Paul Verheijen

CASPAR DE CRAYER

Macarius van Antiochië / van Gent

Van Antiochië ...

De naar men aanneemt zo goed als volledig legendarische Vita uit 1067 over Macarius van Antiochië, ook van Gent genoemd, vermeldt dat hij werd opgevoed door zijn oom, tot priester gewijd en benoemd tot patriarch van Antiochië, maar dat patriarchaat kon hem niet boeien. In het geheim ging hij op pelgrimage naar Palestina om daar joden en moslims te bekeren. Daarmee maakte hij uiteraard vijanden. Die zouden hem in Jeruzalem hebben gekruisigd, maar door een wonder werd hij bevrijd en besloot hij zijn heil in Europa te zoeken. Na heel Duitsland doorkruist te hebben, deed hij tenslotte ook België aan.

... naar Gent

In Mechelen, waar hij bij het graf van Sint Rombout had gebeden, werd hij door de bevolking met groot vertoon van vriendschap ontvangen. Diezelfde nacht brak er brand uit in de stad. Macarius snelde naar de plaats des onheils. Hij klom op het dak van een huis dat al vlam heeft gevat, rukte een handvol stro van het dak, zegende die en zette ze neer als een baken tegen de vlammen. Deze trokken zich inderdaad terug, alsof ze vol ontzag waren, rolden ineen en doofden uit. Onnodig te zeggen hoe dankbaar de stad was jegens deze heilige bisschop. Maar terwijl zij in heilige vroomheid op hem aandrongen, wist hij niet hoe vlug hij zich uit de voeten moest maken.
In Maubeuge vereerde hij de heilige resten van Aldegonda. In Kamerijk ging hij naar de Onze-Lieve-Vrouwekerk om er de nacht in gebed door te brengen. Maar de koster kende hem niet, werkte hem eruit en deed de deur op slot. Dus bracht Macarius de nacht in gebed door op de drempel van de kerk. De koster was de volgende morgen niet weinig verbaasd toen hij de kerkdeur open vond, en de bisschop nog altijd languit in gebed voor de ingang. Dat ging als een lopend vuurtje door de stad. Reden voor Macarius om weer te vluchten.
Op het moment dat hij in Doornik aankwam, waren er twee partijen woedend met elkaar op de vuist gegaan. Macarius drong zich door de menigte heen, ging in het midden staan, en alleen zijn blik was al voldoende om alle gewapende armen in bedwang te houden. In één klap was alle haat verdwenen. Men legde de wapens neer, omhelsde elkaar en er werd voor lange tijd vrede getekend.
Van Doornik ging Macarius naar Gent. Hij vroeg om gastvrijheid bij het klooster van Sint-Pieter. Maar daar kenden ze hem niet, en ze deden dus moeilijk. Nu wendde hij zich tot het klooster van Sint-Bavo. Daar was men wel verheugd hem gastvrijheid te kunnen verlenen. In dat huis bleef hij geruime tijd logeren, terwijl hij de bewoners wist te stichten met zijn deugden en zijn vermogen van God wonderen af te bidden. Zieken die bij hem gebracht werden, genas hij door hen de handen op te leggen. Het water dat hij gebruikte, bewerkte ontelbaar veel wonderen. Iedereen, zowel monniken als bewoners van de stad, smeekte hem nooit meer weg te gaan.

Maar intussen had Macarius besloten toch weer eens zijn eigen bisdom op te gaan zoeken. Hij was nog niet goed en wel op weg of hij werd ernstig ziek. De monniken van Sint-Bavo gingen er meteen heen om hem terug te halen. Maar die van de concurrerende Sint-Pieter, boos op zichzelf dat ze hem niet meteen herkend hadden, deden dat ook. Er ontstond op straat een heilige discussie tussen de beide communiteiten. Maar Macarius koos degene waar hij al gastvrij onthaal had gevonden en liet zich terugbrengen naar het klooster van Sint-Bavo.
Die nacht verscheen hem Bavo zelf. Hij beloofde hem dat hij zijn gezondheid zou terugkrijgen. De voorspelling kwam uit en weer maakte de bisschop plannen om naar Armenië terug te gaan. Maar nu brak er een verschrikkelijke pestepidemie uit in de stad en in heel Vlaanderen. Macarius was intussen van zijn verblijfplaats gaan houden als zijn tweede vaderland. Hij bood zichzelf als offer aan om de toorn van de hemel af te wenden. Zijn offer werd aanvaard. Aangetast door de gesel van de pest, blies hij de laatste adem uit op 10 april van het jaar 1012. Meer dan eens mocht de stad zijn wonderbaarlijke werking ervaren tegen de pest.
Zijn kerkelijke feestdag is op 10 april of 8 mei (bisdom Gent).

Het schilderij

Gaspar de Crayer heeft Macarius uitgebeeld als patroon tegen de pest. Hij wordt centraal geknield voorgesteld in bisschopsgewaad, met koorkap waarop de beeltenissen van apostelen en een mijter. Macarius strekt de armen uit en kijkt naar de hemel terwijl een vlammende pijl, als symbool van de pest, ook zijn eigen borst raakt. Achter hem geeft een diaken aalmoezen aan de armen. Pestlijders liggen in de voorgrond neer. Voorgesteld in een interieur met uitzicht op een kerk en begrafenis.
Gaspar de Crayer (1584-1669)
Sint-Macarius (1632)
Olieverf op doek, 297 x 222 cm
Gent - Sint Baafskathedraal
2016 Paul Verheijen / Nijmegen