Paul Verheijen

MARIA

Maria in het Tweede Testament
Moeder van Jezus
Artemis
Betekenis van de naam

Gebeden en titels
Iconografie
Meer

Maria in het Tweede Testament

De naam Maria - al dan niet met een toevoeging - wordt in het Tweede Testament gegeven aan verschillende vrouwen. Onduidelijk is of het om verschillende vrouwen gaat of dat enkele daarvan dezelfde zijn met een andere toevoeging. Het is lastig, zo niet onmogelijk, vast te stellen wie er precies mee bedoeld worden. Vanwege de spaarzame bijbelse gegevens over al deze Maria's smolt een aantal vrouwen samen tot één persoon. Vanzelfsprekend ontstonden er ook vele legendes om de leemtes op te vullen.
  • 1 - Maria de moeder van Jezus (zie verder)
  • 2 - Maria Magdalena = 3?
  • 3 - Maria van Betanië, de zuster van Marta en Lazarus (Johannes 11) = 2?
  • 4 - Maria de van Klopas (zoals letterlijk vertaald staat in Johannes 19:25) = 5 en/of 6?
    Wat betekent 'van' bij haar naam: is zij de vrouw van Klopas, de dochter, de moeder, enz.? Het Roomse Martelaarsboek herdenkt haar op 9 april:
    In Judea de heilige Maria, de vrouw van Klopas, welke de heilige evangelist Johannes een zuster noemt van de allerheiligste moeder van God Maria, en van wie hij mededeelt, dat zij met haar onder het kruis van Jezus heeft gestaan.
  • 5 - Maria de (van) Jakobus (zoals letterlijk vertaald staat in Marcus 16:1) = 4 en/of 6?
    Is zij dan de vrouw van Jakobus, de dochter, de moeder, enz.?
  • 6 - Maria de van Jakobus en (van) Josef de moeder (zoals letterlijk vertaald staat in Matteüs 27:55-56) = 4 en/of 5?
    Hoort 'moeder' ook bij Jakobus? Volgens Matteüs behoort deze Maria bij de vele vrouwen die Jezus vanuit Galilea waren gevolgd om voor hem te zorgen en bij de kruisiging op afstand stonden toe te kijken. De 'vele vrouwen' over wie Matteüs spreekt hebben vermoedelijk ook gezorgd voor de grote verwarring rond al die Maria's bij kruis en graf.
  • 7 -Maria de moeder van Johannes Marcus (Handelingen van de apostelen 12:12)
    Van haar wordt slechts gezegd dat Petrus zich na zijn wonderbare bevrijding uit de gevangenis zich naar haar huis begaf. Dit detail was voldoende voor het Roomse Martelaarsboek haar te herdenken op 29 juni in korte bewoordingen:
    Op Cyprus de heilige Maria, de moeder van Johannes, bijgenaamd Marcus.
  • 8 - Salome (Marcus 15:40 en 16:1) kreeg in de traditie ook de naam Maria als voorvoegsel.
    Gewoonlijk wordt zij gelijkgesteld met de anonieme moeder van Johannes en Jakobus ('de moeder van de zonen van Zebedeüs' in Matteüs 27:56), hetgeen een en ander nog gecompliceerder maakt. Als Maria Salome staat zij op de kerkelijke kalender op 22 oktober en op 25 mei (translatie). Het Roomse Martelaarsboek meldt op 22 oktober:
    Te Jeruzalem de heilige Maria Salome, de moeder van de heilige apostelen Johannes en Jakobus. Men leest van haar in het Evangelie dat zij zorg droeg voor de begrafenis van de Heer.
    En op 25 mei:
    Te Veroli in de Romeinse Campagna het overbrengen van de heilige Maria, de moeder van Jakobus. Haar lichaam wordt door zeer vele wonderen verheerlijkt.
  • 9 - Maria aan wie Paulus de groeten overbrengt (Romeinen 16:16)

Moeder van Jezus

In de christelijke theologie en iconografie is een uiterst prominente plaats weggelegd voor de moeder van Jezus van Nazaret. Zonder enige twijfel is zij de meest afgebeelde en besproken vrouwelijke heilige in de westerse kunstgeschiedenis. Ontelbare afbeeldingen getuigen van een eeuwenoude verering voor haar. Dat is opmerkelijk te noemen omdat zij in het Tweede Testament slechts spaarzaam wordt genoemd en soms zelfs zonder naam.

De naam Maria voor de moeder van Jezus komt in het Tweede Testament slechts voor in de geboorteverhalen zoals Matteüs en Lucas die hebben opgetekend en in de scène waarin verbaasde omstanders Jezus als volgt betitelen:
Dat is toch de zoon van de timmerman, zijn moeder heet toch Maria en Jakobus, Jozef, Simon en Juda zijn toch zijn broers. Zijn zusters wonen toch allemaal bij ons?
(Matteüs 13:55-56 // Marcus 6:3)
Verder is er nog één naamsvermelding te lezen in de Handelingen van de Apostelen 1:14.
Het Evangelie volgens Johannes spreekt alleen over een anonieme 'moeder van Jezus'.
Ze speelt in dit evangelie een rol bij het wijnwonder op de bruiloft in Kana en bij Jezus' kruisiging.
In de andere geschriften van het Tweede Testament wordt zij verder niet genoemd.

Artemis

Maria is te beschouwen als de verchristelijkte vorm van de Griekse moedergodin Artemis (bij de Romeinen Diana), de beschermgodin van de jacht, de maan, de kuisheid, de vruchtbaarheid, de vrouw in barensnood. Zij bleef maagd uit vrije wil, waarvoor haar vader Zeus bovendien toestemming gaf. Haar priesteressen zijn ook ongehuwde vrouwen. Artemis bewaakte haar maagdelijkheid zorgvuldig en degenen die haar probeerden te schande maken of te verkrachten konden een gewelddadig einde tegemoet zien.

Efeze

Het heiligdom Artemisium werd rond 550 VGJ opgericht door koning Croesus van Lydië en bevond zich te Efeze. Twee Artemisbeelden in Efeze zijn intact in zand ingegraven teruggevonden (een daarvan zie inzet). Er is geen unanimiteit over de betekenis van de protuberanties, uitwassen, op haar lichaam: moederborsten, eieren, stierentestikels, druppels? Ze zijn in elk geval teken van haar creatieve macht en vruchtbaarheid.
Paulus krijgt in Efeze te maken met een volksoproer in verband met de Artemis-cultus aldaar:
Omstreeks die tijd ontstond er grote opschudding naar aanleiding van de Weg. Dat kwam door een zekere Demetrius, een zilversmid die Artemistempeltjes vervaardigde en zo zijn ambachtslieden een ruim inkomen verschafte. Hij riep hen en de arbeiders die bij de werkzaamheden betrokken waren bijeen en zei tegen hen: ‘Mannen, jullie weten dat onze welvaart afhankelijk is van dit werk. Maar jullie hebben uiteraard ook gemerkt dat Paulus niet alleen in Efeze, maar in bijna heel Asia een grote groep mensen heeft weten te overtuigen van zijn opvatting dat goden die door mensenhanden worden gemaakt geen goden zijn. Daardoor dreigt niet alleen ons beroep in diskrediet te raken, maar bestaat ook het gevaar dat de tempel van de grote godin Artemis in aanzien zal dalen en dat zijzelf, die in heel Asia en overal ter wereld wordt vereerd, van haar luister zal worden beroofd.’ Bij het horen van deze woorden ontstaken zijn toehoorders in hevige woede en barstten los in geschreeuw: ‘Groot is de Artemis van Efeze!’ De hele stad raakte in rep en roer. De menigte liep te hoop bij het theater en sleurde Gajus en Aristarchus mee, twee Macedonische reisgenoten van Paulus. Paulus wilde zich onder de menigte begeven, maar de leerlingen weerhielden hem daarvan. Bovendien stuurden enkele hoge functionarissen, die hem vriendschappelijk gezind waren, een boodschap naar hem met het dringende advies om niet naar het theater te gaan. Daar schreeuwde de menigte inmiddels van alles door elkaar, want er heerste grote verwarring en de meeste mensen wisten niet eens waarom ze bijeengekomen waren. De Joden duwden Alexander naar voren, die van sommigen uit de menigte tekst en uitleg kreeg; met een handgebaar gaf hij te kennen dat hij een verdedigingsrede wilde houden voor het volk. Maar toen men merkte dat hij een Jood was, hief de menigte de kreet aan: ‘Groot is de Artemis van Efeze!’ Dit geschreeuw hield wel twee uur aan.
Uiteindelijk bracht de stadssecretaris de menigte tot bedaren. Hij zei: ‘Efeziërs, er is toch geen mens die niet weet dat onze stad de zorg draagt voor de tempel van de grote Artemis en voor het beeld dat uit de hemel gekomen is? Niemand kan dat feit ontkennen; daarom moet u kalm blijven en niet onbezonnen te werk gaan. De mannen die u hierheen hebt gebracht, zijn immers geen tempelschenners en belasteren evenmin onze godin. Mochten Demetrius en zijn ambachtslieden met iemand een geschil hebben, dan bestaan daar rechtszittingen en proconsuls voor; laten ze dan maar een aanklacht indienen. Als er daarbuiten nog iets anders is dat u wenst, zal dat op een officiële volksvergadering behandeld worden. We lopen toch al het gevaar dat we ter verantwoording worden geroepen voor het oproer van vandaag, daar we deze onlusten op geen enkele manier kunnen goedpraten. Na deze woorden maakte hij een einde aan de bijeenkomst.

(Handelingen van de apostelen, 19:23-40)
Efeze ging een belangrijke rol ging spelen bij de legendevorming rond Maria. Volgens de buitenbijbelse traditie gingen Maria en de apostel Johannes hier na de kruisdood van Jezus wonen. Het Artemisium werd omstreeks 430 het graf van Anna, de moeder van Maria, genoemd. Het huis van Maria, in het Turks Meryemana, werd tot kerk omgebouwd. En de Johannesbasiliek staat op de plek waar volgens diezelfde overlevering het graf van Johannes ligt.

Athos

Een andere legende rond Maria en Johannes en de Artemis-cultus speelt op Athos. Maria werd tijdens een reis met Johannes naar Cyprus door een storm gedwongen op Athos te landen. Zij heeft toen de daar vereerde Artemis uitgebannen met de woorden: Dit is voortaan mijn tuin en geen enkele andere vrouw zal hier ooit een voet zetten. Dit is ook de reden dat tot op de dag van vandaag geen enkel vrouwelijke levend wezen voet aan de grond mag zetten op Athos. Uitgezonderd zijn kippen en poezen. Poezen worden gebruikt om de kloosters vrij van ongedierte te houden en de kippen zijn nodig voor de eierdooiers die gebruikt worden om iconen te schilderen. Op het eiland Athos zijn in de twintig kloosters samen zo'n 20.000 iconen te vinden.

Betekenis van de naam

Gewoonlijk wordt de naam Maria verbonden met de naam Mirjam in het Eerste Testament. Hiëronymus las de naam als een combinatie van de twee Hebreeuwse woorden mar ‘druppel’, en jam ‘zee’, dus ‘Druppel der Zee’, in het Latijn Stilla Maris (later verbasterd tot Stella Maris, 'Sterre der Zee').

De populariteit van Maria als meisjesnaam kwam in Nederland pas in de middeleeuwen omdat men lang schroomde de moeder van Jezus als persoonsnaam te gebruiken (vergelijk de naam Jezus als jongensnaam).
Sindsdien staat de naam - met alle mogelijke afleidingen - steevast op nummer 1 in het wereldlijstje meisjesnamen.

Gebeden en titels


A - Ave Maria

Een van de bekendste gebeden tot Maria is het zogenaamde Ave Maria, in het Nederlands weesgegroet(je). Het neemt een belangrijke plaats in binnen het rozenkransgebed (zie verder). Pas na de 11e eeuw is het gebruik van het weesgegroet vast te stellen uit bronnen.
  • Het eerste gedeelte van het gebed is gebaseerd op Lukas 1:28 (de begroetingswoorden van Gabriël).
    Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum
    Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U
  • Het tweede gedeelte van het gebed is gebaseerd op Lukas 1:42 (de begroetingswoorden van Elisabet).
    Benedicta tu in mulieribus, et benedictus fructus ventris tui, Iesus
    Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot
  • Het laatste niet uit de bijbel afkomstig derde deel is rond de 16e eeuw toegevoegd.
    Sancta Maria, Mater Dei, ora pro nobis peccatoribus, nunc et in hora mortis nostrae. Amen.
    Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.

Afbeelding: Albrecht Dürer - Betende Hände / Studie zu den Händen eines Apostels (1508, pentekening, 29 x 20 cm, Wenen - Albertina)
B - Litania Lauretana

De litanie als gebedsvorm is overgenomen uit het jodendom en bestaat uit een reeks aanroepingen die door een voorganger worden opgezegd, gevolgd door een repeterend antwoord van de gelovigen, zoals ‘bid voor ons’ of ‘ontferm U over ons’.
De bekendste litanie ter ere van Maria is ontstaan gedurende de 16e eeuw in het heiligdom van Loreto en om die reden ook de Litania Lauretana, Litanie van Loreto, wordt genoemd. Ze bestaat uit een kleine vijftig namen die aan Maria worden toegekend, veelal beginnend met Mater, Moeder, Virgo, Maagd, Regina, Koningin, Vas, Vat en Turris, Toren. Unieke titels in deze litanie zijn Speculum iustitiae, Spiegel der gerechtigheid, Sedes sapientiae, Zetel der wijsheid, Causa nostrae laetitiae, Oorzaak van onze blijdschap, Rosa mystica, Mystieke roos, Domus aurea, Gouden huis, Foederis arca, Ark van het verbond, Ianua caeli, Deur des hemels, Salus infirmorum, Heil der kranken, Refugium peccatorum, Toevlucht der zondaars, Consolatrix afflictorum, Troosteres der bedroefden, Auxilium Christianorum, Hulp der christenen en Stella matutina, Morgenster. Deze laatste titel slaat feitelijk op Jezus (zie Openbaring van Johannes 22:16). De Morgenster is mogelijk in de Marialitanie terecht gekomen vanwege de - onzekere - afleiding door Hiëronymus van de naam Maria (zie onder Naam). Zijn verklaring ‘Stilla Maris’ werd namelijk verbasterd tot of foutief gelezen als Stella Maris, ‘Sterre der Zee’. Deze Mariatitel staat niet in de litanie, maar was in de middeleeuwen desondanks zeer geliefd.
Het genadebeeld van O.L.V. ‘Sterre der Zee’ in de Basiliek van O.L.V. Tenhemelopneming in Maastricht, behoorde van oorsprong toe aan de paters Minderbroeders van de Sint-Pieterstraat.
De Minderbroeders waren vurige Maria-vereerders, en het is dus niet verwonderlijk dat zij, vermoedelijk omstreeks 1470, de schenking van een Mariabeeld aanvaardden van de edelman Nicolaus van Harlaer (Nicolas de Harlay), toen deze op latere leeftijd bij hen intrad.
Het Mariabeeld is een houten beeld, van Duitse makelij, volgens de klassieke voorstelling van een Schöne Madonna, op stijlkenmerken te dateren circa 1410: een staande Maria, die een bloot Jezuskindje op de linkerarm draagt, en die speelt met haar Kindje dat de handjes uitstrekt naar een vrucht die Maria in de rechterhand draagt, een appel, een peer of een druiventros; bij het Maastrichtse beeld was dit waarschijnlijk een peer.
Al snel werd dit beeld, naar Zuid-Europese, Spaanse mode, bekleed met een wijde kegelvormige mantel (zie de afbeelding).
Hiervoor moest het beeld ook aangepast worden: de vrucht die Maria draagt werd afgezaagd tot een soort houder voor een lelie, en het blote Jezuskindje kreeg een mantel aan, waarvoor hem een armpje werd afgezaagd, en een kroon op het hoofd, die het oorspronkelijke beeld niet had.
Rond het beeld ontstond een grote volksdevotie, die zelfs de verering van Servatius begon te verdringen.
Op Paasmaandag 1532 schijnt het beeld voor het eerst te zijn meegedragen in processie.


Mariatitels vinden hun oorsprong onder andere in de Bijbel, in geschriften van kerkvaders, in pauselijke proclamaties, in Mariaverschijningen en -visioenen.
In de eerste eeuwen van het christendom hielden christelijke leiders de Mariaverering af, maar dit kon niet verhinderen dat ze titels kreeg zoals de heidense moedergodinnen. De Kerk heeft dit uiteindelijk omarmd. Niettemin ging dit nooit zonder debat en zijn bepaalde Mariatitels theologisch controversieel, zoals Mediatrix, Middelares, Coredemptrix, Medeverlosseres of Mater Ecclesiae, Moeder der Kerk.
Maria wordt vaak aangesproken en benoemd als Onze Lieve Vrouw, al dan niet met koppeltekens tussen de woorden, vaak afgekort tot O.L.V.
Een andere veelvoorkomende titel is Madonna, een samentrekking van het Italiaans mia donna, mijn vrouwe. In de religieuze beeldende kunst is het een afbeelding van Maria. Vaak wordt Maria daarbij uitgebeeld met het (meestal naakte) kindje Jezus op haar schoot of in haar armen: een Madonna met Kind dus, waarbinnen weer vele variaties te onderscheiden zijn:
  • Mater Dei / Moeder Gods / Theotokos (Deipara)
    Een sterke, ontzag inboezemende gekroonde koningin, gezeten op een troon. De Moeder Gods is een voorstelling die in de kerken van het oosten nog steeds de meest populaire afbeelding op iconen is. Majesteitelijk, meestal nogal afstandelijk, frontaal, statig en langgerekt zetelt zij op een troon. Met haar Kind erbij op schoot wordt zij tot de sedes sapientiae, de zetel der wijsheid, de in Christus vleesgeworden wijsheid.
  • Marianum / Tota Pulchra
    Maria wordt omgeven door een stralenkrans of rozenkrans, al dan niet in de amandelvormige figuur van een mandorla (Italiaans voor 'amandel'), ontstaan door twee cirkelsegmenten die het samenkomen van hemel en aarde symboliseren. De benaming tota pulchra is de Latijnse vertaling van een vers uit het Hooglied (4:7): Tota pulchra es, amica mea, et macula non est in te, 'Vriendin, aan jou is alles mooi, niets ontsiert je schoonheid'
  • Mater Dolorosa / Gloriosa
    Maria als Moeder van Zeven Smarten / Vreugden.
  • Mater Misericordiae / Mantelmadonna
    Een van de historische oorsprongen van dit model is de middeleeuwse theoloog en Duitse schrijver Caesarius van Heisterbach (±1180-±1240), die in zijn Dialogus Miraculorum schrijft over een visioen van een broeder van de cisterciënzers, waartoe hij zelf ook behoorde, die, ontvoerd in extase en naar het Paradijs gebracht, de kans had zich te verbergen onder de plooien van de brede mantel van de Maagd. Een grootse figuur van Maria beschut onder een wijd-uitgespreiden mantel een menigte knielende of staande monniken tegen dreigend onheil (oorspronkelijk voornamelijk de pest), later andere geestelijken en gelovigen.
  • Hortus Conclusus
    Deze benaming is afkomstig uit de Latijnse vertaling van wederom het Hooglied (4:12): Hortus conclusus, soror mea, sponsa, hortus conclusus, fons signatus, 'Zusje, bruid, een besloten hof ben jij, een gesloten tuin, een verzegelde bron'. Als maagd werd Maria in de late middeleeuwse en renaissance kunst symbolisch afgebeeld in of nabij zo'n gesloten tuin. In de tuin vindt men vaak nog andere symbolen daarvoor: de grote ceder (cedrus exalta), de bron van de levende wateren (puteus aquarum viventium), de vruchtbare olijfboom (oliva speciosa), de bron in de tuin (fons hortorum) en typische Maria-Bloemen (zie onder Bloemen). Men beeldde de tuin af als een veilige speelplaats waarin Maria (samen met engelen of vrouwelijke heiligen) speelt met het Christuskind. De tuin is meestal niet meer dan een door een muurtje of hekje omgeven rozenperkje, dat verwijst naar het paradijs en naar haar maagdelijkheid en bruid-zijn.
C - Rozenkrans & Rozenhoedje

Een rozenkrans of paternoster is een kralensnoer en ook de naam voor het 'rozenkransgebed'.
Het gehele gebed bestaat uit het bidden van het onzevader (15 maal) en het weesgegroet (150 maal) door de het gebedssnoer driemaal te doorlopen.
Gewoonlijk gaat men het gebedssnoer maar één maal rond ('rozenhoedje') en niet drie maal ('volledige rozenkrans').
De oorsprong van het rozenkransgebed moet worden gezocht in de vervanging van het monastieke psalmgebed: het bidden van 150 maal een weesgegroet is in feite een vereenvoudiging voor het gewone kerkvolk dat de 150 psalmen niet uit het hoofd kon opzeggen, zoals monniken dat wel konden.
Eerst werd er vooral 150 maal een onzevader gebeden.
Later werd hieraan de devotie tot Maria verbonden.
De rozenkrans en het stimuleren van het bidden ervan wordt vaak geassocieerd met Dominicus en zijn dominicanerorde.

Het bidden van een rozenkrans kan gepaard gaan met het gedenken van 'de geheimen van de rozenkrans', waarbij het woord 'geheim' slaat op 'mysterie'.
De blijde geheimen
  • De engel Gabriël brengt de blijde boodschap aan Maria
  • Maria bezoekt haar nicht Elisabet
  • Jezus wordt geboren in een stal van Betlehem
  • Jezus wordt in de tempel opgedragen
  • Jezus word in de tempel wedergevonden
De droevige geheimen
  • Jezus bidt in doodsangst tot zijn hemelse Vader
  • Jezus wordt gegeseld
  • Jezus wordt met doornen gekroond
  • Jezus draagt zijn kruis
  • Jezus sterft aan het kruis
De glorievolle geheimen
  • Jezus verrijst uit de doden
  • Jezus stijgt op ten hemel
  • De heilige Geest daalt neder over de apostelen
  • Maria wordt in de hemel opgenomen
  • Maria wordt in de hemel gekroond
Paus Johannes Paulus II, een groot Mariavereerder, voegde aan het begin van het 'Jaar van de Rozenkrans' (2002), daar een vierde vijftal aan toe.

De geheimen van het Licht
  • De doop van Jezus in de Jordaan
  • De openbaring van Jezus op de bruiloft van Kana
  • Jezus' aankondiging van het Rijk Gods
  • De gedaanteverandering van Jezus op de berg Tabor
  • Jezus stelt de eucharistie in
Pius V stelde ter herdenking van de overwinning op de Turkse vloot bij Lepanto in 1571 voor 7 oktober een feestdag in voor Maria, later geworden tot de feestdag van Maria van de Rozenkrans.
De maanden mei en oktober staan in de westerse kerk ook bekend als 'Mariamaanden', de laatste specifiek voor de Rozenkrans.

Zie verder twee voorbeelden van een Madonna van de Rozenkrans:
- CARAVAGGIO
- ALONSO CANO

Iconografie

De positie van Maria in de christelijke kunst was uiterst bescheiden. Ze werd meestal afgebeeld in de orante-houding, zonder bijzondere opsmuk of lichaamskenmerken. Zij droeg kleding afgeleid van die van Romeinse vrouwen, soms met sluier om haar hoofd. Pas in de 5e eeuw kwam daar verandering in vanwege de theologische discussies over de goddelijkheid van haar Zoon.

Kleding

Op schilderijen van bijvoorbeeld een Madonna met Kind draagt Maria vrijwel altijd een blauwe jurk of mantel. Die kleur is daarom symbool geworden voor haar heiligheid, deugd en bescheidenheid. Het gebruikt van blauw voor de kleding van Maria is ontstaan in de 12e eeuw, toen Maria’s verering steeds verder verspreid raakte. Ultramarijn was destijds het duurste pigment en de kerk dicteerde dat dit gebruikt werd voor de afbeeldingen van de maagd Maria. Daarvoor werd Maria vaak afgebeeld in zwarte kleding of andere donkere kleuren. Hiermee werd de rouw van Maria om de dood van Jezus benadrukt. De verandering in kledingkleur benadrukte ook de verandering van de rol van Maria in het geloof. Van de bescheiden moeder van Jezus werd Maria zelf steeds meer aanbeden. Ook werd blauw symbool voor de puurheid, de maagdelijkheid van Maria. Het blauw van haar (boven)kleding symboliseert daarmee het hemelse en vormt een contrast met haar rode (onder)kleding, de kleur van de aarde en het bloed.
Afbeeldingen van een naakte Maria zijn zeer ongebruikelijk en komen alleen in de moderne tijd voor. Zie bijvoorbeeld de Madonna van Edvard Munch uit 1894-95.

