Paul Verheijen

MICHELANGELO

Pietà

Pietà Vaticana

Van de hand van Michelangelo zijn drie beelden bewaard gebleven die als Pietà worden betiteld. De eerste daarvan, ook de meest bekende, staat in de Sint Pieter in Rome-Vaticaanstad (afbeelding links). Op deze Pietà Vaticana is Maria zittend uitgehouwen op een rotsachtige troon, die de tijdgenoten associeerden met de rots waarop Christus' kruis was opgericht. Dit beeld belichaamt in optimale vorm het ideaal dat Micje;angelo nastreefde: een extreme en tegelijk fijnzinnige vereniging van de twee figuren. De op drie plaatsen gebroken lijn van het lichaam van Christus voegt zich naar de plooien van de draperie, ondergeschikt aan het veel dwingender motief van medelijden. Het oppervlak van de groep is perfect glad, gepolijst tot in de kleinste details. Van de drie Piet`'s is dit het meest afgewerkte beeld.
Nadat in 1736 enkele vingers van de Maagd gerestaureerd waren, moest het beeld in 1972 opnieuw grootscheeps worden hersteld, nadat een geesteszieke de Pietà in enkele secondes twaalf keer met een hamer had bewerkt schreeuwend: 'Christus is opgestaan! Ik ben de Christus!'. De slagen van de hamer hadden ongeveer vijftig fragmenten losgemaakt, de linkerarm gebroken en de elleboog verbrijzeld, terwijl de neus op het gezicht bijna was vernietigd, evenals de oogleden. Dankzij het bestaan ​​van talrijke afgietsels was het mogelijk om het werk getrouw te herstellen. Sindsdien wordt de Pietà beschermd door een speciale kogelwerende glazen wand.

Vasari schrijft in zijn Vite in ronkende bewoordingen over dit beeld. Hij geeft bovendien een verklaring waarom Michelangelo dit beeld signeerde met MICHAEL.A[N]GELVS BONAROTVS FLORENT[INVS] FACIEBAT en waarom Maria zo'n jeugdig uiterlijk heeft.
Want de dingen die men zoal gemaakt zag worden leken nergens op als men de zijne [=Michelangelo] ernaast zette. Hierdoor ontstond bij de Franse kardinaal van Saint-Denis, ook wel kardinaal Rouen genaamd, de wens om van de zeldzame talenten van deze kunstenaar gebruik te maken en in deze zo vermaarde stad Rome een aandenken na te laten dat hem, de kardinaal, waardig zou zijn: en hij gaf Michelangelo opdracht voor een geheel vrijstaande piëta; toen deze was voltooid, werd ze in de Sint-Pieter geplaatst, in de kapel van de Madonna della Febbre, waar eens de tempel van Mars stond. Laat geen beeldhouwer, hoe uitzonderlijk goed hij ook is, menen ooit het ontwerp en de gratie van dit werk te kunnen overtreffen of, hoe hij ook zijn best doet, het marmer ooit zo vakkundig en verfijnd te kunnen bewerken en polijsten als Michelangelo het heeft gedaan, want uit deze piëta blijkt ten volle wat de kunst waard is en vermag. Afgezien van de vele mooie details van dit werk, zoals de goddelijke gewaden, valt vooral de dode Christus op; laat niemand menen ergens dermate fraaie leden en een zo kunstig vervaardigde tors te zullen vinden, een naakt waarvan de spieren, aderen en zenuwen op zo verantwoorde wijze over het beendergestel zijn aangebracht, of een dode die meer de dood gelijk is dan deze. Dan is er die bijzonder zachte gelaatsuitdrukking, terwijl de gewrichten en de overgangen tussen de romp en de armen en benen harmonisch zijn, de kloppende aderen goed uitgewerkt, kortom: men staat werkelijk versteld dat een kunstenaarshand op zo goddelijke en passende wijze en in zo bijzonder korte tijd iets zo wonderbaarlijks heeft gewrocht; want het is beslist een wonder dat een aanvankelijk volkomen vormloos stuk steen ooit werd tot iets wat van een volmaaktheid is zoals de natuur die slechts met grote moeite in het vlees pleegt te formeren. Michelangelo legde zoveel liefde in dit werk en ook besteedde hij er zoveel moeite aan, dat hij (wat hij later nooit meer deed bij ander werk) het voorzag van zijn naam, geschreven op de gordel die dwars over de borst van Onze-Lieve-Vrouw loopt; de reden hiervoor was dat toen Michelangelo op zekere dag de kapel binnenliep waar het beeld staat, hij daar een groot aantal vreemdelingen aantrof, afkomstig uit Lombardije, die het werk hogelijk prezen, waarbij een van hen aan een ander vroeg wie het had gemaakt, en deze antwoordde: 'Onze Gobbo uit Milaan.'* Michelangelo stond daar en zei niets, maar het was hem vreemd te moede dat zijn inspanningen aan een ander werden toegeschreven; op een nacht nam hij zijn beitels en een lampje, liet zich insluiten en bracht zijn naam op het beeld aan. En dit werk - deze waarachtig levende figuur - is inderdaad zoals een briljante geest het verwoordde: 'Schoonheid en rechtschapenheid, en smart en medelijden, levend in dood marmer, ach, weent u niet zo luid, want ook al is hij dood, hij zal voortijdig uit deze dood ontwaken: Onze Heer en de bruidegom, zoon en vader van u, zijn enige bruid, dochter en moeder.'
Door alles werd hij een zeer befaamd man. Weliswaar zijn er enige niet al te slimme lieden die beweren dat hij Onze-Lieve-Vrouw te jong heeft voorgesteld, maar weten en begrijpen zij dan niet dat maagdelijke, onbevlekte personen lange tijd een volkomen ongeschonden uiterlijk bewaren, terwijl bij diegenen die veel hebben geleden, zoals Christus, het omgekeerde het geval is? Zo voegde dit werk meer faam en roem aan Michelangelo's talent toe dan alles wat hij voordien had gemaakt.

* Cristoforo Solari (±1460-1527), ook bekend als Il Gobbo (de gebochelde)
Andere bronnen vullen Vasari aan op het punt van het jeugdige uiterlijk van Maria. Mogelijk heeft Michelangelo zich laten inspireren door Dante:
Vergine madre, figlia del tuo Figlio,
umile ed alta più che creatura,
termine fisso d'eterno consiglio.

(O maagdelijke moeder, dochter van
Uw Zoon, zo nederig en zo verheven,
Vanouds het einddoel van Gods eeuwig plan.)
(La Divina Commedia, Paradiso, canto 33,1-3)
Maria's jeugdige uiterlijk zou ook kunnen verwijzen naar de moeder van Michelangelo die stierf toen hij 5 jaar was.

Pietà Bandini

Dit beeld is in strikte zin geen Pietà, maar lijkt gezien de houding van het dode lichaam van Christus eerder op een kruisafneming. Ruimer dan een Piëta is het op te vatten als een bewening omdat ook andere personen dan Maria rouwen om de dode Christus. Het beeld stamt een periode dat Michelangelo geestelijk zeer onrustig was.
We laten Vasari weer aan het woord:
Michelangelo's geest en zijn talent waren niet in staat niets te doen; en aangezien hij niet kon schilderen, begon hij te werken aan een blok marmer waaruit hij een vrijstaande groep van vier meer dan levensgrote figuren wilde houwen, waaronder een dode Christus; dit deed hij voor zijn genoegen en als tijdverdrijf en, zoals hij placht te zeggen, omdat het hanteren van de hamer hem fit hield. Deze Christus werd, na van het kruis te zijn afgenomen, ondersteund door Onze-Lieve-Vrouw - terwijl Nikodemus, zich schrap zettend, achter hen staat en haar helpt - en door een der Maria's, die de moeder te hulp snelt als ze ziet hoe haar krachten het begeven en ze, overweldigd door smart, het niet langer volhoudt; nergens zal men een lichaam aantreffen vergelijkbaar met dit van Christus, dat, met slap neerhangende leden, neerzijgt in een houding niet alleen volkonen verschillend van die van Michelangelo's overige beelden, maar die van alle beelden van alle tijden. Dit zeldzame, want uit één stuk gehouwen werk had veel inspanning gevergd en het was werkelijk goddelijk; maar, zoals ik hieronder nog zal vertellen, het bleef onvoltooid en er ging steeds van alles mee mis, terwijl hij het eigenlijk had bedoeld als onderdeel van zijn eigen grafmonument, aan de voet van het altaar waarbij hij zich dit had gedacht.
[...] Bijna dagelijks werkte Michelangelo, bij wijze van tijdverdrijf, aan het blok marmer waarover we het reeds gehad hebben, dat met de vier figuren, en deze keer brak hij het: dit kwam doordat de steen veel smergel bevatte en heel hard was, zodat bij het beitelen de vonken vaak in het rond sprongen; of misschien kwam het doordat deze man zo streng in zijn oordeel was geworden dat hij nooit tevreden was met wat dan ook: dat dit zo was blijkt uit het feit dat van de standbeelden die hij maakte als volwassen man, er maar weinig voltooid zijn, en dat de door hem geheel voltooide beelden uit zijn jeugd stammen.
Tiberio Calcagni (1532-1565), leerling-beeldhouwer en bevriend met Michelangelo, vroeg hem waarom hij het had stukgemaakt. Michelangelo antwoordde - volgens Vasari - dat hij een hekel aan het beeld had gekregen, omdat zijn dienaar Urbino hem alle dagen hinderlijk aanspoorde het werk te voltooien en dat er bovendien een stuk van een elleboog van Maria was afgebroken en dat er een haarscheur in het marmer zat. Hij had zijn geduld verloren en het beeld gebroken en hij zou het volledig hebben vernield als een van zijn leerlingen hem niet had verzocht het dan liever aan iemand weg te geven. Calgani besprak dit met een zekere Francesco Bandini die Michelangelo 200 gouden scudi beloofde als Calgani het beeld mocht voltooien. Dat vond Michelangelo een goed aanbod. Calcagni zette het beeld weer in elkaar en veranderde er het een en ander aan. Waarschijnlijk voegde hij de figuur van 'een der Maria's' toe. Omdat Calcagni stierf, bleef het werk toch onvoltooid. Het linkerbeen van Christus ontbreekt bijvoorbeeld.

De groep is opgebouwd volgens het piramideschema, met als top de in een capuchon gehulde figuur. Volgens Vasari zou hij Nikodemus zijn, maar Jozef van Arimatea komt evenzeer in aanmerking. OvDe naam Rondanini verwijst naar het feit dat het beeld eeuwenlang op de binnenplaats van het Palazzo Rondanini [ it ] (ook bekend als Palazzo Rondinini) in Rome heeft gestaaner de sculptuur bestaan nog veel meer vragen en interpretaties, zonder dat er duidelijke antwoorden zijn. Zo zou het gezicht van Josef/Nikodemus een zelfportrtet van de oude Michelangelo zijn die in dit beeld dan zou laten zien dat hij de trieste gang van het lichaam van Christus naar zijn graf begeleidt.

Pietà Rondanini

Vanaf 1552 tot in februari 1564 werkte Michelangelo aan zijn laatste beeldhouwwerk. Deze Pietà is mogelijk geïnspireerd op middeleeuwse prototypen waarin Maria en Christus als staande figuren verschijnen, maar oogt daardoor paradoxaal genoeg als modern. Christus maakt zich nauwelijks los uit de vormeloosheid warin hij lijkt weg te glijden. Zijn lichaam maakt een schetsmatige, bijna verminkte indruk. Het verslapte lichaam lijkt in een toestand van gewichtloosheid te verkeren. Op de rand van wat een afgrond zou kunnen voorstellen wordt het tegengehouden door de medelijdende liefde van Maria met wie Christus' dode lichaam lijkt te versmelten.
De al dan niet bedoelde onvoltooide staat van het werk wordt wel beschouwd als het testament van Michelangelo.
De naam Rondanini verwijst naar het feit dat het beeld eeuwenlang op de binnenplaats van het Palazzo Rondanini in Rome heeft gestaan.

De Zuid-Afrikaanse beeldend kunstenaar Marlene Dumas baseerde het hier afgebeelde schilderij op deze Pietà.
Afbeelding: Marlene Dumas (1953) - Hommage to Michelangelo (2012) - Venetië - Palazzo Grassi, Pinault Collectie; olieverf op doek; 50 x 40 cm

Pietà Palestrina

Deze Pietà werd sinds de eerste helft van de 18e-eeuw ook toegeschreven aan Michelangelo. Nu wordt aangenomen dat het door iemand anders is voltooid, mogelijk Gian Lorenzo Bernini. Ook volgens de Galleria dell'Accademia in Florence - waar het beeld zich nu bevindt - is de toeschrijving aan Michelangelo controversieel.

Deze Pietà stelt drie figuren voor, een van hen het lichaam van Jezus Christus. Met grote moeite wordt het sterke neerzakkende lichaam van de dode Christus omhoog gehouden.
Het beeld stond oorspronkelijk in een kamer naast de Santa Rosalia-kerk in Palestrina en was eigendom van de familie Barberini. Volgens sommige bronnen is het gemaakt in 1556.
Michelangelo Buonarroti (1475-1564)
v.l.n.r.
Pietà (1498-99)
Marmer, 195 cm
Rome - San Pietro
Pietà Bandini (1545-55)
Marmer, 226 cm
Florence - Museo dell' Opera del Duomo
Pietà Rondanini (1564)
Marmer, 190 cm
Milaan - Castello Sforzesco
2016 Paul Verheijen / Nijmegen