Paul Verheijen

CAREL FABRITIUS

Hagar en de engel

Het bijbelse verhaal


De HEER zag om naar Sara zoals Hij had beloofd, Hij gaf haar wat Hij had toegezegd: Sara werd zwanger en baarde Abraham op zijn oude dag een zoon, op de vastgestelde tijd, die God hem had ge-noemd. Abraham noemde de zoon die hij gekregen had en die Sara hem gebaard had, Isaak, en hij besneed Isaak toen deze acht dagen oud was, zoals God hem had opgedragen. Abraham was honderd jaar toen zijn zoon Isaak werd geboren. ‘God maakt dat ik kan lachen,’ zei Sara, ‘en iedereen die dit hoort zal met mij mee lachen. Wie had Abraham durven voorspellen dat ik ooit een kind de borst zou geven? En toch heb ik hem op zijn oude dag nog een zoon gebaard!’
Het kind groeide voorspoedig op, en toen de dag gekomen was dat het van de borst werd genomen, gaf Abraham een groot feest. Sara zag dat de zoon die Abraham bij Hagar, haar Egyptische slavin, had gekregen, spottend lachte. Daarom zei ze tegen Abraham: ‘Jaag die slavin en haar zoon weg, want ik wil niet dat de zoon van die slavin straks deelt in de erfenis die mijn zoon Isaak krijgt.’ Dit voorstel beviel Abraham allerminst; het ging immers om zijn eigen zoon. Maar God zei tegen hem: ‘Je hoeft je niet bezwaard te voelen vanwege de jongen of je slavin. Alles wat Sara je vraagt moet je doen, want alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht. Maar ook uit de zoon van je slavin zal Ik een volk doen voortkomen, omdat ook hij een kind van je is.’
De volgende morgen vroeg nam Abraham brood en een zak water, legde die op Hagars schouder, gaf haar ook het kind mee en stuurde haar weg. Ze trok de woestijn van Berseba in en doolde daar rond. Toen het water uit de zak op was, liet ze haar kind onder een struik achter. Zelf ging ze een eindje verderop zitten, op een boogschot afstand, omdat ze niet kon aanzien hoe haar kind stierf. En terwijl ze daar zo zat, huilde ze bittere tranen. Maar God hoorde de jongen kermen, en de engel van God riep Hagar vanuit de hemel toe: ‘Wat is er, Hagar? Wees gerust: God heeft je jongen, die daar ligt te kermen, gehoord. Sta op, help de jongen overeind en ondersteun hem. Ik zal een groot volk uit hem doen voortkomen.’ Toen opende God haar de ogen en zag ze een waterput. Ze liep ernaartoe, vulde de waterzak en gaf de jongen te drinken.
God beschermde de jongen, zodat hij voorspoedig opgroeide. Hij leefde als boogschutter in de woestijn. Hij ging in de woestijn van Paran wonen, en zijn moeder koos een Egyptische vrouw voor hem uit.
(Genesis 21,1-21)

Waterbron

Carel Fabritius, die op het hoogtepunt van zijn carrière op tragische wijze om het leven kwam bij de ontploffing van het Delftse kruithuis in 1654, schilderde dit werk kort nadat hij zijn leertijd bij Rembrandt had afgerond. Het is een van de slechts 13 schilderijen die van hem bekend zijn en zijn enige schilderij dat zich nog in een privécollectie bevindt. Fabritius selecteerde dramatische momenten uit de bijbel en de klassieke mythologie, vaak ongebruikelijke onderwerpen die hij in ontroerend menselijke termen behandelde. Hier vestigt hij de aandacht van de kijker op Hagars moment van lijden. Met de meeslepende figuur van de engel die goddelijke hulp biedt op Hagar's donkerste uur, nodigt Fabritius de kijker uit om volledig in het verhaal op te gaan.
Kunsthistorici hebben langetijd het schilderij geïdentificeerd als de eerste van Hagars twee ontmoetingen met een engel (Genesis 16,7-14), vrijwel zeker omdat Ismaël niet aanwezig is in het tafereel. Maar bij de tweede ontmoeting wordt de aanwezigheid van een waterput het dramatische steunpunt van het verhaal: het leidt tot haar redding en uiteindelijk tot de vervulling van Gods belofte. Een factor die voorheen de identificatie van de juiste bijbelpassage bemoeilijkte, was dat vóór de restauratie van het schilderij in 2012 de waterput werd verduisterd door verkleurde vernislagen en niet zichtbaar was voor het blote oog.

De geknielde Hagar, met haar robuuste gestalte, blozende wangen en verweerde handen van middelbare leeftijd die haar arbeid in de zon verraden, doet ook meer denken aan een moeder, dan aan een zwangere slavin. De schaduwen van haar rok zijn gemodelleerd met zware impasto's in warme, blauwgrijze tonen, terwijl de bleke koraal- en blauwtinten van haar gestreepte sjaal zijn weergegeven met zelfverzekerde, levendige streken. Fabritius vestigt de aandacht van de kijker op een rode stoffen zak en een gouden waterfles die helemaal rechts in geweven touw is gewikkeld. Verhoogd door verschillende penseelstreken geladen met dikke verf, wordt het watervat verder geaccentueerd door de techniek van het krassen in de natte verf met de achterkant van het penseel om extra diepte en textuur te creëren. Teder houdt Hagar een dunne, witte zakdoek geklemd tussen haar gevouwen vingers, een conventioneel gebaar van zowel gebed als wanhoop. Berustend in haar verdriet laat ze haar mond op haar handen rusten in een staat van stille overgave. Fabritius schildert als verwijzing naar haar verdriet een vallende traan op haar neus vlak onder haar oog.

Voor de majestueuze figuur van de engel gebruikte Fabritius het volledige scala van zijn schilderkunstige technieken om expressieve effecten te bereiken. Stralen van hemels licht omringen het hoofd van de engel in concentrische kleurenbanden, terwijl halfdoorzichtige lichtstralen uit zijn vorm komen, alsof hij door de waas van zware mist gaat. Zijn zelfverzekerde maar toch intuïtieve penseelvoering draagt ​​bij aan het buitenaardse karakter van de engel en geeft het gevoel weer van een goddelijke verschijning die zich materialiseert in vorm. Fabritius' modellering van de huidtinten met kleurvlekken in beide gebieden van hooglichten en in de begrenzingen van vorm die in schaduw overgaat, draagt ​​bij aan de indruk van een hemelse verschijning die tot stand komt. De linkerhand raakt zachtjes Hagars hoofd aan. De andere hand wijst naar de waterput, de bron van Hagars redding.

Het verhaal van Hagar was een van de meest geportretteerde verhalen uit het Eerste Testament in de Nederlandse kunst, met name door Rembrandt en zijn school, die zich tot het onderwerp aangetrokken voelden vanwege de uitdrukking van een breed scala aan menselijke emoties.

Uitvoerige informatie over dit werk is te vinden op The Leiden Collection.
Carel Fabritius (1622-1654)
Hagar en de engel (±1645)
Olieverf op doek, 158 x 136 cm
The Leiden Collection
2016 Paul Verheijen / Nijmegen