Paul Verheijen

ALBRECHT DÜRER

Martelaren van Ararat

Achatius

De volstrekt fictieve legende van de christen geworden vorst Achatius (of Acacius) en de tienduizend soldaatheiligen (martelaren) van Ararat ontstond in de 12e eeuw.
Zij had de bedoeling de kruisvaarders te bemoedigen door ze een inspirerend voorbeeld voor te houden en was gevormd naar het model van een ouder verhaal over het Thebaanse legioen.
Achatius stierf als martelaar onder keizer Hadrianus de marteldood met tienduizend metgezellen op de berg Ararat.
Hij was centurion en met negenduizend soldaten in Armenië gestationeerd om rebellen te bestrijden die met tien keer zovelen waren.
Achatius en zijn mannen begonnen aan de ongelijke strijd na de verschijning van een engel, die hun de overwinning beloofde als ze de ware God Jezus Christus zouden aanroepen.
Dat gebeurde en na de overwinning leidde de engel Achatius en zijn negenduizend soldaten de berg Ararat op, waar ze dertig dagen lang mediteerden en zich voedden met manna dat uit de hemel viel.
Toen keizer Hadrianus dat hoorde, stuurde hij zeven heidense koningen ook de Ararat op om de bekeerlingen van hun geloof af te brengen.
Achatius en zijn soldaten werden gegeseld, met doornen gekroond - een variant verhaalt dat ze in doornen werden geworpen - en ten slotte gestenigd.
De stenen troffen hen echter niet, maar keerden terug in de handen van de gooiers.
Dit wonder zorgde ervoor dat nog eens extra duizend soldaten zich bekeerden.
Alle tienduizend werden uiteindelijk gekruisigd of gespietst, terwijl een hemelse stem redding beloofde aan eenieder die hen zou aanroepen.

Achatius behoort tot de veertien noodhelpers.
De Legenda Aurea schrijft niets over deze Achatius; het Roomse Martelaarsboek is zeer karig in de liturgische herdenking en schrijft voor 22 juni slechts:
Op de berg Ararat het lijden van tienduizend heilige martelaren die gekruisigd zijn.

Wanorde

Waarschijnlijk bedoelt Karel van Mander dit werk van Albrecht Dürer wanneer hij in zijn Schilderboek schrijft:
En in 1508 een Kruisiging of Martelstatie, waarop Christus wordt gekruisigd en veel andere martelingen, door stenigen of doodslaan, plaatsvinden; het is bijzonder fraai en knap geschilderd. Hij komt zelf, levensecht, op dit stuk voor. Hij heeft een vaantje in de hand met zijn naam erop. Naast zich heeft hij Willibald Pirckheimer afgebeeld.
Het schilderij laat een opeenhoping zien van naakte en geklede figuren.
Het landschap met knoestige boomvormen en jungle-achtige vegetatie is ongebruikelijk voor Dürer.

Uitgesloten van de gruwelijke gebeurtenissen om hen heen zijn Dürer vergezeld van een oudere man wiens identiteit discutabel is.
Zoals boven geciteerd noemt Van Mander hem Willibald Pirckheimer (1470-1530), een veelzijdig humanist die advocaat, vertaler, veldheer, kunstenaar, kunstverzamelaar en beschermheer was én een vriend van Dürer.
Sommige kunstcritici daarentegen menen dat het de humanist en dichter Conrad Celtis (1459-1508) is, als eerbetoon omdat hij recent is overleden.

Hoe dan ook: de twee komen uit een andere tijd en kijken naar wat er gebeurt terwijl ze in gesprek zijn.
De slachting van de soldaten bood Dürer de kans om ongebruikelijke vervormingen af te beelden.
In geen enkel ander werk heeft hij zo'n groot aantal verschillende lichaamshoudingen afgebeeld.
Hoewel hij uiteraard niet precies tienduizend soldaten schilderde, maar slechts 60 martelaren en verscheidene handlangers, is het niettemin één van zijn meest dichtbevolkte schilderijen.


Het is moeilijk te beoordelen of Dürer ook Achatius specifiek heeft uitgebeeld.
Een soldaat in de linkerbenedenhoek met op zijn hoofd een doornenkroon heeft het uiterlijk van Christus en naast hem staat een soldaat die van zijn kleren wordt ontdaan.
Het is alsof we naar Jezus’ portretten zitten te kijken.
Is dat precies wat Dürer wilde afbeelden, zijn de soldaten andere Christussen (alteri Christi) geworden?

Dit martelaarschap werd zeer zelden afgebeeld in de laatmiddeleeuwse kunst.
Dürer had de scène al eens afgebeeld in een houtsnede voor een middeleeuwse legendecollectie.
De opdracht voor het schilderij kwam van de Saksische keurvorst Frederik de Wijze en was waarschijnlijk bedoeld om zijn reliekenverzameling in de slotkerk in Wittenberg te decoreren, waaronder zich ook vermeende relikwieën bevonden van deze tienduizend soldaten.
Albrecht Dürer (1471-1528)
Marter der zehntausend Christen

Links: houtsnede, 39 x 29 cm (±1496)
Dresden - Kupferstichkabinett

Rechts: olieverf op paneel, 99 x 87 cm (1508)
Wenen - Kunsthistorisches Museum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen