GeslotenIn gesloten toestand zien we op deze triptiek van Jheronimus Bosch twee scènes uit het lijdensverhaal van Christus.Met hun omlijsting door een flinke passe-partout met boog zijn ze relatief klein ten opzichte van de binnenpanelen. De beeldruimte op de voorgrond en aan de hemel blijft grotendeels ongebruikt. Op het linkerpaneel bukt Christus bij zijn gevangenneming op de grond zonder weerstand te bieden. Op de voorgrond heft Petrus zijn zwaard om het oor van Malchus af te slaan. Judas die Jezus zojuist heeft overgeleverd met een kus, verlaat links het tafereel met de geldbuidel op zijn rug gebonden. Op het rechterpaneel zeult Christus met zijn kruis, terwijl Veronica de zweetdoek vasthoudt waarop het gelaat van Christus is afgedrukt. Hier zien we op de voorgrond de beide misdadigers die samen met Christus gekruisigd zullen worden. Beide gaan te biecht bij een monnik en de staande moordenaar is de 'slechte', want hij is geblinddoekt en 'ziet' dus niet wie Christus werkelijk is. De zittende biechtende moordenaar is de 'goede' en gaat ook vertrouwelijker met zijn biechtvader om dan de afstandelijke 'slechte' moordenaar. |
OpenHet Antonius-thema, vooral van dit drieluik, was voor Jheronimus Bosch en zijn navolgers van zeer grote betekenis.Afbeeldingen van Antonius in andere werken van Bosch of zijn atelier zijn duidelijk van deze triptiek afgeleid. Tot in het midden van de 17e-eeuw werden er ontelbaar veel kopieën en imitaties van gemaakt. Er zijn momenteel 12 genotificeerde replica's, kopieën door Bosch zelf of zijn atelier, bekend van de hier afgebeelde originele versie. Klaarblijkelijk was er bij het publiek veel vraag naar dit werk. Als belangrijkste bron voor de uitbeelding van Antonius gebruikte Bosch vermoedelijke het Vaderboeck. In geopende staat toont het drieluik van links naar rechts de belangrijkste fases uit het leven van Antonius Abt. De door een leger gespuis bezochte en afgetuigde Antonius is bij Bosch geen heldhaftige demonenbestrijder, maar een angstige middeleeuwse mens, die slechts in staat is op te zien naar de verborgen, milde Christus in het donkere hol van de onzekerheid. Voor de rest omringt hem boosheid onder het beeld van een heksensabbat. Sleutel tot het hele werk zijn de grisailles op de gesloten panelen (zie boven): uit de boosheid redt slechts vertrouwen op Christus' lijden. Christus en Antonius zijn dan ook in dezelfde gebukte houding afgebeeld op voor- en achterzijde. Op het linkerpaneel zien we Antonius twee keer afgebeeld bij het begin van zijn eremietenbestaan, op het middenpaneel wordt hij bestookt door demonen en op het rechterpaneel komt hij tot innerlijke rust en vrede. Bosch beeldde zo'n grote hoeveelheid bijfiguren en drôleries af dat hoofdfiguur Antonius bijna verdwijnt. Het is niet gemakkelijk al deze figuranten te identificeren en te bepalen om welke scènes uit Antonius' leven het precies gaat. |
LinkerpaneelAntonius is twee keer te herkennen aan zijn eremietenpij.Als gevolg van een duivelse aanval heeft hij zijn bewustzijn verloren. Lopend over een bruggetje (symbool van overgang?) wordt hij daarom ondersteund (gedragen?) door drie personen van wie er twee zijn afgebeeld als antonietenmonnik. Sommige kunsthistorici vermoeden dat de knecht in het rode gewaad een zelfportret van Jheronimus Bosch is. Duivelse aanklagers hurken in het donker van de brug en lezen een verklaring voor. Een gebochelde vogelduivel loopt op 'scheve' schaats over het ijs met een oorkonde waarop protio staat geschreven, waarschijnlijk een afkorting van het Latijnse protestatio, 'verklaring'. De 'verklaring' houdt hier laster in, want een duivel is een belasteraar, Grieks diabolos, in de letterlijke betekenis van zijn naam. Mogelijk verwijst Bosch hier ook naar een al in de 12e eeuw voorkomend Latijns gezegde: Qui currit glaciem, se non monstrat sapientem, 'wie op het ijs loopt, geeft geen blijk van wijsheid'. Op zijn hoofd draagt hij in een omgekeerde trechter (hij laat zich vollopen?) een bladloze verdorde tak met daaraan bungelend een rood (zaad?)bolletje (verdroogde mannelijkheid?). De duivelse aanval speelt zich verder in het bovenvlak af: Antonius is daar in extatisch gebed verzonken en wordt door demonen en duivels door de lucht vervoerd. In zijn omgeving vliegen een wolfsduivel, een demonische ridder die een vis als een soort stormram hanteert, een vliegende zeilboot met een naakt mannetje dat door zijn benen kijkt, een op zijn kop staande levende kruik met een zeis en vliegende vissen. In de gedaante van een herberg (een duivelse uitnodiging om te drinken?) zien we een hurkende reus, een figuur die in de legenden over Antonius een veelvoorkomend motief is. Voor de 'ingang' staat een merkwaardig trio waarvan een valse bisschop de weg lijkt te wijzen. Links zit een grote vis met sprinkhanenpoten en een weerbare staart in een soort strijdwagen terwijl hij een kleinere vis verslindt. |
MiddenpaneelDemonen verschijnen massaal in groepen rond Antonius, maar vallen hem niet aan.Bosch benadrukt daarmee mogelijk dat het bij Antonius gaat om demonen in zijn hoofd. Midden in het beeldvlak knielt de bebaarde Antonius op het fundament van een toren die ooit fier overeind stond, maar nu een door gespuis bevolkte ruïne is, waardoor het fundament een soort platform is geworden. Hij kijkt de toeschouwer aan die hij zegent met zijn rechterhand. In zijn linkerhand houdt hij een drinkkom waarmee hij naar Christus wijst die in een nis eveneens zegenend is afgebeeld naast zijn eigen crucifix. Of is het de linkerhand van de vrouw met de slangenstaart naast hem die de kom aanbiedt aan een non? Op de ruïnetoren zien we in reliëf van boven naar beneden afgebeeld:
Van de drie hoofdfiguren rechts die het platform waarop Antonius knielt gebruiken als tafelblad heeft de voorste een varkenskop en de tonsuur van een monnik. Hij draagt een soort kazuifel en heeft een groot boek in de hand, waaruit hij met behulp van een bril en zijn linker wijsvinger iets (op)leest. Zijn ingwanden puilen bloederig uit zijn rug en we zien een deel van zijn skelet, een niet mis te verstaan teken van zijn vergankelijkheid en dood. Linksonder zien we een reusachtige rode vrucht waaruit een tak steekt waaraan een grauw mannetje in een mand hangt. Dit lijkt een uitbeelding te zijn van de ondeugd ira, woede, die in contrast staat met de deemoed van Christus / Antonius. De rest van het beeldvlak wordt bevolkt door nog meer buitenissige figuren en gestaltes die iconografisch zeer moeilijk zijn te duiden en daarom voer zijn voor allerlei verschillende interpretaties door Bosch-kenners. Op de achtergrond weet Bosch van vuur en vlammen weer een apokalyptisch beeld te schilderen: demonen branden een dorp plat, compleet met kerk. Het Vaderboeck beschrijft hoe Antonius in een visioen ziet hoe kerken worden verwoest door ketters. |
RechterpaneelAntonius zit nu rustig op een zodenbank te lezen in een opengeslagen boek.Hij stoort zich niet door de verschijningen om hem heen en lijkt innerlijke vrede te hebben gevonden. Hij lijkt ook weg te kijken van de vrouw die staat in de gespleten boomstam die op het vrouwelijk geslachtsorgaan lijkt. Antonius is seksueel wellustig niet te verleiden. Op de achtergrond is in de stad een oorlogstafereel afgebeeld. |
Afgeleide werkenDe afbeeldingen van Antonius Abt op de werken van Bosch of op die van zijn werkplaats zijn vaak afgeleid van het drieluik in Lissabon.Antonius verschijnt soms ook op een zijpaneel van een triptiek. In navolging van Bosch werden er tot het midden van de 17e eeuw bijna ontelbaar veel kopieën en imitaties gemaakt die nu verspreid zijn over vele musea. |
Jheronimus Bosch (±1450-1516)
Antoniustriptiek (1500-10) Olieverf op eiken, 132 x 119 cm (middenpaneel), 132 x 53 (zijpanelen) Lissabon - Museu Nacional de Arte Antiga |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |