Paul Verheijen

VITUS

Kookpot

Sint Vitusdans

De brede verering voor Sint Vitus blijkt uit de varianten van zijn naam – Vito of Guido in Italië, Veit in Duitsland, Vith of Guy in Frankrijk.
Op de meeste afbeeldingen zit Vitus als knaapje in een soort kookpot waarbij zijn voedster Crescentia en zijn leraar Modestus toekijken.
Vitus werd de ideale patroon van alle ketelsmeden.
Later werd zijn naam gegeven aan de wilde dans die na eeuwen van pestepidemieën in Europa om zich heen greep.
In Duitsland begon die manie en men zag veel van de schijnbaar bezeten dansers naar de kapellen van Sint Vitus trekken om er te bidden om genezing.
Nog later werd de naam 'Sint Vitusdans' gegeven aan een afwijking (die net als de middeleeuwse dans) wordt gekenmerkt door onwillekeurige, krampachtige bewegingen van het lichaam.
Vitus is bijgevolg ook patroon van epileptici.

De kathedraal in het Hradzjin te Praag draagt zijn naam, omdat het hoofd van Vitus daar werd bewaard.
Een relieken verzamelende koning voegde er nog twee armen aan toe en tijdens de Dertigjarige Oorlog veroverde een andere koning nog enkele verspreide botjes, zodat achter het hoogaltaar van de Vituskathedraal nu een tombe staat die met gemak voor zijn graf kan doorgaan.

Historisch gezien valt er niets met zekerheid over Vitus te zeggen.
Zoals gewoonlijk heeft de Legenda Aurea daar geen probleem mee.




Vitus, een voortreffelijke jongen en een christen, stierf twaalf jaar oud op Sicilië de marteldood. Hij kreeg van zijn vader vaak met de zweep omdat hij de afgoden verachtte en ze niet wilde aanbidden. Toen de prefect, Valerianus, daarvan hoorde, riep hij de jongen bij zich en liet hem, omdat hij weigerde te offeren, met stokken afranselen. Maar meteen verdorden de armen van de beulsknechten en de hand van de prefect. De prefect riep uit: 'O wee, ik ben mijn hand kwijt!' Daarop zei Vitus: 'Laten uw goden komen en u beter maken, als ze kunnen.' De ander: Kun jij het dan wel?' Vitus antwoordde: 'Ik kan het in de naam van mijn God.' Meteen bad hij voor hem en verkreeg dat hij beter werd. De prefect zei tegen zijn vader: 'Pak uw zoon aan, anders zal hij ellendig aan zijn eind komen.'
De vader nam hem mee naar huis en deed zijn best om met allerlei muziek, met spel en dans van jonge meisjes en andere geneugten de jongen tot andere gedachten te brengen. Maar toen hij hem in zijn slaapkamer had opgesloter kwam daar een wonderbare geur vandaan, die de vader en alle anderen in huis met zijn zoetheid bedwelmde. De vader keek door de deur naar binnen en zag engelen rondom het kind staan en hij riep uit: 'Er zijn goden in mijn huis gekomen!' Op hetzelfde ogenblik was hij blind. Op zijn geroep raakte de hele stad Lucanië in rep en roer, zodat Valerianus kwam toegelopen om te vragen wat hem was overkomen. Hij antwoordde: 'Ik zag goden van vuur en ik kon hun aanblik niet verdragen.' Men bracht hem naar de tempel van Jupiter. Om het licht in zijn ogen terug te krijgen, beloofde hij een stier met gouden hoorns. Maar toen dat niet baatte, vroeg hij zijn zoon hem beter te maken, en door diens gebed kreeg hij het licht in zijn ogen terug, Maar dit bracht hem niet tot het geloof, integendeel, hij overwoog zijn zoon te doden. Daarop verscheen een engel van de Heer aan Modestus, de huisleraar van Vitus, en beval hem met de jongen scheep te gaan en hem naar een ander land te brengen. Dit deed hij; een adelaar bracht hun voedsel en zij deden daar vele wonderen.
Intussen nam een demon bezit van de zoon van keizer Diocletianus. De demon verklaarde dat als Vitus de Lucaniër niet kwam, hij nooit uit hem weg zou gaan. Men ging op zoek naar Vitus, en toen hij was gevonden, bracht men hem bij de keizer. Diocletianus zei: 'Kind, kun jij mijn kind beter maken?' Hij antwoordde: 'Ik niet, maar de Heer wel.' Meteen legde hij hem de handen op en onmiddellijk vluchtte de demon van hem weg. Toen zei Diocletianus: 'Kind, denk goed na. Offer aan de goden, anders zul je een ellendige dood sterven.' Vitus weigerde en werd met Modestus in de kerker geworpen. Maar plotseling viel de last van ketenen waarmee zij waren bezwaard van hen af en schitterde de kerker in een overvloed van licht. Toen dit aan de keizer was bericht, haalde men hem uit de kerker en gooide hem in een gloeiende clibanus. Hij kwam ongedeerd weer naar buiten. Vervolgens liet men een grimmige leeuw los om hem te verslinden, maar Vitus kalmeerde hem door de kracht van zijn geloof. Ten slotte werd bevel gegeven hem en Modestus en Crescentia, zijn voedster, die altijd met hem was meegegaan, op het folterpaard te binden. Maar plotseling werd de lucht onrustig, de aarde beefde en de donder rolde; afgodentempels stortten in en doodden velen, In paniek sloeg de keizer op de vlucht. Hij beukte zich met zijn vuisten en zei: 'Wee mj, dat ik door één kind verslagen ben!' De gevangenen werden dadelijk door de engel bevrijd en bevonden zich nu aan de oever van een rivier. Daar gaven zij, rustend en biddend, hun leven terug aan de Heer. Hun lichamen werden door adelaars bewaakt. Florentia, een dame van aanzien, vond ze door een openbaring van sint Vítus. Zij nam ze mee en gaf ze een waardige begrafenis. Zij stierven de marteldood onder Diocletianus, die zijn regering begon omstreeks het jaar des Heren 287.
(Legenda Aurea, 77,5-45)

Modestus en Crescentia zijn in 1969 van de heiligenkalender geschrapt, maar Vitus mocht blijven staan - ook als een van de veertien noodhelpers - en wel op 15 juni.
Het Roomse Martelaarsboek herdenkt op die dag als volgt:
In Basilicata bij de rivier de Silaro de geboorte van de heilige martelaren Vitus, Modestus en Crescentia, die onder keizer Diocletianus van Sicilië derwaarts gebracht werden. Daar werden zij in een ketel kokend lood geworpen, aan de wilde dieren prijsgegeven en op de brandstapel gelegd, doch met Gods hulp bleven zij standvastig en brachten hun strijd met roem ten einde.
Vitus behoort ook tot de zogenaamde regenheiligen.

De clibanus

Op dit schilderwerk van een onbekende meester uit Le Marche zien we de clibanus waarover de Legenda Aurea schrijft en die het bekendste attribuut van Vitus is geworden.
De kunstenaar laat mooi in het midden of dit Latijnse woord een oven dan wel een pan betekent: de pan staat op de oven.
Vitus wordt duidelijk voorgesteld als een jongetje, dat volgens de Legenda Aurea twaalf jaar was toen hij stierf.
De vrouw met het aureool is voedster Crescentia die Vitus terzijde staat.
Leraar Modestes ontbreekt, maar we zien wel twee schildwachten en een knaap die het vuur aan moet wakkeren.
School uit Le Marche
Het martelaarschap van de heilige Vitus (midden 15e eeuw)
Rome - Vaticaanse Musea - Pinacoteca
2016 Paul Verheijen / Nijmegen