningin van het Zuiden: Matteüs en Lucas schrijven dat Jezus haar zo noemt (Matteüs 12,42 en Lucas 11,32).
    Een legende wil dat de geschenken die de koningin van Seba aan Salomo gaf, later door de Driekoningen aan Jezus werden gegeven.
  • Nicaule: Flavius Josephus meent dat zij een regerend koningin was van Egypte en Ethiopië (Joodse Geschiedenis, Boek VIII,165). De koningin van Sjeba was in dat geval een van de weinige vrouwelijke farao’s. Hij citeert Herodotus als bron (Joodse Geschiedenis, Boek VIII,158), maar die noemt haar feitelijk Nitocris.
  • Makeda: de Kebra Nagast, een Ethiopisch epos uit de 14e-eeuw, noemt haar met die naam (Kebra Nagast 26). Ze had zes jaar geregeerd toen ze Salomo opzocht. Hij deelde niet alleen zijn wijsheid met haar, maar gebruikte zijn wijsheid om op haar in te praten tot ze hem toeliet in haar bed (Kebra Nagast 30). Makeda werd zwanger en kreeg van hem een zoon.
  • Hatshepsut, de vijfde farao van de achttiende dynastie van Egypte, regerend vanaf ±1478-79 VGJ tot aan haar dood in 1458 VGJ.
  • Twosret, ook wel gespeld als Tawosret of Tausret, de laatste farao van de negentiende dynastie van Egypte, regerend van 1191-1189 VGJ.
  • Bilkis/Bilqis heet ze in joodse en Arabische legenden.
Dankzij haar bezoek heeft Salomo in de traditie ook een plaats gekregen in de zogeheten kruislegende (zie Piero della Francesca).
Onder de bomen die Salomo voor de tempelbouw liet kappen was ook de boom op Adams graf. Het hout ervan kwam niet op maat en werd gebruikt voor een brug. Toen de koningin van Seba daarover moest, weigerde zij en waadde door de rivier.

Ook de seksuele activiteiten van Salomo zijn legendarisch.
Hij had een uitgebreid harem vanwege het gebruik verdragen met buitenlandse heersers te bezegelen met een huwelijk.
Zo (be)kende Salomo Hettitische, Moabitische, Edomitische, Ammonitische en Sidonische vrouwen wat ook leidde tot afgoderij.

Schrijver

Hij dichtte 3000 spreuken en 1005 liederen, over allerlei soorten planten, van de ceder op de Libanon tot de majoraan die uit de muur groeit, en over de lopende dieren, de vogels, de kruipende dieren en de vissen.
(1 Koningen 5,12-13)
Om die reden kwam veel van de traditionele joodse ‘wijsheid’ in de boeken Spreuken, Prediker en het Hooglied op naam van Salomo te staan.
De westerse volksfantasie bracht Salomo's plantenkennis in verband met geneeskrachtige kruiden, geesten en tovenarij.
Vandaar dat zijn naam menigmaal in oude toverformules voorkwam.
En volgens de Koran was aan Salomo (Soelaimaan) de spraak van vogels onderwezen en verstond hij een mier (Soera 27,16-19).

Op zijn naam staan verder een deuterocanoniek boek en drie apocriefe boeken:
  • Wijsheid van Salomo
    Een 19 hoofdstukken tellend in het Grieks gescheven werk waarschijnlijk tussen 30 VGJ en 50.
  • Psalmen van Salomo
    Een collectie vrome liederen uit 60-30 VGJ.
  • Oden van Salomo
    Een Syrische collectie leerdichten uit de 2e eeuw.
    Het Gebed van Manasse is in de Griekse Septuaginta opgenomen als Ode 12 en staat in de NBV21 bij de deuterocanonieke geschriften.
    Manasse was koning van Juda in de zevende VGJ en volgens 2 Koningen 21,1-18 regeerde hij 55 jaar in Jeruzalem, vanaf zijn twaalfde levensjaar.
    Hij voerde verschillende vormen van afgodendienst in, en het volk had zwaar te lijden onder zijn uiterst wrede regime (zie ook 2 Kronieken 33,1-10).
    In 2 Kronieken 33,11-19 wordt verteld dat Manasse door de Assyriërs wordt gevangengenomen en weggevoerd naar Babel.
    Daar komt hij, op hoge leeftijd, tot inkeer en spreekt dan dit gebed uit, een mozaiek met veel citaten van en verwijzingen naar teksten uit het Eerste Testament.
  • Testament van Salomo
    Een Grieks-joods-christelijk werk uit vermoedelijk de 3e/4e eeuw.

Typologie

De joodse traditie prijst Salomo vanwege de tempelbouw, maar veroordeelt zijn afgoderij en veelwijverij.
De christelijke traditie had daar minder problemen mee, want Salomo werd het type voor Jezus en kreeg binnen het christendom in Ethiopië - die ook geloven dat Salomo bij de koningin van Seba een kind had verwekt - op 17 juni zelfs een eigen feestdag op de heiligenkalender.
De identificatie van Salomo met de bruidegom van de bruid uit het Hooglied was de basis voor de typologie Jezus Christus en de Kerk, een parallellie die in de mystieke literatuur ook op de verhouding Jezus en de individuele ziel werd toegepast en uitgewerkt.

Ook de troon van Salomo werd typologisch geduid.
Van ivoor liet hij een grote troon maken, die werd overtrokken met zuiver goud. Zes treden leidden naar de troon, die aan de bovenkant een ronde hoofdsteun had en armleuningen aan weerskanten van de zitting. Naast de armleuningen stonden twee leeuwen en op de zes treden stonden twaalf leeuwen, één aan elke kant van iedere tree. In geen enkel koninkrijk was ooit zo'n troon gemaakt.
(1 Koningen 10,18-20)
Deze troon werd in de middeleeuwse verstaan als de troon van Maria (zie bijvoorbeeld de leeuwen op Maria's troon op Van Eycks Madonna van Lucca).
In de meerzinnigheid van de symboliek kon Maria zelf tegelijk weer Salomo's troon voor Jezus genoemd worden en als zodanig werd ze ook uitgebeeld.
Uit onder meer deze thematiek kwam in een gecompliceerd proces de afbeelding van de Kroning van Maria voort.
Dit proces had alles te maken met uitleg en uitbeelding van het Hooglied en met de beleving van de bruidsmystiek, waarin men Jezus voor de bruidegom-Salomo en de Kerk, de ziel of Maria voor de bruid hield.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen