Paulus werd kort voor het jaar 10 in Tarsus in Cilicië geboren uit joodse, Aramees sprekende ouders. Oorspronkelijk was zijn naam Saulus. Van zijn vader erfde hij het Romeinse burgerrecht, van zijn geboortestad de beheersing van het Grieks, kennis van de antieke cultuur en het karakter van een kosmopoliet. Hij behoorde tot de strenge richting van de farizeeën en was, in Jeruzalem onderwezen door de kritische Gamaliël, bedreven in de rabbijnse exegese en bekend met de joods-hellenistische typologische uitleg van Tora.
Onder de knop is een samenvatting te lezen van zijn optreden in de Bijbel.
Het beroep dat Paulus uitoefende was tentenmaker. Er is sprake van een zus van Paulus en haar zoon, wonend of verblijvend in Jeruzalem. Toen hij op weg was naar Damascus, voorzien van een bevel van de hogepriester om aldaar de gemeente uit te roeien, omstraalde hem plotseling een licht uit de hemel. Hij viel ter aarde en hoorde de stem van Jezus, die hem zijn vervolgingswoede verweet. In Damascus ontfermde de christen Ananias, in een visoen gewaarschuwd, zich over de blind geworden en ontdane Saulus, leidde hem in de christelijke leer in, en doopte en genas hem.
Na een driejarig verblijf in de gemeente te Damascus werd hij zich bewust van zijn speciale roeping door Jezus zelf tot het ambt van apostel. Hij predikte sindsdien het evangelie in grote delen van de mediterrane wereld, en was al snel een van de markantste vertolkers ervan. Niet zonder conflicten met geloofsgenoten en met joodse gemeenten en instanties, ontdeed hij de oervorm van de christelijke prediking van specifiek-joodse interpretaties en maakte hij deze universeel aanvaardbaar voor de ‘heidenen’, te weten niet-joden: niet de besnijdenis en de werken van de Wet van Mozes, maar het geloof zoals dat van Abraham en de genade van Jezus brengen de mens heil. Hij riskeerde hiervoor zelfs een hooglopend conflict met Petrus, dat echter werd bijgelegd.
Paulus ondernam drie grote zendingsreizen.
De eerste zendingsreis werd geleid door Barnabas, die Paulus vanaf Antiochië meenam naar Cyprus, dan naar zuidelijk Klein-Azië om uiteindelijk terug te keren naar Antiochië.
(Handelingen 13-14)
Bij zijn tweede zendingsreis vertrok Paulus vanuit Jeruzalem, direct na het concilie daar, rond de herfst van 49. Tijdens een tussenstop in Antiochië ontstond een hevig geschil met Barnabas over Johannes Marcus, waarna Paulus zijn reis vervolgde met Silas (feestdag 13 juli) als gezel. Ze reisden naar Tarsus (Paulus' geboorteplaats), Derbe en Lystra. In Lystra ontmoette Paulus Timoteüs (feestdag 26 januari en translatie 9 mei)*, die hierna met Paulus en Silas meereisde. Na een visioen van Paulus reisden ze naar Macedonië. Van Philippi reisden ze vervolgens via Berea naar Athene, waar Paulus op de Areopagus predikte. Hierna reisde Paulus naar Korinte.
(Handelingen 16)
Paulus begon zijn derde zendingsreis met een rondreis door Galatië en Frygië. Daarna reisde hij naar Efeze, een belangrijk centrum voor het vroege christendom, en bleef daar drie jaar. Daarna reisde hij door Macedonië naar Achaea en bleef in 56-57 drie maanden in Griekenland, waarschijnlijk Korinte. Hij bereidde zich voor op een reis naar Syria, maar veranderde zijn plan toen hij hoorde van een complot om hem te vermoorden. Op zijn terugweg naar Jeruzalem bezocht hij plaatsen als Philippi, Troas, Milete, Rodos en Tyrus. Zijn laatste tussenstop was Caesarea.
(Handelingen 20-21)
Vanuit Antiochië, waar hij met Barnabas zijn missiereizen begon, stichtte hij, vooral in Klein-Azië, gemeenten waarmee hij in contact bleef door middel van boodschappers en brieven.
De Handelingen van de Apostelen geven een interpreterende indruk van Paulus' projecten, die met een groot aantal medewerkers ondernomen werden. Wonderkracht vergezelde hem, zoals bij zijn geslaagde optreden voor de geïnteresseerde proconsul Sergius Paulus, toen hij een tegenwerkende tovenaar Elymas met blindheid sloeg. Hij ondervond grote problemen met joodse christenen en met door hen opgehitste heidenen. Op een bekering van velen en een verbranding van toverboeken van joodse duivelbezweerders volgde een oproer te Efeze vanwege de vrees voor concurrentie met de cultus rond Artemis. In Athene sprak hij een zorgvuldig voorbereide rede uit voor de filosofen op de Areopaag, maar zijn betoog over onder meer de verrijzenis stuitte op veel scepsis.
Na aanklachten van joden bij de garnizoenscommandant Claudius Lysias te Jerusalem werd Paulus naar Caesarea gebracht en er verhoord door de landvoogd Felix, die voor een ondervraging ook koning Agrippa consulteerde. De ondervraging en het beroep daarbij van Paulus op de keizer hadden tot gevolg dat de apostel tenslotte twee jaar in Rome in zijn eigen huurwoning huisarrest kreeg. Lucas beschrijft als lotgenoot de avontuurlijke reis overzee naar Rome met als hoogtepunt een storm en schipbreuk bij Malta, waar Paulus indruk maakte door een bijtende adder van zijn hand te schudden en verder ongedeerd te blijven.
In Rome aangekomen kreeg Paulus toestemming om een eigen woning te betrekken, met een soldaat als bewaker.
Paulus verbleef twee jaar in het huis dat hij gehuurd had en ontving daar iedereen die naar hem toe kwam. Hij verkondigde het koninkrijk van God en onderrichtte vrijmoedig over de Heer Jezus Christus, zonder dat hem iets in de weg werd gelegd. (Handelingen 28,30)
Met deze slotmededeling van het boek Handelingen van de apostelen eindigt Lucas dus ook de beschrijving van Paulus' activiteiten.
* Bisschop Timotheüs van Rome (feestdag 22 augustus) wordt soms met Paulus' reisgenoot vereenzelvigd; de Legenda Aurea schrijft een korte hagiografie over hem (hoofdstuk 117) en dateert zijn onthoofding bijvoorbeeld in het jaar 57, terwijl we uit andere bronnen weten dat dit plaatsvond rond 300.
Legendevorming
Tegen het einde van de 2e eeuw was zijn verdere leven en dood al omgeven door een uitgebreid web van vrome legenden. De Legenda Aurea is vanzelfsprekend zeker bij Paulus een belangrijke bron. De Voragine besteedt hoofdstuk 28 apart aan de bekering van Paulus. Verder omvat hoofdstuk 85 maar liefst 355 paragrafen.
Hier volgen twee fragmenten uit hoofdstuk 85.
Onthoofding
Toen hij naar de plaats van zijn marteldood werd gevoerd, ontmoette hij bij de Poort naar Ostia een dame, Plautilla genaamd. Zij was een leerlinge van Paulus. Volgens Dionysius had zij een andere naam, Lemobia; misschien had ze twee namen. Zij vroeg hem onder tranen haar in zijn gebeden te gedenken. Paulus zei tegen haar: 'Kom, Plautilla, dochter van eeuwig heil, geef me de sluier waarmee je je hoofd bedekt. Ik zal hem voor mijn ogen binden en hem later aan je teruggeven. Toen zij hem haar sluier gaf, dreven de beulen de spot met haar en zeiden: 'Waarom geef je die bedrieger en tovenaar zo'n kostbare doek? Die ben je kwijt!'
Toen Paulus op de plaats van zijn marteldood was gekomen, keerde hij zich naar het oosten, hief zijn handen ten hemel en bad lange tijd onder tranen in de taal van zijn vaderen en bracht dank. Daarna nam hij afscheid van de broeders en bond de sluier van Plautilla voor zijn ogen. Hij knielde met beide knieën op de grond, strekte zijn hals uit en zo werd hij onthoofd. Zodra zijn hoofd wegsprong van zijn lichaam, riep het met heldere stem in het Hebreeuws: 'Jezus Christus', de naam die hem tijdens zijn leven zo dierbaar was geweest en die hij zo dikwijls had uitgesproken. Want men zegt dat hij in zijn brieven vijfhonderd keer Christus of Jezus of beide namen heeft genoemd. Uit zijn wond spatte een golf van melk tot op de kleren van de soldaat, en daarna vloeide er bloed uit. In de lucht schitterde een onmetelijk licht en van zijn lichaam ging een heerlijke geur uit.
Dionysius geeft in zijn Brief aan Timoteüs over de dood van Paulus deze beschrijving: 'In dat uur zo vol van droefheid, mijn beminde broeder, toen de beul tegen Paulus zei: "Bied me je hals", toen keek de heilige apostel op naar de hemel, maakte een kruisteken op zijn voorhoofd en borst en zei: "Mijn Heer Jezus Christus, in uw handen beveel ik mijn geest". Daarna strekte hij zonder droefheid en zonder dwang zijn hals uit en ontving de krans. Terwijl de beul toesloeg en het hoofd van Paulus afhakte, vouwde de hoogheilige nog tijdens de slag de sluier open
en ving zijn eigen bloed daarin op, bond de sluier dicht, rolde hem op en overhandigde hem aan die vrouw.' (Legenda Aurea 85,92-106)
Hoofd en lichaam
Het hoofd van Paulus werd in een kuil gegooid. Door het grote aantal mensen dat gedood en daar neergegooid was, kon men het niet terugvinden. Maar in dezelfde Brief van Dionysius leest men dat op een keer, toen de groeve geruimd werd en het hoofd van Paulus met ander afval eruit gegooid werd, een herder het met zijn staf optilde en het vastzette bij de schaapskooi. Drie nachten achter elkaar zag hij samen met zijn meester boven dat hoofd een onuitsprekelijk licht schitteren. Toen dit aan de bisschop en de gelovigen werd bericht, zeiden die: 'Dat moet het hoofd van Paulus zijn!' De bisschop en de hele schare gelovigen trokken dus uit om het hoofd te halen. Ze namen het hoofd mee, legden het op een gouden tafel en probeerden het aan het lichaam te passen. Maar de kerkvorst zei tegen hen: 'We weten dat er vele gelovigen zijn omgebracht en dat hun hoofden verspreid zijn geraakt. Daarom aarzel ik dat hoofd samen te voegen met het lichaam van Paulus. Nee, laten we het bij de voeten van het lichaam leggen en bidden tot de almachtige Heer dat, als dit zijn hoofd is, het lichaam zich draait en zich met het hoofd verenigt.' Dit vond algemene bijval. Zij legden het hoofd aan de voeten van Paulus' lichaam. En zie, terwijl zij aan het bidden waren, draaide het lichaam zich tot ieders verbijsrtering om en verenigde zich op de juiste plek met het hoofd. Toen prezen zij allen God en wisten zij dat dit werkelijk het hoofd van Paulus was. Aldus Dionysius. (Legenda Aurea 85,127-136)
Geschriften
De iconografie met betrekking tot Paulus kon teren op de bijbelse en buitenbijbelse bronnen over deze voor de verspreiding van het christendom en leer niet te missen heilige.
In het Tweede Testament volgen na het boek Handelingen van de apostelen 14 brieven die traditioneel aan Paulus worden toegeschreven. Ze zijn mogelijk aan een stenograaf gedicteerd, maar zeker niet allemaal authentiek.
Praedicatio Pauli Een verloren gegaan fantasievol geschrift dat we alleen kennen uit vermeldingen in andere bronnen.
Apocalyps Geschrift uit de 4e eeuw, dat aansluit bij Paulus' eigen mededelingen over hemelse openbaringen (2 Korintiërs 12,2-4) en dreigementen tegen zondige christenen bevat. Onder de vele en uitvoerige apocalypsen die er zijn, is deze op naam van Paulus niet de geringste. Hij zal Dante mede geïnspireerd hebben toen hij de Divina Commedia schreef. Ook veel volkse voorstellingen van vagevuur en hel konden wel een begonnen zijn met deze tekst.
Acta Pauli Rond 190-200 ontstaan, vertelt onder meer de geschiedenis van Paulus en Tekla en van een briefwisseling tussen Paulus en de gemeente van Korinte. Hierin vinden we ook enkele zeer sterke verhalen, bijvoorbeeld dat Paulus ooit een leeuw heeft gedoopt die later om die reden weigerde Paulus te verscheuren toen hij voor de leeuwen werd geworpen. Met een menselijke stem legt de leeuw uit hoe het zit. Voor Hiëronymus waren deze verhalen reden genoeg deze Acta Pauli dubbel en dwars apocrief, en wel in zeer negatieve zin, te verklaren. In de vierde eeuw is dit werk in tegenstelling tot andere buitenbijbelse 'handelingen' desondanks een tijdlang canoniek geweest. We lezen erin ook over het uiterlijk van Paulus:
Een man klein van gestalte, een kaal hoofd, kromme benen, krachtig gebouwd, doorlopende wenkbrauwen, een enigszins uitstekende neus, een innemende verschijning, kortom, nu eens zag zijn gezicht eruit als van een man en dan weer als van een engel. (Handelingen van Paulus 3)
Hoeveel waarde aan deze omschrijving van het uiterlijk van Paulus moet worden gehecht, is moeilijk in te schatten. Enerzijds kan men stellen dat de anonieme schrijver geen poging heeft gedaan om Paulus wat flatteuzer te omschrijven, hetgeen zou kunnen betekenen dat de apostel er werkelijk zo heeft uitgezien. Je kunt je voorstellen dat men een religieuze fysiek held aantrekkelijke uiterlijke kenmerken wil toedichten om het als het ware "op te hemelen". Anderzijds kan de schrijver Paulus bewust hebben voorgesteld als een kalende en kleine gestalte om daarmee aan te geven dat het gaat om de boodschap en het charisma (hij was desondanks immers een innemende verschijning) van de apostel en niet om zijn uiterlijk.
In de kunst heeft men zich grosso modo gehouden aan deze oudste beschrijving van Paulus.
Martyrium/Passio Pauli Dit is het vervolg op de Acta Pauli en is gereconstrueerd uit de zwaar beschadigde papyrusfragmenten die in het Grieks en Koptisch zijn gevonden. et martelaarsgetuigenis gaat verder waar Lucas in zijn Handelingen van de apostelen ophoudt: in het eigen huurhuis waarin Paulus in Rome twee jaar blijft (Handelingen 28,30). Het loopt uit op zijn onthoofding 'maar met dat de schildwacht hem het hoofd eraf zwaait, spat er melk op de gewaden van de soldaat'.
Acta Petri et Pauli (Wellicht 3e eeuw) vertelt bijzonderheden over het martelaarschap van de beide apostelen, die elkaar in Rome ontmoet zouden hebben, in de tijd van Nero. Enkele bewakers zouden tijdens Paulus' gevangenschap christen zijn geworden, en bij zijn onthoofding zou bloed van de apostel zijn opgevangen in een doek die hij van een vrouw had gekregen en die als reliek bewaard werd; verder zou zijn afgeslagen hoofd driemaal op de grond hebben geketst, waardoor drie bronnen ontstonden.
Briefwisseling tussen Paulus en Seneca Seneca's grondige kennis van het jodendom en het feit dat hij Nero opvoedde, zullen wellicht voedsel hebben gegeven aan het concipiëren van deze apocriefe brieven uit de 3e eeuw, evenals het bericht dat Seneca's broer Lucius Iunius Gallio, landvoogd van Achaea, te Korinte weigerde in te gaan op de bij hem ingebrachte beschuldigingen van joodse tegenstanders van Paulus (Hand. 18,12-16).
Handelingen van Paulus en Andreas Dit betreft slechts twee Koptische fragmenten. Een schip komt van zee af bij een stad aan waar Andreas op de uitkijk staat. De schipper geeft hem het overkleed van Paulus,- méér heeft hij niet van Paulus over: die is het water in gesprongen 'om de oorden van de onderwereld
te onderzoeken'- en vraagt via de zeeman of Andreas hem tegemoet wil komen 'opdat de onderaards van de onderwereld mij niet vasthouden!' Andreas moet eerst nog in de stad 'een beetje met de Judeeërs twisten' en wordt te hulp geroepen door een man zonder vader of moeder, wiens twaalfjarige zoon stervende is. Andreas zegt opwekking toe, maar gaat eerst scheep om Paulus op te halen. Hij doet dat met een gebed en door een beker zoet water in de zee te gieten. De zee splijt, het droge wordt zichtbaar, de onderwereld splijt open en Paulus springt op uit het water met een splinter hout in zijn hand: 'een hoek uit de deuren van de hel die de Heer verwoest heeft'. Want Paulus heeft de verlaten straten van de hel gezien en daar alleen een wanhopige Judas aangetroffen, al hoorde hij ook dieper in de hel nog schreeuwen en huilen. Samen met Paulus keert Andreas terug naar de stad om de dode op te wekken en met de Judeeërs in de slag te gaan, die uiteindelijk, alle 'zevenentwintighonderd man', zich voor de voeten van de apostelen werpen en zich laten dopen.
Attributen
lang en krachtig uiterlijk
kaal maar met weelderige baard
boek of schriftrol
(tweesnijdend) zwaard
met inscriptie Griekenland
duif (wegvliegend uit een bloembak)
wolf en / of lam
zuil
kroon
kruis
palm
adder hangend aan zijn handen welke hij boven het vuur schudt
drie spuitende bronnen (fonteinen) naast zich
samen met Petrus
kleine leeuw als de wortels van bloemen
Kerkelijke kalender
Grote heiligen hebben gewoonlijk meer dan één feestdag op de liturgische kalender.
Dat geldt ook voor Paulus.