Paul Verheijen

EUPHEMIA VAN CHALCEDON

Bewijs van orthodoxie

Martelingen

Euphemia van Chalcedon zou volgens de laat antieke Fasti Consulares Vindobonenses, lijsten van belangrijke gebeurtenissen gerangschikt naar de jaren van de Romeinse consuls, in 303 tijdens de vervolging van Diocletianus ter dood veroordeeld zijn. Volgens een andere traditie stierf zij in 309 te Chalcedon onder Galerius. Een Passio met de eerste versie, opgenomen in hoofdstuk 134 van de Legenda Aurea vertelt voornamelijk over de verschillende martelingen die zij onderging.
Het Roomse Martelaarsboek verwoordt dit op haar liturgische gedenkdag 16 september aldus:
Te Chalcedon de geboorte van de heilige maagd en martelares Euphemia die onder keizer Diocletianus en de proconsul Priscus pijnigingen, kerkerstraf, geseling, de marteling met het folterrad, met vuur, met zware stenen en wilde dieren, ook geseling met roeden, foltering met scherpe zagen en gloeiende pannen om Christus' wil met moed doorstond. Maar toen zij weer naar de wilde dieren in het theater gebracht werd en tot God bad, dat Hij toch eindelijk haar ziel tot zich wilde nemen, heeft een van de dieren haar heilig lichaam een beet toegebracht, terwijl de andere haar voeten likten en zo gaf zij haar onbevlekte geest weer aan God.

Chalcedon-wonder

Van groter gewicht voor haar reputatie was de legendarische rol die haar werd toegedicht op het ten tijde van paus Leo I gehouden concilie van Chalcedon. Op dit concilie werd voor de volgende eeuwen het dogmatisch inzicht in de persoon en de natuur van Jezus van Nazaret vastgelegd tegen de ultra-Nicea-interpretaties van de monnik Eutyches, die Jezus' God-zijn te zeer benadrukte, zodat aan de opvatting over zijn mens-zijn te kort gedaan werd. Het concilie werd gehouden in de naar Euphemia genoemde, eind 4e eeuw gebouwde, basilica te Chalcedon waar haar gebeente rustte. De legende vertelt dat de concilievaders haar graf zouden hebben laten openen om op haar borst een document met een monofysitische geloofsbelijdenis te laten leggen (Jezus heeft alleen een goddelijke natuur) en op haar voeten een duofysitische (hij is waarlijk God en mens), waarna zij het graf sloten en verzegelden. Toen dat weer geopend werd, lag de eerste belijdenis aan haar voeten en de orthodoxe op haar borst. Het bewijs was geleverd.

Ephemia's verering nam een hoge vlucht na de beeldenstrijd in het Byzantijnse Rijk (730-843). Haar relieken, al eerder vanwege het gevaar van de dreigende Perzen naar Constantinopel overgebracht, werden door de iconoclasten (beeldenstormers) in zee geworpen maar door keizerin Irene, die aan de strijd een einde maakte, in ere hersteld.

Het hier afgebeelde fresco uit de kloosterkerk in het Roemeense Voronet toont het wonder op het concilie van Chalcedon.
Anoniem
Euphemia
Fresco (1547)
Voronet - kloosterkerk
2016 Paul Verheijen / Nijmegen