TerminologieAscese en asceetAsceten beleven een vorm van christen-zijn waarin sterk de nadruk ligt op het aspect van de verzaking van aardse dingen en het afzien van verlangens. Vanouds werd hun levenswijze gewaardeerd en aangeprezen als een ideale christelijke levensstaat. Het vroegchristelijk ascetisme gaat terug op antieke (stoïcijnse) en joodse (esseense) vormen, maar vindt vooral zijn oorsprong in bijbelse aansporingen zoals onder meer Jezus' uitspraak om je kruis op te nemen (Marcus 8,34-37) en de aansporing om de wereld en begeerten te bestrijden (1 Johannes 2,16-17). Het Griekse woord askêsis betekent oefening of training en is ontleend aan het spraakgebruik in de stadions en worstelscholen, waar men zich door het lichaam 'in bedwang' te houden voorbereidt op de overwinning. Ook Jezus' uitspraak De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plaats waar Hij zijn hoofd te ruste kan leggen (Matteüs 8:20), speelde een rol om ascetisch te gaan leven. Vooral na het einde van de vervolgingen, toen het ondergaan van de 'rode' marteldood als hoogste uiting van imitatio Christi niet meer mogelijk was, werd het zelf gekozen 'groene' of 'witte' martelaarschap der ascese een bij voorkeur nagestreefd ideaal. Omwille van het Rijk Gods zag men of van sociaal contact, seksuele omgang en huwelijk en van bezit. In het Westen werd lange tijd de individuele ascese beoefend op talloze eilandjes voor de Spaanse, Provencaalse en Italiaanse kusten. Alle asceten streven naar teleioosis, perfectie, volmaaktheid, heiligheid. De onthouding, de ascese, is daartoe middel. De volmaaktheid bestaat uit het bestrijden en overwinnen van de ondeugden, vaak concreet beleefd als 'demonen', en het beoefenen van de deugden. Het laat-antieke pessimistisch levensgevoel zal zeker een rol hebben gespeeld in het ontstaan van het ascetisme. Het ascetisme bleef de eeuwen door christenen aantrekken en boeien. In de iconografie herkent men asceten vooral aan hun rafelige kleding, hun uitgemergelde en onverzorgde verschijning, de woeste omgeving en aan attributen zoals boek, lamp, steen, doodskop, gesels, strooien mat of homp brood. Ook hun isolement werd in de kunst een bekend thema. Mensen die zich in de woestijn terugtrekken en met God en met zichzelf en tegen de duivel worstelen spraken letterlijk tot de verbeelding. Er bestaan zeer veel grote collecties met beschrijvingen van de levens van asceten. Monnik De vroegste voorbeelden vormen mannen en vrouwen die al in de 2e eeuw ongehuwd en bezitloos, verkondigend en bemoedigend in Syrië langs de christelijke gemeenten trokken. Hun technische naam was monachoi (eenlingen; monniken). Anachoreet / (H)eremiet Aanvankelijk werd in Palestina, Syrië en Egypte (vooral rond Thebe) dit bestaan in eenzaamheid (vooral in de woestijnen; anachoreten: zij die naar buiten trekken, of (h)eremieten : zij die in de woestijn verkeren) of in zeer kleine groepen geleid. Cenobiet In het begin van de 4e eeuw ontstonden grote groepen, die in een door regels geordend sociaal verband (cenobieten: zij die in koinos bios, gemeenschap leven) de ascese bedreven in claustra (afgesloten gebieden; klooster). Dit leidde tot het ontstaan van de kloosters, vooral in Egypte en Griekenland. Uit deze levensvorm zouden later de kloosterorden voortkomen. Gyrovaag De meest bewonderde, maar ook vaak bekritiseerde vorm van ascetisme was die van de gyrovagen, zij die in kringen rondtrekken'. Hun gelijkenis met Jezus, die 'niets heeft waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten' (Matteüs 8,20), beleefden zij vooral door hun bezitloosheid zo ver mogelijk door te voeren en rusteloos rond te zwerven. Hun gedrag en verschijning vertonen veel gelijkenis met die van de `hippies' uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Men wantrouwde hen, niet het minst om hun kritiek op de gevestigde kerkleiding. Vaak mengden zich onder hen ook klaplopers en asocialen. Syneisact Een andere door de kerk afgekeurde en fel bestreden vorm was die van de syneisacten, in het Latijn virgines subintroductae: echtelieden die in een ascetische onthouding leefden en die door het weerstaan van de verleiding juist tot de hoogste prestatie kwamen. Encratiet Even felle bestrijding ondervonden de encratieten (onthouders), die in hun trots meenden dat hun uiterst strenge, ascetische levenswijze voor elke christen verplicht was. Kluizenaar / Recluse Men kent vele kluizenaars, onder wie er sommigen zo ver gingen dat zij zich lieten insluiten (reclusen) in kleine vertrekken tegen of nabij kerken en kloosters, van waaruit werd voorzien in hun sobere levensonderhoud. Sommige orden baseren hun regel nog steeds op dit ideaal, bijvoorbeeld de karmelieten, augustijnen en kartuizers. |
||
Apophthegmata PatrumDe Apophthegmata Patrum, uitspraken van de vaders, ook bekend als Gerontikon of Alphabetikon, is een verzameling korte zinnen, waarvan wordt gezegd dat ze afkomstig zijn van deze woestijnvaders. De collectie is uiterlijk aan het einde van de 5e eeuw ontstaan. Zoals een van hun alternatieve titels zegt, zijn de uitspraken alfabetisch gerangschikt. Ze zijn oorspronkelijk in het Koptisch of Grieks geschreven. Ze werden continu bewerkt, aangevuld en vertaald in andere talen. Daarom bevatten de vertalingen ook andere versies en andere uitspraken van dezelfde woestijnvaders. Vanwege hun uniformiteit en perfecte vorm zijn deze geschreven zinnen vrijwel zeker niet letterlijk wat de woestijnvaders zeiden. |
||
SelectieHieronder een alfabetische lijst van dergelijke woestijnvaders met tussen haakjes de liturgische feestdag.
|
||
WoestijnmoedersHet christendom kent niet zoveel woestijnmoeders. Waarschijnlijk waren ze er wel, maar over hen is niets of niet veel bekend. Meestal werd er geschreven door, voor en over mannen. Maar ook woestijnvrouwen en kluizenaressen werden tot voorbeelden voor anderen, leefden hun geloof en hadden leidende rollen in hun gemeenschappen.Over Maria van Egypte weten we iets meer en de Legenda Aurea beschrijft in hoofdstuk 148 het leven van Thaïs van Alexandrië dat in zekere zin lijkt op dat van Maria van Egypte. Thaïs was een rijke, mooie vrouw en courtisane aan het hof van Alexandrië. Ze werd bekeerd door woestijnvader Paphnutius van Heraclea. Ze verbrandde alles wat ze als courtisane had verdiend en vroeg hierna om een passende boete. Toen ze alles verbrand had, ging ze naar de plaats die abba Paphnutius had bepaald. Hij had een vrouwenklooster gevonden, waar hij haar in een kleine cel opsloot. De toegang verzegelde hij met lood, maar hij liet een klein raampje open waardoor haar een bescheiden portie voedsel aangereikt kon worden. Hij gaf opdracht dat de anderen haar elke dag een stukje brood en een beetje water zouden brengen. Toen de grijsaard op het punt stond weg te gaan, zei Thaïs tegen hem: ‘Vader, waar wilt u dat ik het water van mijn natuurlijke behoeften laat lopen?’ ‘In je cel', zei hij, 'zoals je verdient.’ Toen ze ook nog wilde weten hoe ze God moest aanbidden, antwoordde hij: ‘Je verdient het niet God bij zijn naam te noemen en ook niet om de naam van de Drie-eenheid op je lippen te nemen noch ook je handen naar de hemel uit te strekken, want je lippen zijn vol van boosheid en je handen bevuild met smerigheid. Buig je alleen maar neer, kijk naar het oosten en herhaal telkens dit woord: "Gij die mij geschapen hebt, ontferm u over mij!"’Na drie jaar kreeg Paphnutius medelijden en mocht Thaïs haar cel verlaten. Ze leefde daarna nog slechts vijftien dagen, aldus Jacobus de Voragine. In 1890 schreef Anatole France (1844-1924) een roman over haar, waarop Jules Massenet (1842-1912) vier jaar later weer een opera baseerde. De kerkelijke feestdag van Thaïs is op 8 oktober en zij is vanzelfsprekend patrones geworden van prostituees die spijt hebben. |
||
GroepDe hoofdstukken 171-175 van de Legenda Aurea heeft Jacobus de Voragine ontleend aan de Levens van de Vaders en zijn gewijd aan vijf monniken die leefden in het gebied van Scetis ten westen van de Nijldelta. Zij worden 'vader' genoemd naar het verlatiniseerde Syrische woord abbas. Later werd 'abt' ook de benaming van een overste van een klooster. De vijf staan hier niet op hun plaats volgens de liturgische kalender, maar worden door De Voragine na elkaar gepresenteerd.
Abbas Agathon nam drie jaren lang een steen in zijn mond totdat hij geleerd had te zwijgen. Een andere broeder zei bij zichzelf, toen hij toetrad tot de gemeenschap: 'Jij en een ezel, jullie moeten een en hetzelfde zijn. Zoals een ezel slaag krijgt en niet spreekt, onrecht lijdt en niet antwoordt, zo moet jij ook doen.' Weer een andere broeder zei niets toen hij van tafel werd gestuurd. Toen men hem daar later naar vroeg, zei hij: 'Ik heb mij ingeprent dat ik de gelijke ben van een hond: wanneer hij slaag krijgt, gaat hij naar buiten.' Toen men Agathon vroeg welke deugd de meeste inspanning vereiste, antwoordde hij: 'Ik denk dat er niets zo inspannend is als bidden tot God. De vijanden zijn er namelijk altijd op uit iemands gebed te verstoren. Bij andere inspanningen heeft een mens nog een zekere rust, maar wie bidt moet een zware strijd leveren.' Toen een broeder aan Agathon vroeg hoe hij met de broeders moest samenleven, zei hij: 'Zoals op de eerste dag, en hoed je voor eigendunk. Er is namelijk geen ergere hartstocht dan de eigendunk, want zij is de voortbrengster van alle hartstochten.' En verder zei hij: 'Een driftig mens, al zou hij doden tot leven wekken, is God noch mens welgevallig, wegens zijn driftigheid.' Een broeder die driftig van aard was, zei bij zichzelf: 'Als ik alleen zou wonen, zou ik niet zo snel boos worden.' Op een keer, toen hij een kruikje met water had gevuld, viel het om. Hij vulde het voor de tweede keer en het viel weer om. Hij vulde het voor de derde keer en weer viel het om. Hij werd woedend en gooide het vaatwerk stuk. Bij zinnen gekomen besefte hij dat de demon van de driftigheid hem weer misleid had en hij zei: 'Kijk, nu ben ik alleen en toch heeft de toorn het van mij gewonnen. Laat ik dus teruggaan naar de gemeenschap, want werken moet men overal, en geduld en hulp van God zijn overal nodig.' Omgekeerd waren er twee broeders die al vele jaren met elkaar omgingen zonder zich ooit tot toorn te laten verleiden. Op een keer zei de een tegen de ander: 'Laten wij ook eens ruzie maken, zoals de mensen in de wereld doen.' En de ander antwoordde: 'Ik weet niet hoe je ruzie moet maken.' Zijn medebroeder zei: 'Ik leg een baksteen tussen ons in en zeg: "Die is van mij", en dan zeg jij: "Nee, die is van mij." En dat wordt het begin van de ruzie.' Ze legden een steen tussen zich in en de een zei: 'Die is van mij', en de ander zei: 'Nee, die is van mij.' Daarop antwoordde de ene: 'Ja, hij is van jou. Pak hem op en ga.' En ze gingen uit elkaar en slaagden er niet in ruzie te maken. Abbas Agathon was wijs van inzicht, ijverig in het werk, sober in voedsel en kleding. Hij zei: 'Ik heb nooit willen slapen als ik in mijn hart nog een grief tegen iemand had, en ik heb een ander die iets tegen mij had, nooit laten slapen'. Toen Agathon op sterven lag, bleef hij drie dagen lang onbeweeglijk met zijn ogen open. Toen de broeders hem aanstootten, antwoordde hij: 'Ik verschijn voor de rechterstoel van God.' Ze zeiden tegen hem: 'Ben je bang?' En hij: 'Ik heb zo goed als ik kon mijn best gedaan om Gods geboden te onderhouden. Maar ik ben een mens, en ik weet niet of mijn werken de Heer welgevallig zijn geweest.' Ze zeiden tegen hem: 'Heb je dan geen vertrouwen in je werken, dat ze overeenkomstig de wil van God zijn?' En hij: 'Dat matig ik mij niet aan, totdat ik voor Hem gekomen ben. De oordelen van God zijn anders dan die van de mensen.' Toen ze hem nog meer wilden vragen, zei hij: 'Doe me een genoegen en praat niet met me. Ik ben bezig.' En nadat hij dat gezegd had, gaf hij vol vreugde de geest. Want zij zagen hoe hij zijn aandacht concentreerde, zoals wanneer iemand zijn geliefde vrienden begroet. Dit staat in de Levens van de Vaders. (Legenda Aurea 175,1-62) |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |