Paul Verheijen

LEODEGARD VAN AUTUN

Blind gemaakt

Blind en stom

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt Leodegard (ook: Leger(us), Luitgar, Leodegar(ius), Ligero) op 2 oktober als volgt:
In de omstreken van Atrecht evenzo het lijden van de zalige Leodegarius, bisschop van Autun. Ebroinus, de hofmeier van Theodoricus, heeft hem allerlei mishandelingen en verschillende folteringen voor de waarheid doen verduren en daarna laten doden.
Leodegardus werd in 663 bisschop van Autun en hervormde alle kloosters in zijn bisdom. De mishandelingen en folteringen door Ebroinus waarvan het Roomse Martelaarsboek gewag maakt, worden beschreven in hoofdstuk 144 van de Legenda Aurea.
Was hij vroeger slecht geweest, nu werd hij nog slechter: hij zette alles op alles om Leodegarius te vermoorden. Hij stuurde soldaten om hem gevangen te nemen. Toen Leodegarius dit te weten kwam, schikte hij zich in hun razernij. Hij ging in vol ornaat de stad uit en werd door de soldaten gegrepen, die hem dadelijk de ogen uitrukten. Twee jaar later werd sint Leodegarius samen met zijn broer Garinus, die door Ebroinus was verbannen, naar het paleis van de koning ontboden. Toen hij de spotternijen van Ebroinus redelijk en verzoenend beantwoordde, gaf de ellendeling bevel Garinus onder stenen te bedelven en de heilige bisschop een dag lang in een rivier op blote voeten over de scherpe stenen te laten lopen. En toen hij hoorde dat de bisschop bij deze folteringen God loofde, liet hij hem de tong afsnijden. Daarna droeg hij hem over aan een bewaker die hem in leven moest houden voor nieuwe pijnigingen. Maar de bisschop had zijn spraakvermogen niet verloren, hij bleef preken en bemoedigen zoveel hij kon; en hij voorspelde wanneer en hoe hijzelf en Ebroinus uit dit leven zouden heengaan. Een onmetelijk licht omgaf zijn hoofd als een krans. Velen die dit zagen vroegen de bisschop wat dit betekende. Maar hij wierp zich biddend ter aarde om God te danken en maande alle aanwezigen hun leven te beteren. Toen Ebroinus daarvan hoorde, werd hij zo geërgerd dat hij vier scherprechters stuurde die hem moesten onthoofden. Terwijl ze hem wegvoerden, zei hij: 'Broeders, het is niet nodig dat jullie je nog langer vermoeien. Vervul hier de wens van hem die jullie heeft gestuurd.' Bij deze woorden kregen drie van hen zoveel berouw dat ze zich voor zijn voeten neerwierpen en om vergeving smeekten; de vierde evenwel had hem nog niet onthoofd of hij werd door een demon meegesleurd en in het vuur geworpen en kwam op een jammerlijke manier aan zijn einde.

Toen Ebroinus een tweetal jaren later hoorde dat het lichaam van de heilige man verheerlijkt werd door vele wonderen, stuurde hij er, door deerniswekkende ergernis gekweld, een ridder heen die hem moest berichten of dit waar was. Bij zijn aankomst gaf de ridder in zijn trots en verwatenheid een trap tegen de graftombe van de heilige en riep uit: 'Dood aan ieder die gelooft dat een dode wonderen kan doen.' Dadelijk werd hij door een demon gegrepen en stierf; door zijn dood maakte hij de roem van de heilige alleen maar groter. Op dit bericht werd Ebroinus nog meer door ergernis gekweld en hij spande zich in om de faam van de heilige te vernietigen. Maar, zoals de heilige had voorspeld: de ellendeling kwam ellendig aan zijn eind door het zwaard.

(Legenda Aurea 144,13-31)
Niet verwonderlijk dat Leodegard wordt aangeroepen bij oogziektes en dat hij wordt afgebeeld met ofwel een boor, zijn ogen of zijn tong als attribuut.

Op het hier afgebeelde paneel boort een beul de ogen uit van de op de grond liggende Leodegard. Het schilderij verbindt traditionele Beierse vormen met noord-Italiaanse aspecten, zoals te zien is in de kostuums en de ruimtelijkheid van de figuren. De compositie is geïnspireerd op Alfred Dürers Martelaren van Ararat. Het rivierlandschap doet denken aan Passau.
Anoniem (Donauschool)
Martelaarschap van Leodegard (1515) Paneel, 170 x 108 cm
Neurenberg - Germanisches Nationalmuseum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen