Paul Verheijen

EL GRECO

Mauritius en het Thebaanse legioen

Versie 1

Van koning Filips II kreeg El Greco de opdracht voor dit schilderij ten behoeve van de decoratie van het Escorial. Het werk werd geplaatst op een van de zijaltaren gewijd aan het martelaarschap van Sint-Mauritius en het Thebaanse Legioen. Zij werden gezien als patroonheiligen in de strijd tegen het kwaad en er bevonden zich relikwieën in de kerk. De figuur van Mauritius - gekleed in een blauwachtig harnas en bebaard - verschijnt aan de rechterkant van het doek, op de voorgrond. Hij wordt vergezeld door zijn vaandeldragers, op het moment van beslissen of hij het offer aan de heidense goden brengt. Links van hem zien we Exuperius met het rode vaandel. Een van de twee andere groot afgebeelde en wijzende mannen zou Jakobus de Mindere kunnen zijn.
Opvallend zijn de twee gezichten tussen Mauritius en Exuperius: ze zijn geïdentificeerd als hertog Manuel Filiberto van Savoye, commandant van de Spaanse troepen in San Quentin en grootmeester van de Militaire Orde van Sint-Mauritius en daarnaast Alexander Farnese, hertog van Parma, die op dat moment in Nederland vocht tegen de Nederlanders.
Alle figuren dragen een militair uniform uit de zestiende eeuw, dat daarom twee feiten verenigt: de strijd van de Spaanse generaals tegen het heidendom, zoals ook Mauritius had gedaan.

Op de achtergrond zien we het vervolg: de legionairs staan in de rij, gekleed of (half)naakt, wachtend op hun beurt om te worden geëxecuteerd. We zien de beul op zijn rug, op een rots, met naast hem opnieuw Mauritius, die zijn mannen troost en bedankt voor hun beslissing. Een reeds onthoofde man versterkt stevig het idee van het martelaarschap.

In contrast met deze scène wordt de bovenkant van het doek aangevuld met een glorieus tafereel bestaande uit engelen met muziekinstrumenten, martelaarspalmen en -kroontjes.

El Greco schilderde het werk in een maniëristische stijl. Zo komen de figuren met hun rug, verkortingen of diagonalen naar voren, duidelijk geïnspireerd op Michelangelo, die een beeldhouwachtige anatomie onder de harnassen laat zien. De figuren hebben kleine hoofden en korte benen in verhouding tot hun brede buste. De kleuren zijn bijna traditioneel in El Greco: geel, blauw, groen of rood, geïnspireerd door de Venetiaanse School. Mauritius draagt het rood van het martelaarschap en het blauw van de eeuwigheid.

6666 martelaren

Mauritius en zijn vijf bevelhebbers kregen in het Roomse Martelaarsboek hun liturgische herdenkdag op 22 september samen met het hele Thebaanse legioen.
Te Sion (Sitten) in Zwitserland in het plaatsje Sankt Moritz de geboorte van de heilige Thebaanse martelaren Mauritius, Exuperius, Candidus, Victor, Innocentius en Vitalis met nog anderen uit hetzelfde legioen, die onder Maximianus ter wille van Christus zijn gedood en door hun roemvol lijden de wereld hebben verheerlijkt.
Mauritius van Agaunum en het Thebaanse legioen (uit het Egyptische Thebe afkomstig) werden volgens de legendes onder de keizers Diocletianus en Maximianus Herculius om hun christenzijn gedood, waarschijnlijk in de vervolging van 302 te Agaunum (of Augaunum / Acuanum; nu Saint-Maurice in het Rhône-dal, kanton Wallis). Bisschop Theodorus van Octodurum (feestdag 16 augustus) ontdekte hun (massa)graf, waarboven hij een kerk liet bouwen en waarbij wonderen gebeurden. Men sprak van maar liefst 6600 martelaren. Berichten in handschriften uit de 9e eeuw en later vertellen meer details. Jacobus de Voragine tekende hun marteldood op in hoofdstuk 137 van zijn Legenda Aurea. Hij heeft als bron daarvoor gebruikt Eucherius, aartsbisschop van Lyon (feestdag 16 november) uit de vijfde eeuw.

