Paul Verheijen

RAFAËL

Bevrijding van Petrus

Visionaire bevrijding

De bevrijding van Petrus wordt door Lucas in de Handelingen van de apotelen als volgt beschreven:
Koning Herodes liet ook Petrus aanhouden - dat was tijdens het feest van het Ongedesemde brood. Na de arrestatie sloot hij hem op in de gevangenis, waar hij hem door vier groepen soldaten van steeds vier man liet bewaken, met de bedoeling hem na hety pesachfeest ten overstaan van het volk te berechten. Terwijl Petrus onder zware bewaking zat opgesloten, bleef de gemeente vol vuur voor hem bidden tot God. In de nacht voordat hij voorgeleid zou worden, lag Petrus te slapen tussen twee soldaten, aan wie hij met twee kettingen was vastgeketend. Ook voor de deur van de kerker stonden bewakers. Toen verscheen plotseling een engel van de Heer en een stralend licht vulde de hele ruimte. De engel stootte Petrus aan om hem wakker te maken en zei: 'Vlug, sta op.' Meteen vielen de ketens van zijn handen. De engel zei tegen hem: 'Doe je gordel om en trek je sandalen aan.' Dat deed hij. Daarop zei de engel: 'Sla je mantel om en volg mij.' Petrus volgde de engel naar buiten, maar zonder te beseffen dat de dingen die de engel liet gebeuren werkelijk plaatsvonden; hij meende een visioen te zien.
(Handelingen van de apostelen 12,3b-9)

Droom en werkelijkheid

De fysionomie van Petrus herinnert vaag aan die van de baarddragende paus Julius II die de opdracht voor de fresco's had gegeven.
Vermoedelijk verwijst het fresco naar de door zijn dood op 21 februari 1513 van zijn aardse boeien verloste paus.
Deze paus - Giuliano della Rovere voor zijn pontificaat geheten - was kardinaal van de San Pietro in Vincoli (Petrus' Banden) in Rome alwaar de ketenen die Petrus gevangen hielden als reliek worden bewaard en vereerd (zie 'Feestdag' hieronder).
Rafaël houdt zich trouw aan de vertelling in de Handelingen van de apostelen (zie boven).
Centraal in de hele scène staat het licht dat uit vijf verschillende bronnen straalt: maan, dageraad en fakkels links, en de engel midden én rechts.
Oneindig vaak wordt dit weerkaatst in het metaal van de wapens en de harnassen van de bewakers.
Het centrale fonkelende licht heeft iets bovennatuurlijks en is een van de vroegste tegenlicht-effecten in de schilderkunst waar kunstenaars als Caravaggio en Rembrandt later zo bekend door zijn gewordern.
Het donkere traliewerk maakt het licht erachter extra intens.
Sommige kunstcritici vinden dit fresco het fraaiste nachtstuk van de hele schilderkunst uit de renaissance.
Zie bijvoorbeeld Vasari in zijn Vite hieronder.

Giorgio Vasari

De Stanze di Raffaello worden door Vasari in zijn Vite uitgebreid beschreven.
Over dit fresco schrijft hij:
Hier heeft Rafaël zich op het gebied van de architectuur zozeer in acht genomen en heeft hij het ruwe bouwsel van de kerker zo treffend weergegeven dat andere schilders alleen maar verward lijken waar hij louter schoonheid biedt, want hij heeft steeds getracht de geschiedenissen zo uit te beelden als ze staan beschreven, en er bevallige en voortreffelijke details in aan te brengen, en zo toont hij hier de verschrikkingen van een kerker: hij laat zien hoe, tussen twee soldaten, deze grijsaard in ijzeren boeien ligt vastgeklonken, hoe de bewakers loodzwaar slapen en hoe de helle schittering van de engel in de duistere schaduwen van de nacht het gevang tot in de kleinste kleinigheden zichtbaar maakt en de harnassen zo fel doet oplichten, ze zo doet glanzen, dat ze niet zozeer geschilderd lijken te zijn als wel bijzonder werkelijk, ja zelfs gepolijst. Evenveel vernuft en vakmanschap treft men aan in de scène waar Petrus bevrijd uit zijn boeien en onder begeleiding van de engel de kerker verlaat, waarbij Rafaël op Petrus' gezicht duidelijk laat zien dat hij meent te dromen; zo ook wordt men het angstige beven van de overige bewapende bewakers gewaar, buiten de kerker, wanneer ze het lawaai van de ijzeren deur horen, en met een toorts in de hand wekt de schildwacht de anderen, en terwijl hij hen bijlicht wordt het schijnsel van zijn toorts in alle harnassen weerkaatst, en daar waar dit niet doordringt, heeft men nog baat bij het schijnsel van de maan. Doordat Rafaël deze vindingrijke compositie boven het raam heeft aangebracht maakt deze wand een des te donkerder indruk, want als je de schildering bekijkt schijnt het daglicht je tegemoet, en het licht dat is weergegeven in de verschillende schijnsels van de nacht wedijvert zodanig met dit levende licht dat je de rook van de toorts meent te ontwaren zowel als de schittering van de engel en de duistere nachtelijke schaduwen, zo natuurlijk en levensecht dat je nooit zou zeggen dat het om een geschilderde voorstelling gaat, zo passend is hier uitdrukking gegeven aan een zo complexe verbeelding. Op dit werk ontwaart men in de wapenrustingen donkere plekken, flikkeringen, weerspiegelingen en de rokerigheid die ontstaat door de hitte van de fakkel, dit alles opgenomen in een zo doffe duisternis dat Rafaël voorwaar aller meester mag heten; nooit heeft de schilderkunst iets voortgebracht waarin zo getrouw de nacht werd nagebootst, en daarom is dit het goddelijkste werk en wordt het alom als onovertroffen beschouwd.

Feestdag


De Legenda Aurea verhaalt over de ketenen:
Eudoxia, de dochter van deze keizer Theodosius en echtgenote van Valentinianus, reisde naar Jeruzalem om een belofte in te lossen. Daar bood een jood haar tegen een aanzienlijke som twee ketenen aan waarmee de apostel Petrus onder Herodes geboeid was geweest. Toen ze naar Rome was teruggekeerd en ze de Romeinen de eerste augustus zag vieren ter ere van een heidense keizer, deed het haar verdriet dat aan een verdoemd mens zoveel eer werd betoond, maar zij begreep wel dat zij hen niet gemakkelijk van deze gewoonte zou kunnen afbrengen. Ze liet haar gedachten over deze zaak gaan en kwam tot de slotsom dat de feestdag moest blijven bestaan, maar dan ter ere van sint Petrus en dat het hele volk die dag 'Sint Petrus' Banden' moest noemen. Zij sprak erover met de paus, de heilige Pelagius. Met zachte drang brachten zij het volk ertoe de gedachtenis van de vorst der heidenen aan de vergetelheid prijs te geven en voortaan de gedachtenis van de vorst der apostelen te vieren. Toen dit algemene instemming vond, haalde zij de ketenen tevoorschijn die zij uit Jeruzalem had meegebracht en toonde ze aan het volk. De paus van zijn kant haalde de keten tevoorschijn waarmee de apostel onder Nero geboeid was geweest. Toen men deze keten met de andere verbond, ontstond er op wonderbare wijze één keten, alsof het altijd een en dezelfde was geweest. Daarop besloten de paus en de keizerin dat de ondoordachte verering die de mensen aan een verdoemde heiden deden toekomen, ten goede gekeerd moest worden en voortaan Petrus, de vorst der apostelen, moest gelden. De paus plaatste, samen met de keizerin, de boeien in de kerk van Sint Petrus' Banden. Hij bedacht de kerk met vele geschenken en grote voorrechten en bepaalde dat deze dag van nu af overal gevierd moest worden. Aldus Beda, en hetzelfde zegt Sigebert
(Legenda Aurea 106,73-81)
De datum van 1 augustus werd dus gekozen om een feest ter ere van keizer Augustus op die dag te christianiseren. De ketenen die Petrus in de gevangenschap onder Herodes in Jeruzalem had gedragen, werden door keizerin Licinia Eudoxia (422-462) aan Sixtus III (paus van 432-40; feestdag 28 maart) geschonken die al in het bezit was van soortgelijke ketenen die Petrus uit zijn gevangeschap onder keizer Nero in Rome had gedragen en deze ketenen dus aan zijn verzameling kon toevoegen.
De huidige reliek bestaat uit twee stukken: een stuk van 23 schakels met een ring voor om de hals, het andere bestaat uit 11 schakels.

Augustinus schreef over de ketting:
Met recht wordt daarom ook de ijzeren ketting, waarmee eens Petrus was geboeid, door alle christengemeenten hoger dan goud geschat. Als reeds zijn schaduw bij het voorbijgaan zo'n genezende kracht bezat [Handelingen van de apostelen 5,15-16], hoeveel te krachtdadiger zal de keten zijn, die hem heeft geboeid! Gelukzalige boeien! Gij zijt uit hand- en voetboeien in overwinningskronen veranderd.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen