Paul Verheijen

ADRIANUS

Vrijwillig martelaarschap

Roomse Martelaarsboek

Historisch staat van de heilige Adrianus zo goed als niets vast. Hij zou een Romeinse officier geweest zijn en hoofd van de gevangenisbewakingsdienst ten tijde van keizer Galerius (293-311). Als zodanig raakte hij onder de indruk bij het zien van de standvastigheid van de christenmartelaren en voegde zich bij hen. Dat kwam hem op dezelfde behandeling te staan. Zijn vrouw Natalia nam de verzorging op zich van de gevangenen.

Ondanks deze karige gegevens ruimt het Roomse Martelarenboek voor Adrianus en Natalia maar liefst vier gedenkdagen op de kalender in die - ook wat betreft de namen - niet goed met elkaar zijn te rijmen:
4 maart:
Te Nicomedië, de heilige martelaar Hadrianus met nog 23 anderen. Onder keizer Diocletianus sloeg men hen allen de benen stuk en zo stierven zij als martelaar. Hun overblijfselen zijn door de christenen naar Byzanthium overgebracht en aldaar met eerbied begraven. Het lichaam van de heilige Hadrianus werd later van daar naar Rome vervoerd op 8 september. Op die dag wordt dan ook zijn feest vooral gevierd.
26 augustus:
Te Nicomedië de marteldood van de heilige Hadrianus, een nakomeling van keizer Probus. Hij verweet aan Licinius de vervolging die tegen de christenen verwekt was, en werd daarom op diens bevel gedood. Zijn oom Domitius, de bisschop van Byzanthium, heeft zijn lichaam laten begraven in een buitenwijk van die stad, Argyropolis genaamd.
8 september:
De gedachtenis van de heilige martelaar Adrianus, wiens geboortedag op 4 maart wordt vermeld en wiens feest vooral gevierd wordt op deze dag, waarop zijn heilig lichaam naar Rome werd overgebracht.
1 december:
Nog op deze dag de heilige Natalia, de echtgenote van de zalige martelaar Adrianus. Onder keizer Diocletianus was zij de heilige martelaren, die te Nicomedië in de gevangenis zaten, lange tijd van dienst, en toen deze hun strijd volstreden hadden, vertrok zij naar Constantinopel en is aldaar in vrede ontslapen.
In de loop der tijden werd Adrianus' persoon met steeds meer legenden omweven die eveneens verschillen laten zien.

Zijn vrouw Natalia

De Legenda Aurea behandelt Adrianus in hoofdstuk 128 (op 8 september) en spreekt niet over 23, maar over 33 martelaren bij wie Adrianus zich aansloot, maar hij werd vrijgelaten. Dit tot bijzonder groot verdriet van zijn vrouw Natalia die de martelaarsdood van haar man en van haarzelf vurig wenste. Adrianus keerde daarop vrijwillig terug naar het gevang en onderging pijnlijke martelingen: op een aambeeld werden zijn voeten afgehakt en zijn benen gebroken. Natalia - verkleed als man - kwam hem in de kerker bezoeken en verzocht de beulen ook een hand van Adrianus af te hakken die Natalia heimelijk in een plooi van haar kleed verborg. Dan vervolgt De Voragine aldus:
Natalia, die in haar huis bleef wonen, hield de hand van sint Adrianus bij zich en bewaarde die als bemoediging voor haar leven altijd aan het hoofdeinde van haar bed. Een tijd later zag een tribuun hoe mooi, hoe rijk en edel Natalia was. Met instemming van de keizer stuurde hij achtenswaardige vrouwen naar haar toe om haar over te halen met hem te trouwen. Natalia antwoordde: 'Wie had kunnen zorgen dat ik nog eens met zo'n edel man zou trouwen? Maar ik vraag drie dagen respijt om me te kunnen voorbereiden.' Maar dit zei ze om te kunnen vluchten. Ze bad de Heer dat Hij haar ongeschonden zou bewaren en viel plotseling in slaap. En zie, daar verscheen haar een van de martelaren. Hij troostte haar vriendelijk en zei haar dat ze naar de plaats moest komen waar de lichamen van de martelaren zich bevonden. Toen ze wakker werd, nam ze alleen de hand van Adrianus mee en scheepte zich met vele christenen in. De tribuun hoorde hiervan en zette met een groot aantal soldaten per schip de achtervolging in. Maar er stak een tegenwind op: velen van hen verdronken en ze moesten rechtsomkeert maken. Midden in de nacht verscheen de duivel in de gedaante van een kapitein op een spookschip aan het gezelschap van Natalia en zei tegen hen, zoals een kapitein dat zou doen: 'Waar komen jullie vandaan en waar gaan jullie heen?' Zij riepen terug: 'We komen van Nicomedië en we zijn op weg naar Constantinopel.' Toen hij weer: 'Jullie zijn verkeerd: houd bakboord aan voor de juiste koers.' Dit zei hij om hen naar open zee te lokken, hun ondergang tegemoet. Maar terwijl ze de zeilen omzetten, verscheen hun plotseling Adrianus, gezeten in een scheepje, die hen aanspoorde de koers te blijven varen die ze van het begin hadden gevolgd. Hij legde hun uit dat het een boze geest was geweest die tegen hen had gesproken en voer voor hen uit om hun de weg te wijzen. Natalia werd vervuld van onmetelijke vreugde toen ze Adrianus voor hen uit zag gaan. En zo kwamen zij nog voor het dag werd in Constantinopel aan. Natalia ging het huis binnen waar de lichamen van de martelaren waren en legde de hand van Adrianus bij zijn lichaam. Nadat ze had gebeden en was ingeslapen, verscheen Adrianus haar. Hij begroette haar en droeg haar op met hem naar de eeuwige vrede te komen. Ze ontwaakte en vertelde haar droom aan allen die bij haar waren. Daarop zei ze allen vaarwel en gaf de geest. De gelovigen namen haar lichaam op en legden het bij de lichamen van de martelaren.
(Legenda Aurea 128,89-113)

Verering

  • De aankomst van Natalia in Constantinopel zou gebeurd zijn op een 26e augustus; vandaar dat in de oosterse kerken Adrianus' feest op deze dag wordt gevierd. Vanuit Constantinopel kwam al snel de verering voor Adrianus op gang.
  • In de 7e eeuw werden enkele relieken naar Rome overgebracht en paus Honorius I (625-638) kerstende de senaatszaal bij het Forum Romanum (de Curia Julia) tot de San Adriano al Foro. Omdat de wijding van deze kerk op een 8e september zou zijn gebeurd, kwam zijn feest op die dag te staan.
  • In de 9e eeuw zouden er weer andere reliekdelen van Adrianus en Natalia overgebracht zijn naar Spanje en vervolgens naar de Portugese hoofdstad Lissabon. Waarschijnlijk omdat op Adrianus' voorspraak daar een pestepidemie tot staan is gebracht, is hij sinds de 11e eeuw ook patroon van de stad Lissabon.
  • In 1175 werden er opnieuw Adrianusrelieken vanuit Constantinopel overgebracht, en nu naar de aan hem toegewijde benedictijnerabdij (in 1997 opgeheven) te Geraerdsbergen (Grammont) bij Gent in Vlaanderen. Vanaf dat moment genoot hij bijzondere verering in de Nederlanden: dat is bijvoorbeeld te merken aan het feit dat veel jongetjes zijn naam dragen.
  • In de Nederlanden van de middeleeuwen behoorde hij tot de pestheiligen. Zijn voorspraak wordt verder ingeroepen tegen een plotselinge dood en bij onvruchtbaarheid in het huwelijk.
  • Adrianus is ook patroonheilige van Brugge (B). Volgens een 9e eeuwse legende zou de stad bedreigd zijn geweest door invallen van Noormannen of Vikingen. De Bruggelingen zouden hun toevlucht hebben gezocht in de Sint-Salvatorskathedraal, waar ze baden tot de heilige Adrianus om bescherming. Adrianus zou in een visioen verschenen zijn aan een Brugse vrouw en haar geruststeld hebben dat de stad gespaard zou blijven van de naderende dreiging. Toen de Noormannen de stad naderden, werden ze afgeschrikt door mysterieuze geluiden en verlieten ze uiteindelijk Brugge zonder schade aan te richten. Als dank voor deze vermeende tussenkomst van Adrianus werd hij uitgeroepen tot de patroonheilige van Brugge ook in de veronderstelling dat hij Brugge dan zou beschermen tegen de pest. Zijn beeld prijkt daarom op de Gentpoort (zie afbeelding), een van de vier overgebleven middeleeuwse stadspoorten van Brugge.
  • Adrianus wordt afgebeeld als ridder, soms met een zwaard (wijst op zijn soldatenverleden; meestal ook met een aambeeld bij zich, een bijl en/of een afgehouwen hand. Als martelaar heeft hij wel een palmtak bij zich: slaat op de overwinning die hij vanuit christelijk oogpunt heeft behaald op het kwaad. Een enkele keer vindt men ook een dolfijn bij hem, want er is ook nog een legende die vertelt dat hij na zijn dood in zee werd gegooid, maar door een dolfijn naar Alexandrië in Egypte werd gebracht.

Adrien Sacquespee

De relatief vrij onbekende Franse schilder Sacquespee kreeg verschillende opdrachten, voornamelijk uit de kerkelijke gemeenschap. Zijn werken worden gekenmerkt door een zekere archaïsme.
Hij schildert verwrongen figuren die doen denken aan het maniërisme, waaraan een zekere naïviteit van uitdrukkingen worden toegevoegd.
Het Musée des Beaux Arts in Rouen heeft zeven schilderijen van de schilder, meer dan een derde van het bekende corpus.

Adrianus, met een subtiele stralenkrans om zijn hoofd, ligt met zijn linkerbeen op een aambeeld, zijn soldatenkleren liggen aan zijn voeten. Een beul heft met grote kracht een immense bijl om zijn voet af te hakken, terwijl zijn vrouw Natalia die voet ondersteunt.
Christus wijst op de voorgrond naar het martelaarschap, maar kijkt het schilderij uit alsof hij ons bij het martelaarschap wil betrekken.
Een Romeinse keizer kijkt toe en het doet er niet toe welke het nu precies is.
Op de achtergrond schilderde Sacquespee een ronde tempel en een piramide, evenals het godenbeeld symbolen van het heidendom, waarmee Adrianus had gebroken.
De uitnodiging van de bebaarde man in het blauwe bovenkleed slaat hij resoluut af: Adrianus kijkt in tegenovergestelde richting naar de hemel waar twee kindengeltjes zwevend zijn martelaarskrans al vasthouden.
Op de loopbrug op de bogen slaan mensen het martelaarschap gade.
Adrien Sacquespee (1629-1692)
Le Martyre de Saint Adrien (1659)
Rouen - Musée des Beaux Arts
2016 Paul Verheijen / Nijmegen