Paul Verheijen

DIRK BOUTS

Erasmus triptiek

Erasmus van Formia

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt Erasmus van Formia als volgt op 2 juni:
In Campanië de heilige bisschop Erasmus, martelaar. Hij werd onder keizer Diocletianus gegeseld met zwepen, waaraan loden kogels zaten; vervolgens hevig met stokken geslagen en daarna met hars, zwavel, lood, pek, was en olie overgoten, maar hij bleef toch ongedeerd. Vervolgens is hij door Maximianus te Mola met allerlei gruwzame martelingen opnieuw gepijnigd; doch ter versterking van anderen werd hij door God behouden. Ten laatste is hij op de stem des Heren, beroemd om zijn martelaarschap, een zalige dood gestorven. Zijn lichaam is later overgevoerd naar Gaeta.
Volgens de legende vluchtte hij voor de dreigende vervolging uit de stad weg naar de woestijn in de Libanon, waar raven hem voedden.
Dit thema treffen we aan bij de profeet Elia, en de eremieten Paulus en Antonius Abt.
Erasmus ontving echter van godswege bevel om naar zijn zetel terug te keren.
Door een engel werd hij naar Illyrië (de Adriatische kuststrook van het vroegere Joegoslavië en het huidige Albanië) overgebracht, waar hem op bevel van Maximianus Herculius, medekeizer van Diocletianus, nieuwe pijnigingen wachtten.
Hij werd hij met een gloeiende metalen tunica bekleed.
Ditmaal was het de aartsengel Michael die hem redde en hem overzee naar Campania om daar het evangelie te verkondigen.
Hij stierf er in 303 te Formiae (Mola di Gaeta) de marteldood.

Zoals gebruikelijk met legendes twijfelt men aan de betrouwbaarheid ervan, maar in dit geval zelfs ook aan de historiciteit van de held.
De oudste sporen van zijn verering gaan niettemin terug tot in de 6e eeuw.
Deze bloeide vooral op na de translatie van zijn relieken naar Gaeta, waar hij stadspatroon werd, en verspreidde zich vandaar uit over Europa tot in de landen rond de Oostzee.
Hij behoort tot de zogenaamde veertien noodhelpers.

Sint Elmsvuur

Bescherming biedt Erasmus, wiens naam tot Ermo, Elmo, Elmus, Elms, Telmo, Rasl of Agrapau verbasterd werd, vooral aan zeelieden.
Elektrische ontladingen op de scheepsmasten die oplichtende vonken veroorzaken (Sint Elmsvuur), werden in de middeleeuwen geïnterpreteerd als een teken dat de heilige het schip tijdens storm onder zijn hoede had genomen.
Zijn voornaamste attribuut werd een nautisch intrument: een lier of windas met daaromheen een ankertouw gewonden.
Waarschijnlijk verkeerd geïnterpreteerd door mensen die van zeevaart geen verstand hadden, werd deze lier aanleiding tot een fantastische marteling die in de legendes niet is terug te vinden: men zou hem, uitgestrekt op een folterplank, de darmen uit het lijf gedraaid hebben.
Dit is een fraai voorbeeld hoe de christelijke iconografie een hagiografie kan beïnvloeden.
Men kan Erasmus nu dus behalve bij zeeziekte ook aanroepen bij buikpijn of weeën en Erasmus werd ook patroon van spinners en draaibankwerkers.

In de kunst

Meestal wordt Erasmus als bisschop afgebeeld met staf en mijter, soms met een ketel (waarin hij gekookt zou zijn) of met priemen (die men hem onder de nagels stak).
Vanaf de 15e eeuw heeft hij meestal zijn windas met touwen of darmen in de hand.
Deze voorstelling bleef in trek tot in de 18e eeuw.
Het middenstuk van de hier afgebeelde triptiek toont op de zijluiken Hieronymus en Bernardus van Clairvaux.
Het middenpaneel toont in een fraaie cirkelcompositie de beulen aan de as, de keizer met zijn gevolg en het uitgestrekte lichaam van de lijdzame Erasmus.
Aan het hoofdeinde van zijn folterbed ligt zijn bisschopsmijter.
Elk spoor van wreedheid is hier afwezig.
Dirk (Dieric of Theodorik) Bouts (circa 1410-1475)
Erasmustriptiek (1458)
Olieverf op panelen, 82 x 143 cm (middenpaneel) en 34 x 143 cm (zijpanelen)
Leuven - Sint Pieterskerk
2016 Paul Verheijen / Nijmegen