Paul Verheijen

DOMENICO FETTI

Juliana van Nicomedië

Roomse Martelaarsboek

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt Juliana van Nicomedië op 16 februari.
Te Nicomedië de heilige maagd en martelares Juliana. Onder keizer Maximianus werd zij eerst door haar vader Africanus erg geslagen en daarna door de prefect Evilasius, met wie zij niet wilde huwen, op verschillende manieren gefolterd. Vervolgens werd zij in de gevangenis geworpen, waar zij op zichtbare wijze met de duivel te strijden had. Toen zij ook nog in het vuur en in een ziedende ketel was geworpen en dat te boven kwam, heeft zij ten laatste door onthoofding haar martelaarschap beëindigd. Haar lichaam echter is later naar Cuma in Campanië overgebracht.
Haar relieken zijn in 1207 overigens van Campanië weer overgebracht naar de catacomben van Januarius in Napels, maar relieken bevinden zich ook in de Zavelkerk in Brussel.

Legenda Aurea

Wie de details van die folteringen en haar strijd met de duivel wil weten, moet te rade gaan bij de Legenda Aurea. Jacobus de Voragine besteedt hoofdstuk 43 daarin aan haar. De legende beantwoordt vrijwel volledig aan het vaste patroon bij jonge heilige maagden. Merk op dat hij een andere - zij het gelijkende - naam gebruikt voor de prefect met wie Juliana niet wilde trouwen. Ook noemt hij de naam Africanus van haar vader niet. Die is te vinden in haar legendarische Acta.


Juliana was uitgehuwelijkt aan Eulogius, de prefect van Nicomedia Toen zij onder geen voorwaarde met hem wilde trouwen, tenzij hij het geloof in Christus aannam, liet haar vader haar van haar kleren ontdoen en onbarmhartig geselen en daarna aan de prefect uitleveren. De prefect zei tegen haar: 'Mijn allerliefste Juliana, waarom heb je mij bedrogen door me op deze manier af te wijzen?’ Ze antwoordde hem: 'Als je mijn God aanbidt, zal ik je ter wille zijn; anders zul je nooit mijn meester zijn.' De prefect zei: 'Mijn meesteres, dat kan ik niet doen, want de keizer zou mijn hoofd laten afhakken.' Juliana antwoordde: 'Als je zo bang bent voor een sterfelijke keizer, hoe wil je dan dat ik niet bang ben voor de onsterfelijke keizer? Doe wat je wilt, je zult me toch niet kunnen misleiden.’ Daarop liet de prefect haar onbarmhartig met stokken afranselen, een halve dag aan haar haren ophangen en gesmolten lood over haar hoofd gieten. Toen dit haar niet deerde, boeide hij haar met kettingen en sloot haar op in de gevangenis.
Daar kwam de duivel bij haar in de gedaante van een engel en zei: ‘Juliana, ik ben een engel van de Heer, die mij heeft gezonden om je aan te sporen aan de goden te offeren, opdat je niet zo lang wordt gefolterd en zo'n vreselijke dood sterft.’ Toen bad Juliana onder tranen: 'Heer God, laat mij niet verloren gaan, maar laat mij zien wie het is die mij tot zulke dingen wil overhalen.' En er kwam een stem tot haar die zei dat zij hem moest vastgrijpen en dwingen te bekennen wie hij was. Toen zij hem vasthad en vroeg wie hij was, zei hij dat hij een demon was en dat zijn vader hem had gestuurd om haar te misleiden. Juliana vroeg: ‘Wie is dan je vader?' Hij antwoordde: 'Beëlzebub, die ons uitstuurt om allerlei kwaad te doen en ons elke keer duchtig laat geselen als we door christenen overwonnen zijn. Daarom weet ik dat ik tot mijn ongeluk hier ben gekomen, want ik heb je niet kunnen overwinnen.’ Een van de bekentenissen die hij deed, was dat hij vooral uit de buurt van christenen verjaagd werd wanneer het geheim van het lichaam des Heren werd gevierd en wanneer er werd gebeden en gepredikt. Toen bond Juliana hem zijn handen op de rug. gooide hem op de grond en geselde hem meedogenloos met de ketting waarmee ze geboeid was. De duivel schreeuwde het uit en smeekte haar: ‘Mijn meesteres Juliana, heb medelijden met mij.’ Daarna liet de prefect haar uit de gevangenis halen. Zij kwam naar buiten en sleepte de geknevelde demon achter zich aan. De demon smeekte haar: ‘Meesteres Juliana, maak me niet langer te schande, anders zal ik nooit meer iemand mijn wil kunnen opleggen. Men zegt dat de christenen barmhartig zijn en jij hebt helemaal geen medelijden met mij.' Maar ze sleurde hem het hele marktplein over en gooide hem vervolgens in een beerput. Bij de prefect aangekomen, werd ze op een rad zo uit elkaar getrokken dat al haar botten braken tot het merg eruit kwam. Maar een engel van de Heer verbrijzelde het rad en genas haar in een oogwenk. Toen de aanwezigen dit zagen, kwamen zij tot geloof. En terstond werden zij onthoofd, vijfhonderd mannen en honderddertig vrouwen. Vervolgens werd zij in een pot vol gesmolten lood gezet, maar het lood werd als een lauw bad. De prefect vervloekte zijn goden, die niet in staat waren één meisje te straffen dat hen zo diep beledigde. Toen gaf hij opdracht haar te onthoofden. Terwijl ze werd weggevoerd om onthoofd te worden, verscheen de demon die zij gegeseld had in de gedaante van een jongeman. Hij schreeuwde: ‘Spaar haar niet, want zij heeft onze goden gesmaad en mij vannacht genadeloos gegeseld. Geef haar dus haar verdiende loon.' En toen Juliana haar ogen even opende om te zien wie daar zulke dingen zei, stoof de demon weg en riep uit: ‘Wee mij, ongelukkige, ik denk nog steeds dat zij mij wil grijpen en vastbinden.’
Nadat de heilige Juliana onthoofd was, ondernam de prefect een zeereis. Er stak een storm op en hij verdronk met vierendertig man. De zee wierp hun lichamen op de kust en ze werden door wilde dieren en vogels verslonden.
(Legenda Aurea 43,1-42)

Gezichtloos

Domenico Fetti laat op dit kleine werk zien hoe Juliana de duivel vastbindt. De ketting waarmee ze zelf was vastgebonden en waarmee ze straks de duivel zasl geselen, ligt op de grond. De duivel houdt zijn gezicht verborgen en is slechts herkenbaar aan de donkere vleugels op zijn rug omdat hij zich voordeed als engel.
Zien we aan de linkerkant de pot met gesmolten lood die Juliana nog te wachten staat of moet het de beerput verbeelden waarin zij later de demon gooit?
Het reliëf erop blikt in elk geval vooruit op Juliana's uiteindelijke lot: een beul zet aan om haar te onthoofden, terwijl twee moeilijk te identificeren mannen toekijken.
Bij dit alles richt Juliana haar blik smachtend omhoog naar het Licht in dit verder donker getinte schilderij.
Domenico Fetti (1589-1624)
Juliana van Nicomedië bindt de duivel (1610-23)
Olieverf op paneel, 60 x 46 cm
Oslo - Nasjonalmuseet for kunst
2016 Paul Verheijen / Nijmegen