De soldaatheiligen uit Thebe waren volgens hem door de apostel Jakobus de Mindere gedoopt. Omdat Diocletiuanus en Maximianus het christelijk geloof met wortel en tak wilden uitroeien, lieten zij een edict uitgaan in het hele Romeinse Rijk dat iedereen het geloof in de Romeinse goden moest aannemen op straffe van de dood. De christenen lapten deze verordening aan hun laars waarop de keizers via een brief soldaten gingen rekruteren om de christenen uit te roeien. Die brief kwam ook aan in Thebe. Dit volk bracht volgens Jezus' uitspraak 'geef aan God wat van God is, en aan de keizer wat van de keizer is' een legioen van 6666 bijeen, maar juist om de christenen te verdedigen. Aanvoerder van dit legioen was Mauritius geflankeerd door vijf vaandeldragers. Aangekomen over de Alpen in Martigny moest het leger aan de afgoden offeren, maar het Thebaanse legioen verwijderde zich van het leger en legerde zich in Aganum. Maximianus stuurde soldaten en sommeerde het leger onmiddellijk aan de goden te offeren, hetgeen het legioen weigerde. Daarop decimeerde hij het legioen letterlijk: elke tiende man liet hij onthoofden. De Thebaanse soldaten 'strekten vol vreugde hun halzen, ze probeerden bij elkaar voor te dringen en vochten om bij de dood te komen', aldus De Voragine. Mauritius sprak daarop de overgebleven moed in en spoorde aan te volharden, met het gevolg dat het legioen wederom gedecimeerd werd. Nadat ook vaandeldrager Exuperius soortgelijke woorden had gesproken liet de keizer het hele legioen omsingelen zodat niemand kon ontsnappen. Het legioen werd vervolgens onder paardenhoeven vertrapt en afgeslacht, maar door Gods beschikking wisten velen te ontkomen. Zij predikten het christendom op andere plaatsen, maar vonden daar uiteindelijk ook de martelaarsdood. Zij werden later in Aganum in een kerk begraven. Zo'n zeven eeuwen later werden het lichaam van Mauritius en het hoofd van Innocentius overgebracht naar de kerk in Auxerre die lang daarvoor al aan hen was gewijd.

Versie 2





Het feit dat het martelaarschap door El Greco op de achtergrond was geplaatst en de weigering te offeren op de voorgrond, leidde tot de afwijzing van het schilderij door Filips II.

Daarom liet hij El Greco's schilderij vervangen door een ander met hetzelfde thema van de Italiaanse schilder Romulo Cincinato (afbeelding*).

El Greco kreeg hierna ook geen opdrachten meer van Filips II.​



* Romulo Cincinato (1502-1593) - El martirio de San Mauricio (El Escorial - Klooster San Lorenzo de El Escorial; olieverf op doek, 540 x 288 cm)

Afzonderlijke leden

Uit de oudheid is geen enkel in aanmerking komend 'Thebaans legioen' aan te wijzen, waardoor de historiciteit van het verhaal van de martelaren onbetrouwbaar is. Men verklaart het ontstaan van deze martelarenlegende en de snelle verbreiding van hun cultus uit de populaire interpretatie van de vondsten van grote militaire begraafplaatsen en van lokale soldatengraven langs de Romeinse wegen.
Vanuit het door de Bourgondische koning Sigismund in 515 te hunner ere gestichte klooster aan de druk begane weg door de pas in het Rhônedal te Saint-Maurice (het vroegere Aganum) werd door vorsten, bisschoppen en monniken de verering van het Thebaanse legioen over heel Europa verspreid. In de kunst worden deze lieden vaak afgebeeld samen met Mauritius, soms in groepen.
Mauritius, de aanvoerder, wiens lans tot de rijksinsignes hoorde, sprak tot de feodale verbeelding, bracht het tot patroon van het Duitse Rijk en werd dus zeer vaak afgebeeld: te voet en - vanwege zijn naam - als Moor.

Talloze afzonderlijke leden van het legioen worden op verschillende plaatsen lokaal vereerd met een eigen feestdag, bijvoorbeeld:
  • Asti: Secundus (30 maart)
  • Ivrea: Besutius / Bessus / Besse (10 augustus en 1 december)
  • Keulen: Gereon (10 oktober)
  • Solothurn: Victor & Ursus (30 september)
  • Trier: Palmatius (5 oktober)
  • Turijn: Sebastianus & Alverius (2 januari); Octavius, Adventor, Constantius, Magius, Sebastianus & Solutor (20 november)
  • Xanten: Victor (10 oktober)
  • Zürich: Felix & Regula (11 september)
  • Zurzach: Verena (1 september)
El Greco (Domenikos Theotokopoulos) (1541-1614)
Martirio de San Mauricio (1580-82)
Olieverf op doek, 445 x 292 cm
El Escorial - Klooster San Lorenzo de El Escorial
2016 Paul Verheijen / Nijmegen