Bloemen

De lelie, een van de meest polyinterpretabele bloemsymbolen, wordt in verband gebracht met zowel vroomheid, reinheid, onschuld, voorspoed, genade en koninklijkheid als (vanwege geur en fallische stamper) met vruchtbaarheid (van de aardgodin) en erotische liefde, maar kan ook een negatieve betekenis hebben als (voor)teken van de dood of grafsymbool. In de christelijke kunst werd de witte lelie de madonnalelie genoemd, vanwege de maagdelijkheid van Maria. De aartsengel Gabriël houdt op Annunciatie-voorstellingen vaak een witte lelie in zijn hand. De lelie fungeert ook als attribuut voor Jozef, Joachim & Anna en andere heiligen en kan in dat geval ook ontleend zijn aan woorden van Jezus wanneer hij spreekt over lelies die zonder te werken en te weven er prachtig uitzien (Matteüs 6:28-34 en Lucas 12:27-32). Wanneer de lelie gestileerd wordt weergegeven met drie bloemen fleur-de-lis kan ze ook verwijzen naar de Drie-eenheid. Verwant hieraan is het lelietje-van-dalen, ook wel 'meiklokje' genoemd (mei is ook 'Mariamaand').

Een soortgelijke meerduidigheid vinden we bij de roos. Een van Maria's Latijnse eretitels is Plantatio Rosae in Jericho. In de middeleeuwen werd het plantje 'de roos van jericho' door pelgrims in Europa geïntroduceerd. De plant maakte veel indruk en het duurde niet lang voordat een legende de ronde deed. Tijdens de Vlucht naar Egypte stapte Maria in de vlakte van Jericho van haar ezel om te rusten en met elke voetstap die zij maakte ontsprong er een 'roos' om het kindje Jezus wat zij op haar arm droeg te begroeten. De rozen floreerden tot het moment dat Jezus stierf aan het kruis, maar kwamen weer tot leven op het moment van zijn verrijzenis. De plant, ook opstandingsplant genoemd, kent namelijk twee gedaanten: ze ziet er grauw, grijs en verschrompeld uit, zonder leven, maar als dit bolletje kokend water wordt gegoten, wordt zij binnen een halfuurtje een prachtige, frisse en groene plant, overigens geen echte roos. Arabieren noemen dit plantje Id Fatma Bint el Nabi, 'de hand van Fatima dochter van de profeet (Mohammed)' en de eerste christenen spraken over 'de hand van Maria'. De 'echte' roos is in de westerse traditie symbool van het hart en van vertrouwen, eerbied, respect, genegenheid en herinnering en sacrale, romantische en sensuele liefde. In het christendom kan de witte roos verwijzen naar onschuld, zuiverheid en maagdelijkheid van Maria. Ze wordt beschouwd als de 'koningin (Maria) der bloemen' en kan verder verwijzen naar de rozenkrans. Wanneer op afbeeldingen de blaadjes verwelkt zijn, verwijst de roos gewoonlijk naar Christus' lijden en dood. Tegenwoordig zijn witte rozen zowel gewild in een bruidsboeket als rouwboeket. Een rode roos symboliseert hartstocht, verlangen en weelderige schoonheid en kan verwijzen naar verspild bloed, martelaarschap, dood en wederopstanding (Christus' lijden, dood en verrijzenis). De roos staat ook symbool voor geheimhouding, wat nog te zien is op vroegere biechtstoelen versierd met rozen met vijf bloemblaadjes. Nog steeds worden gesprekken die niet openbaar maar privé zijn, gehouden sub rosa, 'onder de roos'.

De anjer wordt als een goddelijke bloem beschouwd, vanwege de Latijnse naam Dianthus, een verbastering en samenstelling van de Griekse woorden Dios, 'van Zeus' en Anthos, 'bloem'. De bloem staat daarenboven symbool voor hartstocht, verlangen, romantiek en het huwelijk. Renaissanceschilders uit de 15de en 16de eeuw gaven de anjer graag een plekje in scènes met betrekking tot verloving en huwelijk. Ook op religieuze schilderijen is de anjer regelmatig te zien, symbool van Maria als 'Bruid' van de Verlosser of voor het lijden van Christus.

Andere maar minder frequent voorkomende 'Maria-bloemen' zijn de duifachtige akelei (heilige Geest), de iris (kuisheid) en de witgevlekte distel (moedermelk).

Meer informatie

Aparta pagina's zijn gewijd aan:
2016 Paul Verheijen / Nijmegen