Paul Verheijen

JODOCUS VAN PONTHIEU

Vita Judoci

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt op 13 december in de omstreken van Ponthieu in Frankrijk de 'heilige priester-belijder' Jodocus.
De 9e-eeuwse Vita Judoci, Sint Joost-legende, opgetekend door een onbekende monnik, is de belangrijkste bron over het leven van deze heilige.

Jodocus (Josse, Jodok, Jobst of Joost) moet een zoon van koning Juthaël van Bretagne en een broer van de heilige Judicaël en van koning Haeloc zijn geweest.
Hij zou kort na 640 afstand hebben gedaan van al zijn rechten op de troon, priester zijn geworden en een tijd lang in dienst hebben gestaan van graaf Heimo van Poitiers.
Daarna zou hij nu eens als pelgrim rusteloos heen en weer getrokken, dan weer als eremiet hier en daar gehuisd hebben.
Rond 644 leefde hij als kluizenaar te Brahic.
In 652 was Jodocus priester van de Sint Maartenskapel te Runiac en nadien weer kluizenaar op de plaats waar later de benedictijnerabdij Saint-Josse zou verrijzen.
Na een bedevaart naar Rome verbleef hij nog een kort in zijn Bretonse kluis te Runiac en op enkele andere plaatsen en stierf hij circa 669.

Fraaie staaltjes van wonderen:
  • Toen hij eens zijn stok in de grond duwde, ontstond er onmiddellijk een bron.
  • Vier keer achtereen gaf hij een kwart van zijn voedsel weg aan een arme bedelaar, waarvoor God hem beloonde door vier onbemande schepen met voedsel te zenden.
  • Een meisje dat vanaf haar geboorte blind was omdat het kind zelfs geen oogkassen had, werd door zijn toedoen genezen.
    De vader van het meisje goot het water waarin Jodocus zich gewassen had over de huid waar de oogkassen hadden moeten zitten en terstond kon zijn dochter zien.
  • Tegen het eind van zijn leven droeg hij de mis op toen een goddelijke hand zijn kelk zegende.
    Tegelijkertijd kondigde een stem aan, dat spoedig de eeuwige rust zijn deel zou zijn.

Populair

De naam 'Jodocus' is van oorsprong Bretons: Judoc, afgeleid van Judacos (ervaren in de strijd), maar werd later in verband gebracht met het Griekse iodokos (pijlen opnemend, bevattend).
In Hyde Abbey verbleven Jodocus' relieken sinds ongeveer 810.
Lange tijd beweerde men dat zijn lichaam aan geen bederf onderhevig was.
Integendeel, zo nu en dan moest men zijn baard en hoofdharen bijscheren.
Op 25 juli 977 werden zijn relieken teruggevonden om ze vervolgens over te brengen naar Saint-Josse en werd zijn verering door Angelsaksische missionarissen over heel Noord-Europa verspreid.
De abdij van Saint-Josse was in de middeleeuwen een belangrijk bedevaartsoord, ook voor strafbedevaarten vanuit de Nederlanden en Duitsland.
Het gebouw werd tijdens de Franse Revolutie totaal vernietigd, maar de relieken van Sint-Joost konden uiteraard worden gered en bevinden zich nu in een reliekschrijn in het koor van de dorpskerk.
Op dinsdag na Pinksteren wordt deze schrijn in processie naar een calvariebeeldengroep op een nabije heuveltop gedragen.
Een zweetdoek of lijkwade van kostbare oosterse stof uit de tiende eeuw werd in 1922 uit het reliekschrijn verwijderd en bevindt zich nu in het Louvre in Parijs.

Patroon en iconografie

De populaire pelgrimsheilige werd in de middeleeuwen zeer vereerd in kapellen in verschillende plaatsen en aangeroepen als patroon van schippers, pesthuizen, bakkers en blinden.
Hij beschermde tegen vuur, koorts en pest, en waakte over oogst en vee.
Men viert hem op 13 december, vooral in bedevaartplaatsen als Saint-Josse en Sankt Jost in de Eifel.
Op afbeeldingen is hij bijna altijd jong, en gekleed als pelgrim (vaak als Jakobus de Meerdere) met staf en boek als attributen, soms een kroon in de hand; soms als priester.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen