Paul Verheijen

JAUME HUGUET

Abdon & Sennen

Heiligencanon

Het heiligen-duo Abdon en Sennen wordt op de liturgische kalender herdacht op 30 juli. Het wordt daarop al vanaf 354 vermeld en is daarmee een van de oudste van de Romeinse liturgie.
De Legenda Aurea doet dat in een kort hoofdstuk als volgt:
Abdon en Sennen stierven de marteldood onder keizer Decius. Toen namelijk keizer Decius Babylonië en nog andere gebieden had onderworpen, trof hij daar enige christenen aan. Hij voerde hen mee naar de stad Corduba en bracht hen daar door allerlei martelingen om het leven. Twee onderkoningen, Abdon en Sennen, haalden hen weg en begroeven hen. Ze werden daarvoor aangeklaagd en aan Decius voorgeleid, en geketend in zijn gevolg naar Rome meegevoerd. Ten overstaan van Decius en de senaat kregen ze het bevel ofwel te offeren en de vrije beschikking over hun bezit terug te krijgen ofwel door de kaken van wilde dieren verslonden te worden. Toen ze weigerden en op het afgodsbeeld spuwden, werden ze naar het theater gesleurd. Twee leeuwen en vier beren werden op hen losgelaten, maar dezen raakten de heiligen niet aan, ze beschermden hen zelfs. Daarop werden ze met het zwaard afgemaakt. Aan hun voeten vastgebonden werden ze weggesleept en neergegooid voor het beeld van de zon. Toen ze daar drie dagen hadden gelegen, nam de subdiaken Quirinus hen op en begroef hen in zijn eigen huis.
Zij stierven de marteldood omstreeks het jaar des Heren 253.

(Legenda Aurea 102,1-8)
En het Roomse Martelaarsboek schrijft op die dag:
Te Rome de heilige martelaren Abdon en Sennen uit Perzië. Onder keizer Decius werden zij met ketenen geboeid nar Rome overgebracht en zijn daar om hun geloof in Christus eerst gegeseld met zwepen, waaraan loden kogels zaten, en vervolgens met het zwaard gedood.
Andere legendarische bronnen melden dat hun relieken heimelijk werden meegenomen in twee tonnen door monniken van het klooster Arles-sur-Tech bij Perpignan. Daar toont men nog altijd de sainte tombe, de heilige doodskist, die in vroeger tijden relieken van de beide heiligen bevat zou hebben. Er zit water in dat nooit opraakt. Daarboven is ingemetseld in de muur het grafmonument van Guillaume Gaucelme: hij werd in 1304 op wonderbare wijze door het water genezen.
Maar de San Marcokerk in Rome claimt ook relieken van hen te bezitten die door Gregorius IV daarheen zouden zijn gebracht.

Afbeeldingen van het duo komen vooral voor in het westelijke Middellandse-Zeegebied, daarbuiten waren Abdon en Sennen minder populair. Duidelijk is dat hun legende bijna alle kenmerken vertoont die gebruikelijk zijn bij het martelaarschap van vele heiligen: de heilige wordt beoordeeld door een heidense autoriteit, ondergaat aanvallen die hem op wonderbaarlijke wijze geen kwaad doen en, met een meer krachtige marteling, sterft.

Retabel

Een belangrijk deel van het werk van Jaume Huguet is verloren gegaan door opstanden die de kerken verwoestten waarin ze stonden. De meeste bewaard gebleven werken zijn panelen van altaarstukken die werden ontmanteld. Het hier afgebeelde altaarstuk van Jaume Huguet is een van zijn best bewaarde altaarstukken, omdat het in al die jaren nauwelijks is verplaatst. De stijl ligt dicht bij de gotiek.

Het altaarstuk bestaat uit zes panelen en een predella:
  • Centraal
    Het grrotste paneel toont Abdon en Sennen. De constructie van de ruimte vertoont traditionele archaïsmen, zoals het gebruik van goud voor de achtergrondhemel waartegen het duo afsteekt. Een complexe bestrating brengt perspectief met een minimaal, maar voldoende gedetailleerd landschap op de achtergrond. OOk het landschap is erg conventioneel, met een waterstroom op de voorgrond en enkele gebouwen die doen denken aan middeleeuwse kastelen, huizen en steden. Herinnerend aan de hofstijl, zijn de twee figuren elegant en lang, met een kap die eindigt in een soort kroon in reliëf van gouden stucwerk en met een glas dat een juweel simuleert in het midden van de kapjes. Zo stelde men zich blijkbaar Perzische prinsen voor. Ze dragen hun zwaarden in hun handen.
  • Linksboven
    Abdon en Sennen voor Decius. De keizer draagt een kroon van middeleeuws type en luistert naar de gevangenen voor een groep mensen die de hele ruimte bezetten en die Huhuet weet te schilderen op een manier die diepte en perspectief toevoegt. Naast de keizer staat een figuur met het uiterlijk van een paus, wat een verwijzing kan zijn naar de vraag naar aanbidding van heidense afgoden die nergens wordt getoond. Een ander personage is een van de bewakers die verschijnt met een tulband in een duidelijke toespeling op moslims. Hier is sprake van een anti-islam houding, aangezien hij een van de bewakers van de tiran vertegenwoordigt en dus een ​​negatieve rol speelt.
  • Linksonder
    Abdon en Sennen in gebed in het theater tussen de drie tamme leeuwen en twee beren. Huguet lost de ruimtelijke compositie in perspectief niet goed op. Het theater is te smal om alle personages te bevatten. Een paus en een persoon met tulband verschijnen weer onder de toeschouwers. De grootte van de personages is naar verhouding onwerkelijk. Dat kan bewust zijn om de heiligen de grootste aandacht te geven.
  • Rechtsboven
    De onthoofding van de heiligen is geschilderd in een omgeving vol personages met een goede compositorische oplossing. Het anti-islam karakter van het werk wordt opnieuw bevestigd, aangezien naast het karakter van de bewaker in het midden van de groep, de voorzittende hoogwaardigheidsbekleder niet langer Decius is, maar iemand anders die ook een tulband draagt. De beul lijkt van Tartaarse afkomst te zijn, een etnische groep die in de middeleeuwen door oorlog in het Middellandse Zeegebied was aangekomen en tot slaaf was gemaakt. Ondanks het drama van de scène behouden alle figuren de expressiviteit die typerend is voor Huguets personages.
  • Rechtsonder
    De heimelijke translatie van hun relieken wordt afgebeeld met een plechtige processie. Twee monniken komen die ophalen in twee vaten op een ezel. De monnik die de ezel leidt, toont zijn verbazing met het gebaar van zijn hand en de vragende blik die hij op de andere monnik richt.
  • Top
    De kruisiging van Christus is geschilderd in landschapsformaat. De personages zijn verdeeld in twee groepen. Aan de linkerkant - rechts van Christus dus de goede kant - zien we zes van zijn volgelingen en links van hem, de 'sinistere' kant, staan vijf personen die zich geen zorgen lijken te maken over wat er aan het kruis gebeurt. Geheel aan de rand staat een bisschop. Stelt Huguet zich hem voor als een hogepriester die Christus' kruisdood wensten? Op de achtergrond zie je de stad Jeruzalem met achter de muren de tempel van Salomo. De stad is omgeven door een gracht met water.
Al deze zes panelen hebben vergulding in het bovenste gedeelte met bloemvormen. De goudkleurige gipsen lijst toont afwisselend de wapenschilden van Barcelona en Terrassa. De reden waarom het wapen van Barcelona daar verschijnt, is omdat Barcelona in 1391 landrechten op Terrassa had verworven en ze net op 21 februari 1459 had vernieuwd.

Een bijzondere aspect van dit retabel is de dubbele aanroeping van twee paar heilige martelaren.

Cosmas & Damianus

De medische heiligen Cosmas en Damianus op de predella moesten de gevolgen van de 15e-eeuwse pest verzachten, waardoor het altaarstuk naast de liturgische functie ook een praktische waarde kreeg. Huguet schilderde drie scènes. Centraal staan de heiligen met hun attributen. Ze zijn nauw verbonden met Abdon en Sennen erboven, door dezelfde centrale locatie en dezelfde compositie in een vergelijkbare, zij het kleinere, setting.
Links zien we hun executie en rechts het postume wonder van het zwarte been.
Jaume Huguet (1412-1492)
Retaule dels sants Abdó i Senén (1459-60)
Tempera op panelen
Terrassa - Santa Maria
2016 Paul Verheijen / Nijmegen