OpdrachtIn 1612 bestelde de Gentse bisschop Carolus Maes bij Rubens een triptiek over de intrede van Bavo in het benedictijnerklooster om in het hoofdaltaar van de Sint-Baafskathedraal te hangen. Rubens was hiermee zeer vereerd. Hij maakte een ontwerp (zie onder) en schilderde zichzelf als Bavo. Als gevolg van allerlei moeilijkheden, van financiële of inhoudelijke aard bleef het slechts bij een ontwerp. Na Maes volgden er nog twee bisschoppen die zich om het schilderij niet bekommerden. Maar de bisschop daarna, Antonius Triest, bespoedigde uit eigen middelen de voltooiing van het werk. Het uiteindelijke schilderij kwam met flinke aanpassingen pas twaalf jaar later in de kathedraal. Rubens schilderde diens bisschoppelijke wapen (met o.a. hazewinden) onderaan links. |
OntwerpIn het linkerpaneel van het ontwerp zien we drie rijk geklede vrouwen. Het is onduidelijk wie deze vrouwen zijn. Dochter? Zussen? Ze kijken onderdanig en devoot, zoals het bij barokdames past, naar het middenpaneel. Twee vrouwen dragen een kroontje en de derde een grote 'gehoornde' linnen kap, die in de 15de-eeuw in de Nederlanden in de mode was. Rubens kleedde zijn Merovingische personages in middeleeuwse stijl, maar gebruikte daarvoor kostuumelementen die niet bij de juiste periode passen. Het middenpaneel speelt zich af in de Sint-Pieterskerk te Gent. Toen Rubens het drieluik schilderde bestond die kerk niet meer en Rubens zal zich dus op tekeningen gebaseerd hebben. Bavo staat (hij knielt dus niet) in vol ridderornaat, fier en zelfbewust, voor de hem ontvangende abt Floribertus. De abt buigt naar Bavo, naast hem Amandus. In tegenstelling tot de definitieve versie, beheerst Bavo hier de scène. Abt Floribertus staart met opengesperde ogen, angstig ontzet, paniekerig, niet naar Bavo maar naar een ridder op het rechterpaneel. Op het rechterpaneel komt deze op het witte paard aangereden. Voor dit paard liet Rubens zich inspireren door het witte paard dat tweemaal in zijpanelen van het Lam Gods van Van Eyck voorkomt dat in dezelfde kathedraal te bewonderen valt. Het witte paard met opgeheven poot verwijst iconografisch naar de zegevierende Christus op het einde der tijden, of naar diegene die het voorlopig in zijn naam proberen te doen door theocratisch te regeren vanuit Jeruzalem. De ruiter is blijkbaar een boodschapper die een decreet heeft overhandigd aan de Franse koningen Clothar II en zijn zoon Dagobert. Ze zijn aan het discussiëren. Er zijn twee theorieën over de inhoud van dit decreet.
|
EindresultaatHet uiteindelijke altaarstuk is geen triptiek geworden maar een flink gewijzigde samenvoeging van het linker- en het middenpaneel. Van het rechterpaneel bleef niets over. Mogelijk heeft dit te maken met de inhoud van het getoonde edict. Rubens mocht of wilde dit niet schilderen. Het werk werd nu gereduceerd tot twee gebeurtenissen:
Een anekdote vertelt dat Rubens zijn ontevredenheid over het feit dat hij het geplande drieluik niet volgens zijn ontwerp mocht afwerken, uitte door de enige trap in het ontwerp te vervangen door deze twee naar het lijkt onlogische trappen. Rubens zelf vond dit tafereel één van zijn beste doeken. Van picturale wraakneming zal dus waarschijnlijk geen sprake zijn. |
Peter Paul Rubens (1577-1640)
De intrede van de heilige Bavo Olieverf op paneel (ontwerpschets), 107 x 164 (1611-12) Londen - National Gallery Olieverf op doek, 475 x 280 cm (1624) Gent - Sint Baafskathedraal |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |