Onduidelijke stamboomIn het verhaal van de vinding van Mozes verschijnt onverwacht een oudere zus van Mozes ten tonele. Haar naam wordt niet vermeld. Flavius Josephus noemt de anonieme zus Mirjam (op zijn Grieks Mariame) in zijn versie van Mozes' jeugd (Oude Geschiedenis van de Joden, Boek II,217-237).Nadat het Egyptische leger in de Rietzee is verdronken wordt haar naam pas voor het eerst vermeld. In de traditie wordt zij gewoonlijk vaker gekoppeld aan Aäron dan aan Mozes. De profetes Mirjam, Aärons zuster, pakte haar tamboerijn, en alle vrouwen volgden haar, dansend en op de tamboerijn spelend. En Mirjam zong dit refrein: ‘Zing voor de HEER, zijn macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters wierp Hij in zee.’De titel profetes die Mirjam hier krijgt duidt hier mogelijk meer op een vorm van extase die bij haar te bespeuren valt, dan dat zij zou spreken namens God. Dat doet Mozes immers altijd. Een bekend gebruik was dat vrouwen de door mannen behaalde overwinning met zang en dans vierden. Het beknopte refrein van Mirjam lijkt te wijzen op later gebruik in de cultus. Daarin werden ook tamboerijnen gebruikt. De derde keer dat er over Mirjam wordt gesproken is er sprake van kritiek die zij en Aäron hebben op het huwelijk van Mozes met een Nubische vrouw. Zij betwisten verder zijn leiderschap, waarop JHWH alleen Mirjam straft met huidvraat (Numeri 12). Opmerkelijk is dat deze tekst niet rept over een familieverhouding tussen Mozes en Mirjam/Aäron. De bijbel doet ook geen mededelingen over verdere familieleden van Mirjam. Daarvoor moeten we wederom bij Josephus zijn. Die noemt Chur (Grieks:Ur) haar man (Oude Geschiedenis van de Joden, Boek III,54) en Basaël haar kleinzoon (Oude Geschiedenis van de Joden, Boek III,105). Rabbijnse bronnen noemen Chur echter Mirjams zoon. De stamboom in 1 Kronieken 2:19 laat weer iets anders zien. Het vermoeden bestaat dat Mozes pas vrij laat in de literaire overlevering broer van Aäron en Mirjam is geworden. In Kades in de woestijn van Sin sterft Mirjam en wordt daar ook begraven (Numeri 20:1). Deze korte mededeling is bij Josephus uitgebreider te lezen. Hij weet dat Mirjam stierf bij nieuwe maan in de maand Xanthicus (maart-april) precies veertig jaar nadat zij Egypte had verlaten. Zij werd met pracht en praal op kosten van de gemeenschap begraven op een berg die Sin genoemd wordt. Nadat het volk dertig dagen had gerouwd, vond er op last van Mozes een uitgebreid reinigingsritueel plaats door het offeren van vaars, een jonge koe die nog maar één kalf had geworpen (Oude Geschiedenis van de Joden, Boek IV,78-81). Volgens een buiten-bijbelse traditie zou Mirjam pas zijn overleden nadat ze van God een doodskus had gekregen. De 'gewone' engel des doods' (die van de tiende plaag) tegenover haar machteloos stond. Hetzelfde gold overigens voor Mozes en Aäron. |
De naamDe etymologie van de naam Mirjam is niet zeker. Er zijn zo'n 60 verklaringen gedaan. Hieronder de meest voorkomende.
Christelijke kerkvaders zagen Mirjam als voorafbeelding van Maria. Zij en ook Aäron kregen een feestdag op de liturgische kalender op 1 juli. |
De tamboerijnDe Duits kunstschilder Anselm Feuerbach schilderde - in een classicistische stijl - vaak historische en mythologische thema's. Hij bestudeerde er de klassieke Italiaanse schilderkunst, met name Michelangelo en Rafaël. Hun werken zouden uiteindelijk definitief zijn stijl bepalen wat op dit werk van Mirjam al min of meer is te zien. Hij besteedde vooral veel aandacht aan de harmonie tussen kleur- en lichtgebruik. Zijn classicistische werken vielen steeds meer buiten de gangbare mode. Mede vanwege zijn misantropisch karakter leed hij erg onder dit gebrek aan erkenning.Feuerbach was niet getrouwd maar had in Rome onder anderen zes jaar lang een maîtresse in de persoon van Nanna Rici, een schoenmakersvrouw. Zij staat hier ook model voor Mirjam. Prominent in beeld is de tamboerijn waarmee Mirjam dansend speelde. Hoe de Hebreeuwse top er precies heeft uitgezien, is niet bekend. Het woord wordt ook wel vertaald met 'trommel' of '(hand)pauk'. Voor ons is een tamboerijn (in het Oudnederlands ook wel beltrom, zoals in kerstliederen) een lijsttrommel, die bestaat uit een hoepel waarin schelringen bevestigd zijn en die is bespannen met een trommelvel. Zonder schelringen is het geen tamboerijn maar een handtrom. Zijn de schelringen er wel, maar is er geen vel aangespannen, dan is het een beatring, ofwel een schellenkrans. Het instrument wordt met de hand aangeslagen of bewogen. Het is duidelijk dat Feuerbach een 'echte' tamboerijn met schelringen voor ogen heeft gehad. Op de Mozescyclus op de zuidwand in de Sixtijnse kapel laat Ghirlandaio haar spelen op een of ander snaarinstrument lijkt het (zie afbeelding). |
Anselm Feuerbach (1829-1880)
Mirjam (1862) Olieverf op doek, 102 x 81 cm Berlijn -Alte Nationalgalerie |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |