Paul Verheijen

FERDINAND BOL

Offer van Gideon

Gideonsbende

Gideon is een van de belangrijkste rechters van Israël die leefde in een tijd waarin de Midjanieten en andere nomadenstammen uit het Oosten door hun plundertochten de Israëlieten na de intocht in Kanaan aan de rand van de ondergang brachten.
In het boek Rechters 6-8 wordt beschreven hoe de engel van JHWH afdaalde naar het ouderlijk huis van de jeugdige Gideon, die - verborgen in een wijnperskuip - juist doende was tarwe uit te kloppen, zodat het voedsel niet achterhaald zou kunnen worden door de plunderaars.
De engel droeg hem op de strijd aan te binden met de Midjanieten.
Toen Gideon aarzelde gaf JHWH hem een positief teken dat Ferdinand Bol hier heeft geschilderd (zie verderop).
Hierna begon Gideon met het omhakken van een nabij zijn ouderlijk huis gelegen altaar van Baäl, op de restanten waarvan hij een stier offerde aan JHWH.
Zijn strijd tegen de onder de Israëlieten verbreide Baälscultus bezorgde Gideon, wiens naam ‘vernietiger (van het Baälsaltaar?)’ betekent, de nieuwe naam Jerubbaäl (Baäl strijdt tegen hem).
Na een herhaalde inval van de nomaden verzamelde Gideon mannen uit verschillende stammen rond zich.
Een wonder met een wollen vacht die, op de dorsvloer gelegd, de ene nacht - bij droog weer - alleen bedauwd was en de andere nacht - bij een vochtige lucht - droog bleef, terwijl de grond rondom nat was geworden, garandeerde hem dat God met hem en de zijnen was.
JHWH vond echter het leger van 32 duizend man dat Gideon om zich verzameld had, te groot.
Men mocht eens denken dat met menselijk kracht een overwinning behaald zou worden.
Iedereen die bang was mocht naar huis; 10 duizend bleven er over, maar ook dit aantal vond JHWH te groot.
Daarop volgde een drinktest bij een water: 300 mannen die als honden het water met hun tong hadden opgelikt en niet - zoals de andere 9700 - hadden geknield om te drinken, selecteerde JHWH om ten strijde te trekken, de Gideonsbende.
Gideon gaf hun bazuinen in de ene, en onder kruiken verborgen toortsen in de andere hand, deelde hen in in drie groepen en omsingelde daarmee de legerplaats van de nomaden.
In de nacht staken ze de bazuinen, sloegen op een teken de kruiken stuk, veroorzaakten verwarring en behaalden de overwinning.
De Midjanitische koningen werden gedood.
Het koningschap dat hem werd aangeboden wees Gideon af.

De engel

Ferdinand Bol schilderde een moment uit deze scène:
Gideon was bezocht door een engel en kreeg van JHWH de opdracht de vijand te verslaan.
Hij had om een teken gevraagd dat JHWH werkelijk achter hem zou staan en hij wilde de engel eten aanbieden.
Nadat hij thuis een geitenbokje had klaargemaakt en brood gebakken, bood hij de engel dit eten aan.
De engel vroeg hem het vlees en de broden op een rotsblok te leggen en het kookvocht erover uit te gieten.
Toen raakte de engel van JHWH met het uiteinde van zijn staf het voedsel aan en meteen laaide er een vuur uit het rotsblok op dat het vlees en de broden verteerde. Tegelijk was ook de engel van JHWH verdwenen. Toen begreep Gideon dat het een engel van JHWH was geweest, en hij riep uit: 'Nee, JHWH! Nee, mijn God! Ik heb oog in oog gestaan met een engel van JHWH! Maar JHWH stelde hem gerust: 'Je hoeft niet bang te zijn, je zult niet sterven.'
(Rechters 6,21-23)
Bol heeft de aanraking met de staf en de oproep van God niet bang te zijn samengebald in de figuur van de engel.
De hand van de engel lijkt Gideon - die angstig wegkijkt - gerust te stellen.

Vlies

De christelijk typologische verwijzing van de bedauwde vacht die verderop in het verhaal van Gideon een rol speelt, betrof vanaf Bernardus van Clairvaux de maagdelijke geboorte van Jezus uit Maria.
De wollen vacht waar in het verhaal sprake van wordt in het Hebreeuws gizzah genoemd, letterlijk 'het afgemaaide', waarmee mogelijk niet alleen afgeschoren wol wordt bedoeld, maar ook afgemaaid gras.
In oude Nederlandse vertalingen werd het woord 'vlies' gebruikt.
Zoals de dauw op wonderbaarlijke wijze uitsluitend neerdaalde op het vlies, zo koos Gods genade Maria uit tot moeder van de Verlosser.

Gideon verdiende misschien daarom een plaats op de liturgische kalender en wel op 1 september (samen met Jozua).
Hij werd - niet verrassend - patroon van de Orde van het Gulden Vlies, een exclusieve ridderorde in de 15e eeuw ontstaan met als symbool een kleine gouden ramsvacht met kop en poten, door een ring gehaald, hangend aan een gouden keten.
Ferdinand Bol (1616-1680)
Offer van Gideon (1640)
Olieverf op doek, 83 x 71 cm
Utrecht - Catharijneconvent
2016 Paul Verheijen / Nijmegen