Paul Verheijen

BRUILOFT IN KANA

Evangelie van Johannes - Wonderlijk - Dionysus - Eerste Testament

Evangelie van Johannes

Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ ‘Vrouw, wat wilt u van Me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’ Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is.’ Nu stonden daar voor het Joodse reinigingsritueel zes stenen watervaten, elk met een inhoud van twee à drie metrete. Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water.’ Ze vulden ze tot de rand. Toen zei Hij: ‘Schep er nu wat uit, en breng dat naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze. En toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde – hij wist niet waar die vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden wisten het wel – riep hij de bruidegom en zei tegen hem: ‘Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!’ Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste teken; Hij toonde zo zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in Hem.
Daarna ging Hij naar Kafarnaüm, met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen, en daar bleven ze een paar dagen.

(Johannes 2,1-12)

Wonderlijk

Deze scène staat gewoonlijk bekend onder de titel Wonder of Bruiloft te Kana. De benaming wonder kan misleidend zijn. Kenmerk van een wonder is (vandaar de naam) de verwondering. Letterlijk is daarvan in de tekst geen sprake, maar de opmerking van de tafelmeester U hebt de beste wijn bewaard tot het laatst! lijkt te wijzen op diens verwondering. Of is hij zo dronken dat hij het verschil tussen water en wijn niet meer proeft of de 'verandering' van water in wijn beschouwt als een goede grap van Jezus waaraan hij graag zijn steentje bijdraagt?

Johannes meldt nadrukkelijk dat de bruiloft plaatsvindt op de derde dag. In bijbelse tekentaal betekent de derde dag de dag van goddelijke redding uit een noodsituatie. Voor Johannes is het de dag van de verrijzenis en dat heeft alles te maken met het uur der waarheid, het uur van leven en dood. Vandaar de opmerking van Jezus: mijn uur is nog niet gekomen.

In het verhaal is er sprake van zes stenen waterbakken ten behoeve van het Joodse reinigingsgebruik, elk met een inhoud van twee tot drie metrete. Deze waren van steen omdat de gebruikelijke poreuze vaten van aardewerk niet zo goed konden worden schoongemaakt, dat zij in cultische zin rein zouden zijn geweest. Is het niet opmerkelijk dat geweldige tempelvaten gebruikt worden bij een bruiloft? Eens te meer wordt hiermee duidelijk dat Johannes geen historische bruiloft beschrijft. Hij schrijft dit verhaal om aan te tonen dat Jezus met dit wonder zijn heerlijkheid openbaarde door een overvloed van wijn te geven. Het verhaal benadrukt waarschijnlijk sterk deze overvloed. Een metreet is 40 liter en omgerekend gaat het dus om 480 tot 720 liter. Johannes vermeldt overigens niet hoeveel gasten op de bruiloft aanwezig zijn.

Dionysus

Waarschijnlijk is dit wonderverhaal beïnvloed door de hellenistische Dionysus-cultus waar men in een bepaalde nacht de openbaring van de Griekse wijngod Dionysos verwachtte door verandering van water in wijn. Jezus, feitelijk slechts gast, verschijnt eigenlijk als gastheer, en daartoe is ook alle aanleiding wanneer Johannes de Doper verderop in dit evangelie spreekt over Jezus als over de bruidegom (Johannes 3,29).
Er zijn meer punten van overeenstemming tussen Jezus en Dionysos om aan toeval te denken. Heet Jezus bijvoorbeeld niet de ware wijnstok (Johannes 15,1)? De wonderdoende bruiloftsgast is zelf bruidegom geworden en de bijbelse voortzetting van Dionysos die op zijn bruiloft met Ariadne door zijn moeder Semele wordt vergezeld.

Eerste Testament

De tekst van Johannes bevat verder duidelijk elementen uit het Eerste Testament. De overvloed van wijn is daar in beeldende taal een teken van de heilstijd zoals bijvoorbeeld bij Jesaja (Jesaja 26,6). In het jodendom ten tijde van Jezus zegt men, dat er in de messiaanse tijd een ezel nodig zal zijn om de oogst van één enkele wijnstok te dragen en één druiventros zal 30 kruiken wijn geven. De beschrijving van de bruiloft te Kana lijkt te verkondigen dat Jezus degene is door wie God de heilstijd laat aanbreken.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen