Broeder Deo gratiasLekenbroeder-kapucijn Felix Porro (1513/5?-1587) wordt door het Roomse Martelaarsboek herdacht op 18 mei.Te Rome de heilige belijder Felix uit de orde der minderbroeders-kapucijnen. Hij onderscheidde zich door zijn evangelische eenvoud en zijn liefde. Paus Clemens XI heeft hem heilig verklaard.Felix is geboren in Umbrië, moest als kind geiten en schapen hoeden met leeftijdsgenootjes. Als introvert herdersjongetje benutte hij zijn vrije tijd om in eenzaamheid te bidden. Dan sneed hij een kruis in een boombast en deed daarbij zijn overweging. Toen hij 12 jaar was werd hij verhuurd bij een heer in Cività Ducale, eerst ook als herder later als boerenknecht. Tijd om te leren lezen en schrijven had hij niet. Zelf zei hij dat hij slechts zes letters had kunnen aanleren: vijf rode en een witte. De rode stonden voor de vijf wonden van Christus en de witte voor de maagd Maria. Het enige boek was voor hem het heilig Kruis. Toen hij 13 jaar was, kreeg hij een ongeluk. Een medeknecht roept hem te hulp bij het inspannen van een koppel jonge ossen. De ossen schrokken van deze voor hen vreemde persoon, ze steigerden en Felix kreeg ze over zich heen, maar hij stond ongedeerd op. Hij knielde neer, dankte God en besloot tegelijkertijd kapucijn te worden in Leonessa. Hij deed zijn noviciaat in Anticoli. De orde stuurde hem vervolgens als bedelbroeder naar Rome. Daar raakte hij bevriend met Philippus Neri en Carolus Borromeus. Hij bedelde meer dan veertig jaar dagelijks in weer en wind ten behoeve van zijn klooster, de mensen telkens dankend met een Deo gratias. Na zijn dood en begrafenis gebeurden er wonderen bij zijn graf. Zijn graf scheidde een olieachtige vloeistof af, door het mamrer heen, en velen vinden genezing wanneer zij met vertrouwen dat vocht gebruiken. Felix kan daarom gerekend worden tot de zogenaamde myroblieten. Zijn relieken bevinden zich in de kapucijnenkerk Santa Maria della Concezione aan de Via Veneto. In 1625 en 1712 volgen zijn zalig- en heiligverklaring als eerste van alle kapucijnerbroeders die na hem zouden volgen. Hij is uiteraard dus patroon van de kapucijnerbroeders en verder van kinderen en moeders. Ten behoeve van een retabel in de kapucijnerkerk in Sevilla beeldde Murillo hem af met het Kind Jezus op de arm. De legende verhaalt namelijk dat Felix eens op een stormachtige avond als gewoonlijk rondzwierf om te bedelen. Er verscheen hem een schitterend kind dat hem een brood als aalmoes gaf en toen met een zegebede verdween. Dat kon natuurlijk alleen het Kind Jezus geweest zijn. Linksonder op het schilderij heeft Murillo een stokbrood gewikkeld in een doek geschilderd. Een andere 'verklaring' voor het Kind is het verhaal dat medebroeders die hem bespiedden hadden gezien dat de Maagd Maria op zijn verzoek het Kind een kostbaar kort ogenblik in zijn armen had gelegd. |
Bartolomé Esteban Murillo (1617-1682)
Felix van Cantalice Olieverf op canvas Sevilla - Museo de Bellas Artes |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |