Paul Verheijen

PETRUS CYCLUS

Afbeelding 09 & 10

Legenda Aurea

De verhalen die uitgebeeld worden op de twee fresco's 04 en 05 uit de Petrus-cyclus in de Brancacci-kapel in Florence worden door Jacobus de Voragine vermeld in zijn Legenda Aurea bij de behandeling van de Heilige Stoel van Petrus in hoofdstuk 44.
Toen de heilige Petrus in Antiochië het geloof verkondigde, zei Theophilus, de burgemeester van die stad, tegen hem: 'Petrus, waarom maakt u mijn volk opstandig?' Petrus verkondigde hem daarop het geloof in Christus, maar Theophilus liet hem in de boeien slaan en gaf opdracht hem geen eten en drinken te geven. Petrus was al bijna bezweken, maar toen zijn krachten toch even opleefden, sloeg hij zijn ogen ten hemel en zei: 'Jezus Christus, helper van de ongelukkigen, kom mij te hulp nu ik in deze ellende bezwijk.' De Heer antwoordde hem: 'Petrus, denk je dat Ik je in de steek heb gelaten? Je doet onrecht aan mijn goedheid als je er niet voor terugschrikt zulke dingen tegen Mij te zeggen. Die jou in je ellende kan helpen, is vlakbij.'
Want toen Paulus van de gevangenzetting van Petrus hoorde, ging hij naar Theophilus en verzekerde hem dat hij, Paulus, in vele ambachten een voortreffelijk vakman was. Hij zei dat hij schrijnwerker en meubelmaker was, legertenten beschilderde en nog veel meer ambachten beheerste. Theophilus nodigde hem nadrukkelijk uit bij hem aan zijn hof te blijven. Nadat er een paar dagen verstreken waren, ging Paulus heimelijk naar Petrus in de gevangenis. Toen hij hem zag, bijna dood van uitputting, begon hij bitter te wenen. Hij omhelsde hem en terwijl hij bijna in tranen wegsmolt, barstte hij uit: '0 Petrus, mijn broeder, mijn roem, mijn vreugde, helft van mijn ziel, put kracht uit mijn komst!' Toen sloeg Petrus zijn ogen op en herkende hem. Hij liet zijn tranen de vrije loop, maar hij was niet in staat iets tegen hem te zeggen. Paulus schoot hem te hulp; hij maakte met moeite zijn mond open en sterkte hem door hem eten te geven. Toen Petrus door het voedsel op krachten was gekomen, stortte hij zich in de armen van Paulus en kuste hem; beiden weenden lange tijd.
Paulus ging heimelijk weer terug en zei tegen Theophilus: 'Goede Theophilus, groot is uw roem en uw hoffelijkheid, die de vriendin is van de rechtschapenheid. Maar een klein kwaad brengt veel oneer teweeg. Herinner u wat u gedaan hebt met die godsvereerder die Petrus heet alsof het om iets belangrijks ging. In lompen, smerig, uitgemergeld - in alles is hij onbetekenend, alleen door zijn woorden is hij bijzonder. En u vindt dat u zo iemand in de gevangenis moet zetten? Als hij daarentegen vrij zou zijn zoals vroeger, zou hij u met het een of ander van nut kunnen zijn. Want, zoals sommige mensen over hem vertellen, hij geneest zieken en wekt doden weer op.' Theophilus antwoordde: 'Dat zijn sprookjes, Paulus, wat u daar zegt. Als hij doden kon opwekken, zou hij zichzelf ook uit de gevangenis bevrijden.' Paulus zei: 'Zoals zijn Christus, naar ze zeggen, uit de doden is opgestaan maar toch niet van het kruis wilde komen, zo wil Petrus, naar men zegt, dat voorbeeld volgen en zich niet bevrijden, en is hij niet bang om voor Christus te lijden.' Theophilus antwoordde: 'Maak dan dat hij mijn zoon, die al veertien jaar dood is, weer tot leven wekt. Dan zal ik hem in vrijheid stellen zonder hem een haar te krenken.' Paulus ging de kerker in en vertelde dat hij beloofd had dat de zoon van de burgemeester uit de dood opgewekt zou worden. Petrus zei: 'Dat is iets ontzaglijks, Paulus, wat je daar beloofd hebt, maar door de kracht van de Heer heel gemakkelijk.' Petrus werd uit de gevangenis gehaald. Toen hij bij het geopende graf voor de jongen gebeden had, stond deze dadelijk op. Het lijkt overigens niet in alle opzichten erg waarschijnlijk dat Paulus met menselijke listigheid verzon dat hij dergelijke ambachten kende of dat het vonnis over die jongeman veertien jaar lang opgeschort zou zijn.*
Toen bekeerden Theophilus en het hele volk van Antiochië en zeer vele anderen zich tot het geloof in de Heer. Zij bouwden een prachtige kerk en plaatsten midden in die kerk een hoge zetel. En zij verhieven Petrus op die zetel, zodat hij door iedereen gehoord en gezien kon worden. Hij bezette die zetel zeven jaar. Daarna kwam hij naar Rome en bezette vijfentwintig jaar de Romeinse zetel. Maar de Kerk viert het eerstgenoemde eerbewijs, omdat toen voor het eerst de bisschoppen van de Kerk onderscheiden werden met een zetel, een bestuursmacht en een titel. Toen ging in vervulling wat gezegd wordt in de Psalm:
'Exaltent eum in ecclesia', enzovoort.**
(Legenda Aurea 44,5-41)

* De Voragine doelt hier mogelijk op de opvatting dat Gods oordeel meteen na de dood plaatsvindt, waarna de ziel niet meer in het lichaam kan terugkeren, zeker niet na 14 jaar.
** De Voragine citeert hier Psalm 106,32 dat voluit in de Vulgaat luidt: 'Et exaltent eum in ecclesia plebis, et in cathedra seniorum laudent eum, 'Hem hoog verheffen als het volk bijeen is, Hem loven in de kring van de oudsten'. (=Psalm 107,32 in NBV21)

Afbeelding 09 - In gevangenis bezocht door Paulus

Dit fresco is jarenlang toegeschreven aan Masaccio, maar nu aan het werk van Filippino Lippi dat de stijl van Masaccio weerspiegelt.
De brand van 1771 bracht grote schade aan, met name in de kleding en de aureolen van zowel Petrus als Paulus.
Gelet op het handgebaar van Paulus is hier het moment uitgebeeld dat Paulus voor de tweede keer een bezoek brengt aan Petrus in het gevang en hem vraagt de dode zoon van Theophilus tot leven te wekken.

Afbeelding 10 - Opwekking zoon van Theofilus & Heilige Stoel

Het grote fresco 10 is het werk van zowel Masaccio en Lippi. Volgens Vasari is in de ten leven opgewekte zoon de jonge schilder Francesco Granacci geportretteerd.
In de voorstelling is voor de dodenopwekking de meeste plaats ingeruimd.
De zoon knielt temidden van botten en doodshoofden die misschien verwijzen naar het feit dat hij al veertien jaar dood is.
Het volk is er getuige van en prefect Theophilus zetelt links op zijn troon en Petrus rechts op zijn Heilige Stoel.
Merk op dat Petrus hoger troont dan Theophilus.
Filippino Lippi (1457-1504)
09 - San Pietro in carcere visitato da san Paolo (1482)
Fresco, 230 x 88 cm
Masaccio (Tommaso di Giovanni Casaio) (1401-1428) & Filippino Lippi (1457-1504)
10 - Resurrezione del figlio di Teofilo e san Pietro in cattedra (1424-25 & 1482)
Fresco, 230 x 599 cm
Florence - Santa Maria del Carmine (Brancaccikapel)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen