Paul Verheijen

MARC CHAGALL

Message Biblique - Het Hooglied (13 t/m 17)

Unicum

Het Hooglied is een unicum in de Bijbel.
Het is een reeks gedichten die de lichamelijke liefde tussen een man en een vrouw bejubelt in opmerkelijk exotische en erotische bewoordingen.
Het hoeft niet te verbazen dat er lang over gediscussieerd is of het wel of niet deel moest uitmaken van de Bijbel.
Waarschijnlijk dankt het zijn plaats in de canon aan het vermeende schrijverschap van Salomo, die vaak in het lied wordt genoemd.
Het werk lijkt op sommige Egyptische liefdesgedichten en Arabische huwelijksliedjes, die de fysieke charme van de bruid prijzen.
Ook zijn er parallellen met heilige huwelijksverhalen over de vereniging van Isjtar en haar echtgenoot Tammoez, een herder, of de vereniging van een koning en een koningin als hun vertegenwoordigers.

De gedichten vormen een soort beurtzang tussen de man, de vrouw en een koor dat uit haar vriendinnen, de dochters van Jeruzalem, bestaat.
De man is wel geïdentificeerd als koning Salomo, die optreedt als een herder, een gebruikelijke koninklijke titel die Tammoez in herinnering roept.
De gedichten zelf kunnen stammen uit de tijd van het koninkrijk, terwijl hun definitieve versies waarschijnlijk uit het tijdperk na de ballingschap dateren.

Naam en canoniciteit

Het eerste wat aan dit bijbelboek opvalt is de naam.
Dat het een lied wordt genoemd duidt er op dat het een stuk joodse poëzie is.
Dat het in het Nederlands 'Hooglied' wordt genoemd, roept gedachten op aan andere woorden met het voorvoegsel 'hoog-', hetgeen dan altijd een aanduiding wil zijn dat wat er op volgt in zijn soort er duidelijk uitspringt.
In het Hebreeuws wordt dat op een andere manier uitgedrukt: daar is sprake van sjir hassjirim, 'het lied der liederen', met andere woorden: het mooiste van alle liederen.
De Latijnse Vulgaat vertaalde met Canticum canticorum en in de Griekse Septuaginta heet het boek simpelweg asma, 'lied'.

Er is waarschijnlijk geen ander bijbelboek waarover zoveel te doen is geweest als over het Hooglied.
De deining die er was vinden we allereerst bij het jodendom omtrent het begin van onze jaartelling, maar later ook in de christelijke kerk.
De verlegenheid van de joden ten opzichte van dit boekje komt duidelijk naar voren in de lange aarzeling die men heeft gekend het op te nemen in de canon van de Tenach.
Het is ook niet zonder reden dat het Hooglied, evenals het boek Ester, nergens in het Tweede Testament wordt geciteerd: het was toen deze geschriften ontstonden nog geen canoniek geschrift.
Pas in het begin van de tweede eeuw kreeg het een plaats in de canon van de Tenach, dank zij het feit dat men er de allegorische exegese op is gaan toepassen: de liefde hier bezongen duidt dan op de liefdesrelatie die er was tussen JHWH en zijn volk, een visie die werd overgenomen in de christelijke kerk, maar dan toegepast op de relatie tussen Jezus Christus en zijn gemeente.

Interpretaties

Over de exegese van het Hooglied heerst weinig unanimiteit.
  • Het Hooglied geeft niets anders dan liederen uit de sfeer van puur menselijke, wereldse erotiek; de schoonheid van de bruid wordt bezongen (4,1-7), maar ook die van de bruidegom (5,10-16), ook het minnespel (1,4; 4,8)
  • Het Hooglied is een verzameling van liefdesliederen zoals die op bruiloften werden gezongen, waarbij bruid en bruidegom werden gezien als de koning en de koningin van het feest, dat zeven dagen duurde.
  • Het Hooglied is alleen als Heilige Schrift te handhaven indien allegorisch verklaard
  • Het Hooglied verraadt in onderdelen verwantschap met de sfeer van de vruchtbaarheidsculten, zoals die bij heidense volken werden gepraktiseerd, bijvoorbeeld in de Adoniscultus in het syrisch-fenicische gebied waar men sprak van het 'heilig huwelijk' waardoor het leven in stand werd gehouden.
  • Het Hooglied is een toneelspel dat kan worden opgevoerd met als spelfiguren koning Salomo en twee gestalten uit de plattelandssfeer: het herderinnetje Sulammiet en de herder, de liefste van haar dromen.

Schrijver en tekst

De historische achtergrond van de liederen uit het Hooglied is niet te schetsen.
Om, gelet op het feit dat in het Hooglied de naam van Salomo voorkomt, aan deze het dichten van deze liederen toe te schrijven is op zijn minst weinig gefundeerd.
Wat met zekerheid is te zeggen, is dat de dichter onbekend is.
Door het gebruik van allerlei arameese woorden ligt een latere datering, bijvoorbeeld in de derde eeuw VGJ, voor de hand.
Tekstueel gezien bevat het Hooglied een 25- à 30-tal liederen.
Dat zij in de synagoge op Pesach werden gelezen behoeft geen verbazing te wekken, omdat ze passen in de sfeer van het ontluikende leven, waarin ook de liefde van JHWH op een bijzondere wijze gestalte aanneemt.
Het heeft weinig zin het Hooglied tot voorwerp van exegese te maken: het zijn gedichten die willen klinken om erover na te denken en ervan te genieten.
Het jodendom benadert de menselijke erotiek als een geschenk van JHWH, het heeft over die liefde nagedacht op een wijze die in geen ander volk werd geëvenaard, ook niet in de Griekse wereld van Plato die het lichaam zag als een kerker van de ziel, wat nog doorwerkt tot in onze tijd.
Voor het jodendom is dat een onaanvaardbare scheiding tussen het geestelijke en het lichamelijke in het menselijke bestaan.
Het lichamelijke werd dan het minderwaardige, het animale waaraan beter voorbijgezien kan worden.
Het jodendom daarentegen heeft niet slechts in zijn godsbeschouwing, maar ook in zijn mensbeschouwing vastgehouden aan de eenheid van JHWH, van hemel en aarde, van ziel en lichaam.

Van Salomo naar David

Le Cantique des Cantiques van Marc Chagall is onderdeel van de cyclus Message Biblique en bestaat uit vijf doeken geïnspireerd op het Hooglied.
Tinten rood en roze roepen de zachtheid van het vlees en sensualiteit op, maar ook bloed en dus het geweld van het bijbelse verhaal en van de door Chagall gekozen held David, die om Batseba tot de zijne te maken, haar man in een oorlog naar het front stuurt, zodat hij zal worden gedood.
Het omhelzende paar is nu koning David en Batseba die Salomo en de Sulamitische vervangen die in het Hooglied worden genoemd.
De heilige stad Jeruzalen lijkt soms op de geboorteplaats van Chagall, namelijk Vitebsk.
De beelden roepen muziek op: vogels, figuren die instrumenten bespelen.
Dans is overal in deze schilderijen terug te vinden.
De weergave is niet realistisch, de belangrijkere figuren zijn groter dan de minder belangrijkere.
De composities zijn gestructureerd rond gebogen vormen die de blik leiden van het ene schilderij naar het andere.
Chagall illustreert de tekst niet tot in detail, maar brengt de drie dimensies van het Hooglied levendig over: het muzikale, het heilige en het sensuele.

Le Cantique des Cantiques - I

Je borsten zijn als kalfjes, als de tweeling van een gazelle, die tussen de lelies weidt. (Hooglied 4,5)
Aan de bovenkant van het schilderij aan de linkerkant zien we de twee gazellen, de ene geel en de andere blauw.
Ze zijn een van de weinige precieze toespelingen op de tekst van het Hooglied die we aantreffen in deze reeks.
De figuren worden van het ene schilderij naar het andere herhaald: het omhelzende paar, met de jonge vrouw naakt, verschijnt meerdere keren op het schilderij, en koning David wordt weergegeven in de vorm van een vogel die op de lier speelt linksboven, en door zijn troon in de tegenovergestelde hoek.
Bomen en bloemen zijn hier prominent aanwezig, en de stad Jeruzalem is verticaal weergegeven langs de rechterrand van het schilderij.

Le Cantique des Cantiques - II


Boven de maanverlichte Heilige Stad, lijkt de naakte jonge vrouw, ontspannen, met haar ogen gesloten, te liggen en zachtjes te wiegen op een palm, bekeken door haar minnaar (een zelfportret van Chagall?).
Op de top van de palm zien we een geit, een huisdier dat het huis symboliseert in het werk van Chagall.
Het kleine silhouet van David, die gevleugeld is als een engel of een vogel, is te zien in de rechterbovenhoek met zijn troon vlak daaronder.
De gecentreerde compositie, ronde vormen en gebruikte kleuren geven deze scène een vredige, meditatieve kwaliteit.

Le Cantique des Cantiques - III


Deze complexe, krioelende compositie kan worden gelezen als het verhaal van Chagalls eigen leven.
De motieven zijn georganiseerd langs drie hoofdbogen, zoals de borsten en buik van een vrouw, en een horizontale as die het beeld in tweeën snijdt.
Langs deze as ligt Jeruzalem vervangen door twee steden die elkaar spiegelen: aan de top, Vence en de toren van zijn kathedraal.
Daaronder Vitebsk, de geboorteplaats van de schilder, geïdentificeerd door het heiligdom met de groene koepel.
Het onderste, ondersteboven deel van het schilderij zou dan kunnen worden genomen om het leven van de kunstenaar voor de oorlog te vertegenwoordigen, en de vrouw die langs de onderkant zou een eerbetoon zijn aan zijn eerste vrouw, Bella.
Het bovenste deel zou een hymne aan het nieuwe geluk gevonden in Vence met zijn tweede vrouw, 'Vava'.
Ook Chagall zelf is linksboven op het schilderij afgebeeld als een oplettende toeschouwer van de scène die hij aan het schilderen is.

Le Cantique des Cantiques - IV


Deze keer wordt het paar getoond op de rug van een gevleugeld paard dat over Jeruzalem vliegt.
Typerend voor Chagalls meerlagige betekenissen, vertegenwoordigt het dier de kracht van verlangen en fysieke liefde, maar is ook Pegasus, het gevleugelde paard uit de Griekse mythe dat poëzie symboliseert, en kan bovendien de kracht van menselijke liefde belichamen, haar vermogen om zich te verheffen tot het goddelijke.
De sleep van de bruidsjurk en de benen van het paard lopen taps toe, zoals de staarten van kometen, waardoor het dynamische effect van de opwaartse beweging wordt versterkt.
Davids gezicht is 'groen van geluk', zoals een Jiddische uitdrukking zegt.
De bruisende menigte aan de onderkant van het schilderij omvat degenen die de Thora en menora's dragen, geliefden en moeders met kinderen.
Het lijkt de liefde van mannen en vrouwen te vieren en daarmee de maker.

Le Cantique des Cantiques - V


Dit werk is georganiseerd rond twee heuvels, die elk een stad vertegenwoordigen die geliefd is bij Chagall: Vitebsk en links Jeruzalem.
Om verwarring te voorkomen heeft Chagall uiterst links de troon van koning David voorzien van de naam 'Jeruzalem' geschreven in het Hebreeuws.
In een hemel vol dansende figuren heeft de felle zon de vorm aangenomen van de Davidster.
Koning David domineert de linkerkant van het doek.
Zijn lange figuur wordt bekroond door een vogelkop, want zijn lied roept het geluid van vogels en engelen op.
Hij beweegt door de lucht naar een bruid omringd door bloemen en fruit, zoals een belofte van nakomelingschap
Marc Chagall (1887-1985)
Message Biblique

13 - Le Cantique des Cantiques I (1960)
Olieverf op papier op doek, 147 x 172 cm
14 - Le Cantique des Cantiques II (1957)
Olieverf op doek, 139 x 164 cm
15 - Le Cantique des Cantiques III (1960)
Olieverf op doek, 149 x 210 cm
16 - Le Cantique des Cantiques IV (1958)
Olieverf op papier op doek, 145 x 211 cm
17 - Le Cantique des Cantiques V (1965-66)
Olieverf op papier op doek, 150 x 226 cm
Nice - Musée National Marc Chagall
2016 Paul Verheijen / Nijmegen